• No results found

H.4 Resultaten en Analyse

4.2 De Zilverlinde

4.2.1 Beschrijving locatie

In het dagbestedingscentrum De Zilverlinde komen mensen met een ernstige verstandelijke

beperking. Hun eigen regie betreft voornamelijk het kiezen van eten. Verder komen bij De Zilverlinde ook mensen met een lichte verstandelijke en/of meervoudige beperking. Ongeveer tachtig cliënten en vijftien medewerkers werken op dit dagbestedingscentrum. Het is een oud gebouw dat bestaat uit twee delen: het zogenoemde boven en beneden. Enkele treden houden de twee delen van h et gebouw gescheiden. Bij binnenkomst zit er een cliënt achter de balie die de receptiefunctie bemand. Welke cliënt achter de balie werkt kan per dag verschillen. Het gebouw heeft verschillende lokalen waarin verschillende activiteiten plaatsvinden. Er zijn dan ook verschillende groepen voor elk lokaal. Zo is er de tuingroep waar cliënten onder andere de tuin in orde houden, dieren voeren en

vogelhuisjes maken. Ook is er een bakgroep. Hier maken cliënten onder andere taarten voor een theehuis. Ook zijn er twee structuurgroepen, groepen met een zoveel mogelijk vaste dagindeling waardoor de voorspelbaarheid groot is en verstoringen beperkt zijn. Dit biedt houvast en zekerheid. Deze groepen zijn voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking. Bij deze groepen ligt de nadruk op beleving en wordt er bijvoorbeeld op een springkussen gesprongen of gesnoezeld in de snoezelruimte.

De dag begint voor de begeleiders om kwart voor negen/negen uur. De ochtend begint voor elke groep vrijwel hetzelfde: met koffie, thee en/of limonade. Bij de structuurgroep praten de

43 meeste cliënten niet of zeggen willekeurig opeens een woord, zoals “Pindakaas!”. Soms kan een cliënt veel kabaal maken. De tafels in het lokaal van de structuurgroep staan in de vorm van een halve cirkel, met een gat aan het rechte gedeelte van de tafel. Eén van de cliënten wordt naar de stoel in dit gat begeleid. Het houdt haar rustig. Ieder moment heeft zij de mogelijkheid om de tafel weg te duwen en weg te gaan. Als zij staat en rond kan lopen gaat zi j vaak aan mensen zitten en is zij de hele tijd in de weer. Aan deze cliënt wordt in de ochtend limonade gegeven. De andere cliënten pakken dit zelf. De begeleiders praten met elkaar over hun weekend, over het nieuwe kapsel van een van de cliënten en over familieproblemen. Na ongeveer een half uur staan de begeleiders op: “Kom jongens we gaan naar buiten, wandelen!”. Een deel van de cliënten wordt geholpen met het aantrekken van de jas, de rest doet dit zelf.

Wandelen wordt in de structuurgroep meestal twee keer op een dag gedaan. Eén van de cliënten zit dan in de rolstoel, omdat zijn ouders bang zijn voor een epileptische aanval. Ook zou deze cliënt snel de neiging hebben om weg te lopen. Tijdens he t wandelen wordt er gezongen: “In de maneschijn, in de maneschijn”. Af en toe wordt door de cliënten een woord in het liedje

meegezongen. Van de meeste cliënten wordt door de begeleiders een hand vastgehouden. Een cliënt loopt zelf voorop, en kent grotendeels de weg. Zo nu en dan moet hij wat bijgestuurd worden . Na het wandelen worden er boodschappen gedaan.

