• No results found

H.4 Resultaten en Analyse

4.1 Goede zorgverlening en eigen regie

Veertien aspecten komen naar voren als het gaat om goede zorgverlening: respect; oprechte aandacht; uitgaan van de wensen en behoeften van een cliënt; samenwerken met de cliënt; kansen geven; inleven en empathie; laten uitproberen; kwaliteiten achterhalen; goed leven; normaal leven; cliënt goed kennen; de cliënt blij naar huis laten gaan; naar de cliënt luisteren; en de rek in

mogelijkheden bij cliënten opzoeken. Geboden zorg en ondersteuning gericht op de cliënt zelf, lijkt van belang bij goede zorgverlening. Ook het zoveel mogelijk uit de cliënt zijn/haar mogelijkheden halen en de rek daarin opzoeken, is belangrijk. Goede zorgverlening is echter niet altijd datgene doen wat de cliënt wil dat de begeleider doet. Volledig uitgaan van de wensen en behoeften van een cliënt is dus niet altijd gelijk aan goede zorgverlening. Wat daarentegen belangrijk is, is de samenspraak tussen cliënt en begeleider. Het gaat erom dat aan de cliënt uitgelegd wordt waarom de begeleider een bepaalde keuze maakt:

“Met respect naar de cliënt, die eigen regie zo veel mogelijk de kans geven en daar waar echt gevaar is of daar waar je echt die grenzen bereikt, inderdaad door middel van samen met die cliënt te kijken naar goede zorg. En soms is die het er niet mee eens, maar hé, dan kan je wel zeggen ik heb dit overwogen, en daarom ga ik nu met jou dit en dit doen.” (Respondent 11). Om goede zorgverlening te kunnen bieden, moeten begeleiders de cliënten goed kennen. Als een begeleider de cliënten kent kunnen ze zien wanneer een cliënt wel of niet goed in zijn/haar vel zit. Hier kan vervolgens de zorg en ondersteuning op aangepast worden. Iedere cliënt moet wel de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen:

“Ik denk dat je altijd die rek moet opzoeken, en dat is dus die eigen regie. Tot waar voelt die cliënt zich prettig. Want het is dan ook de angst zeg maar, en aan de andere kant, cliënten hebben ook geen behoefte om zich in de steek gelaten te voelen, (…)sommige zeggen ook tegen je van doe jij maar, na ja oké dat is ook helemaal niet erg als ik dingen doe, als het

41 maar om die samenspraak gaat. (…)En je kan dingen ook kleiner maken, de keuze uit twee, zeggen wat wil je eten, ja wat wil je eten, geen idee. En je kan het zo klein maken als ‘wil je brood of pasta?’. En als dat lukt, moet je altijd op zoek gaan naar drie keuzes. En daar die grens, altijd die rek zoeken. Ik vind dat je dan oprecht kan zeggen ik bied goede zorg, en ik heb gekeken waar de eigen regie mogelijk was.” (Respondent 11).

Ondanks de mogelijke problemen die een cliënt op zijn/haar pad kan krijgen door activiteiten uit te proberen, moeten begeleiders cliënten durven los te laten om door ervaring te leren. Bij goede zorgverlening kan daarom gesproken worden over het begrip eigen regie. Het gaat erom dat cliënten zelf zoveel mogelijk de ruimte krijgen om iets te proberen:

“Eh [je moet] wel kijken naar de kwaliteiten van de cliënt. Iemand kan misschien bijvoorbeeld heel slecht lopen, maar wil iets behalen. Maar niet die dingen uitsluiten. Wel proberen, net als jij en ik. Ja dat vind ik wel belangrijk.” (Respondent 5).

Aspecten van goede zorgverlening die genoemd worden door de respondenten komen daarom overeen met wat volgens de respondenten eigen regie inhoudt. Volgens alle respondenten is eigen regie een belangrijk aspect van goede zorgverlening. Over het algemeen kan gesteld worden dat de respondenten eigen regie beschouwen als zelf beslissingen kunnen nemen over het eigen leven, hoe klein deze keuze ook is. Daarom moeten begeleiders een cliënt activiteiten laten uitproberen, kijken naar de wensen en behoeften van een cliënt, kansen geven, de kwaliteiten achterhalen en de rek in mogelijkheden opzoeken. Het gaat om wat mogelijk is voor een cliënt:

“Nou als iemand zegt van eh ik wil in eh, ik wil schilder worden dan laat ik diegene

bijvoorbeeld schilderen, daarmee wil ik de cliënt laten zien van dat lukt dus niet. (…) Maar zo kan hij wel zelf ervaren dat het niet lukt. Dat is niet mijn ding. Diegene met wie ik dat hier zou willen doen zou dat wel kunnen toegeven. Dat denk ik wel. (…) Ik laat het ze zien en ik laat het ze wel doen.” (Respondent 3).

Eigen regie is ook zelf kunnen bepalen wat er in je eigen huis gebeurt:

“Wat er in mijn huis is dat bepaal ik zelf wel en wat ik wil hebben dat is het probleem niet. Hoe ik het hebben wil, weet ik, en niet dat iemand komt en zegt van dit en dit gaan we doen. Het is mijn huis en tot hier niet verder.” (Respondent 20).

Als een begeleider deze keuzes voor iemand bepaalt, dan kan dit bemoeizorg genoemd worden. Volgens de respondenten is het aan de cliënt om ervoor te kiezen dat het huis bijvoorbeeld een rommel is. Bemoeizorg houdt dus in dat een begeleider de eigen regie van een cliënt beperkt:

42 “Dus in de wat ik net benoemde bij de cliënt die naar mij mening niet zulke goede voeding meeneemt, ja ik denk dat ik dan bemoeizorg ga plegen op het moment dat ik een mailtje of zijn ouders bel. Kijk hij vraagt daar niet om en hij voelt zich daar blijkbaar prima bij, nooit ziek, is altijd op tijd.” (Respondent 4).

Eigen regie gaat dus over zeggenschap hebben over het eigen leven. Dit houdt in dat een cliënt zowel kan zeggen “ik wil dit niet doen” als “ik wil dit zelf doen”. Eigen regie betekent niet dat een cliënt alles zelf moet doen, maar dat een cliënt zoveel mogelijk zelf kan bepalen of hij/zij iets wil. Daarom is samenspraak belangrijk, zodat een cliënt aan kan geven wat hij/zij wil, en de medewerker zijn/haar mening hierover kan geven. Door in overleg te gaan met een cliënt, kan bovendien voor een medewerker duidelijk worden of het goed is om bemoeizorg toe te passen. Waarover de cliënt kan beslissen, is afhankelijk van de mogelijkheden van een cliënt. Als er sprake is v an een ernstige verstandelijke beperking, kan de keuze beginnen bij bijvoorbeeld het eten, bij de keuze voor thee of koffie en wordt van daaruit verder opgebouwd. In paragraaf 4.5 worden de overeenkomende aspecten van eigen regie diepgaander besproken.