In de middag wordt er een broodje gegeten. Cliënten hebben in de structuurgroep geleerd dat kloppen op tafel betekent dat zij aandacht willen. Dus pas als een cliënt op tafel klopt zegt de begeleider “Piet, je klopt! Wat is er?”. Vervolgens kan de cliënt wijzen op bijvoorbeeld brood “Wil je een broodje Piet? Oké, nou pak maar”. En dan pakt de cliënt een broodje. Vervolgens moet de cliënt het gebaar maken van smeren. Dit gebaar houdt in dat je met een platte vuist op een platte hand een smeerbeweging maakt. Dat betekent dat de cliënt graag wil dat iemand zijn broodje voor hem smeert: “Oké Piet, wat wil je op je brood?”. De cliënt tikt dan beleg aan, waarna de begeleider zijn brood smeert en snijdt. De cliënten maken deze gebaren echter niet altijd. Soms trekt een cliënt aan het shirt van de begeleider. De begeleider zegt dan: “Als je aandacht wil Piet, wat moet je dan doen?”. Meestal klopt de cliënt dan op tafel waarna de begeleider zegt: “Piet je klopt! Wat is er?”. Zo kan het per broodje bij een cliënt gaan. Niet elke cliënt kan kloppen op tafel. Voor deze cliënten wordt dan het brood al gesmeerd. Niet elke cliënt heeft ook de hulp van de begeleider nodig om brood te smeren. Zij smeren het zelf. Het is van de cliënt afhankelijk wat er voor ze gedaan wordt. Er is ook een cliënt die niet mee wil eten als iedereen gezamenlijk aan het eten is. Deze cliënt staat dan meestal voor het raam naar buiten te kijken. De begeleiders zijn erachter gekomen dat deze cliënt wel wil eten als iedereen klaar is. Dan zit na het eten alleen de cliënt met een begeleider aan tafel met een belegd broodje voor zijn neus. Meestal staart de cliënt in het begin naar zijn eten en eet het niet op. “Hij doet dit altijd. Dan moet ik met zijn bord weglopen, anders gaat hij niet eten”. De

44 begeleider pakt dan het bord en loopt weg. De cliënt maakt een geluidje, staat op en loopt achter haar aan. De begeleider legt het bord weer op tafel en de cliënt begint te eten.

In de bakgroep van De Zilverlinde bakken cliënten taarten en koekjes. Deze groep, is van een hoger verstandelijk niveau. Hun dag begint net zoals de andere groepen met een kopje koffie, thee en/of limonade. De thee en koffie zetten ze zelf. Iedereen zit aan een grote tafel en praat met elkaar. De begeleider pakt dan een map en bespreekt wat er die dag gedaan moet worden. Zo heeft een theehuis bijvoorbeeld twee appeltaarten en een notentaart nodig. Di t wordt dan op die dag gemaakt. Iedere cliënt heeft een taak. Een paar cliënten maken deeg en de anderen schillen de appels. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden van een cliënt. Als er een dag weinig bestellingen zijn, mogen de cliënten zelf kiezen uit bakboeken en mappen wat er nog meer gemaakt kan worden. Dit vinden ze erg leuk. Uiteindelijk neemt de begeleider de eindbeslissing over wat er gebakken gaat worden.

Gedurende de dag is er op de bakgroep een gezellige sfeer. De cliënten maken grapjes en lachen met elkaar. Er worden opmerkingen gemaakt als “Hé kale!” of “Hé wil je ook een pilsje?”. Dit gaat dan gepaard met veel gelach. Als het naar het idee van de begeleider te druk wordt, worden de cliënten door de begeleider aangesproken dat het wel even wat rustiger kan. Bij mooi weer kunnen de cliënten tijdens de pauze naar buiten, de grote tuin in. Er wordt dan met de bal overgegooid en geschommeld. Tijdens de pauze komen cliënten van andere groepen ook naar buiten. Zo staat een jongen van een andere groep met een koptelefoon op hardop mee te zingen met een nummer van Michael Jackson. Iedereen kan meeluisteren en meekijken naar de danspasjes die daarop volgen. Tijdens de pauze rookt de begeleider buiten een sigaret. Andere be geleiders praten met elkaar.

4.2.2 Eigen regie De Zilverlinde

Bij De Zilverlinde zijn de keuzes voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking klein. Zij mogen zelf bepalen wat zij willen eten en drinken. Veel meer dan deze keuze, is niet mogelijk. Binnen Odion wordt er gebruik gemaakt van pictogrammen (picto’s). Dit zijn zwart-wit plaatjes die bepaalde voorwerpen, feestdagen of activiteiten middels eenvoudige tekeningen uitbeelden. De structuurgroep maakt ook deels gebruik van pictogrammen, maar merkte dat het gebruik van bepaalde foto’s beter hielp. De begeleiders van de structuurgroep hebben deze plaatjes overgenomen van de kindergroepen binnen Odion. De begeleiders leren sommige cliënten hier bepaalde vaardigheden mee. Zo leren begeleiders aan cliënten dat ze het plaatje van de WC moeten pakken als ze naar de WC moeten. Dan pakt een cliënt het plaatje van het bord en laat het aan de begeleider zien: “Moet je naar de WC Piet? Nou ga maar!”.

Niet iedere cliënt kan dit echter. Ook niet iedere cliënt wordt geholpen als hij/zij naar de WC moet. De plaatjes worden ook gebruikt voor spelletjes. Als een cliënt wil spelen met speelgoed, dan

45 pakt de cliënt het plaatje met daarop de spelletjes en laat dit aan een begeleider zien. De begeleider bepaalt dan of de cliënt wel of niet een spelletje mag uitzoeken: “Nee, Piet, nu geen spelletje, we gaan wandelen”. Om als cliënt aan te kunnen geven wat hij/zij wil eten, wordt er gebruik gemaakt van gebarentaal. Zo kan een cliënt kenbaar maken wat hij/zij wil, zonder dat de begeleider van tevoren ervan uitgaat dat de cliënt wil dat zijn/haar brood gesmeerd wordt. De cliënten mogen in principe bepalen hoeveel zij eten. De begeleiders houden het daarentegen wel in de gaten: “Hé vriend, dat wordt al je zesde broodje, het is nu wel goed zo”.

Bij de bakgroep is er per dag afgesproken welke cliënt de telefoon van hun lokaal opn eemt en wie wanneer afwast en afdroogt. Deze lijsten hebben zij zelf opgesteld. Als er geruild moet worden, kunnen zij dit met elkaar regelen. Zij kunnen dus beslissen over welke taken zij hebben. Een cliënt gaf daarentegen wel aan dat de meeste niet willen afwassen en dat zijzelf daarom vaak deze taak maar op zich neemt.

Bij de bakgroep gaat een vaste begeleider weg. Deze begeleider gaat bij een andere groep in De Zilverlinde werken. Er moet daarom een nieuwe medewerker aangenomen worden. De cliënten mogen meebeslissen over wie de nieuwe medewerker wordt. Eén van hun begeleiders vertelde hierover:

“Ze hadden een grote tafel gemaakt, alle cliënten zaten daar omheen, ze hadden de vragen van te voren bedacht met z’n allen, en eentje die stelde de vragen, en eentje die schreef de antwoorden op (…) en als ie klaar was met antwoord opschrijven dan gaf ie een seintje aan zijn collega van je kan de volgende vraag doen. (…) En na ja ze vonden het allemaal heel erg leuk dat zij daar ook een stem in krijgen. Want het is wel hun begeleider.” (Respondent 7). De cliënten vertelden zelf dat ze het leuk vonden om hier een stem in te mogen hebben. Een cliënt gaf echter aan dat zij het wel vervelend vond dat er zoveel verschillende mensen met hun kwamen bakken: “Het is wel anders hier zo voor afscheid, nieuwe mensen gaan weg, is moeilijk. Gaan best wel vaak mensen weg.” (Respondent 14).

Bij De Zilverlinde kunnen cliënten wisselen van activiteit. Cliënten uit de bakgroep mogen er bijvoorbeeld voor kiezen om te werken in de tuingroep. Cliënten kunnen dan een paar dagen stage lopen op deze nieuwe groep. Als een cliënt dit leuk vindt, kan de cliënt ervoor kiezen om op de nieuwe groep een paar dagen in de week te werken.