• No results found

De Ziel en haar Menselijk bewustzijn

Geachte lezer, de woorden die tot ons komen, voeren ons tot de ziel en haar menselijke bewustzijn. Woorden uit het „AL”, regelrecht tot ons ge-voelsleven, waardoor wij zijn bezield en wij weten, welke verschijnselen wij nu moeten ontleden. Voor ons leven en bewustzijn is het hemelse vreugde, omdat wij weten, dat de mens het bewuste „AL” heeft bereikt en dat dit voor al het leven van God weggelegd is. Wij staan voor deze reis en hebben die wetten te aanvaarden. Meester Alcar zegt nu:

„Stel u thans in op dit gebeuren, mijn broeders, ook uw leven is bezield, ik zie, dat gij als ik dit éénzijn hebt ontvangen. Stem uw leven af op deze waar-heden en gij hebt het gevoel ervoor, het bewuste voelen en denken. Overzie nu Moeder Aarde en al haar scheppingen en onderga deze kosmische reali-teit.

Dit woord komt tot ons vanuit het „AL”. De meesters willen, dat wij thans het menselijke bewustzijn voor de ziel volgen en ontleden. Het is noodzake-lijk, voordat wij het huidige stadium beleven, de wijsgerige stelsels voor ál de menselijke eigenschappen, voor de kunsten en wetenschappen van de twin-tigste eeuw. De ruimten van God willen ons daarvan overtuigen. Die kracht komt tot uw leven en stroomt door uw zieleleven, uw persoonlijkheid. Kijk nu, hoe de ziel als mens en met haar het dier, de planeet aarde zal overwin-nen. Dát wordt haar menselijke bewustzijn! Hand in hand gaat het leven ver-der. Ook al zijn er disharmonische levenswetten ontstaan, de ziel maakt haar stoffelijk leven af. Wat wij zien en beleven is: man, vrouw, zuster en broeder.

Vader- en moederschap, leven en liefde, doch nog steeds op dierlijke afstem-ming. Maar wij weten, dat de astrale persoonlijkheid zich gereedmaakt om het kind van Moeder Aarde te helpen. De ziel als mens heeft miljoenen le-vens afgelegd en nóg bezit zij de bewuste-menselijke lele-vensgraad niet, doch ook dat ogenblik nadert. Het bewuste kind van Moeder Aarde kan zeggen:

„Mijn Moeder, ik heb uw leven lief!”

En dan vraagt Moeder Aarde:

„Waarlijk?”

„Ja, mijn moeder!”

„Ga dan verder!” ... komt er en de ziel gaat verder om deze ruimte te over-winnen. De Aarde is mooi. Moeder Aarde heeft dit stadium bereikt, doordat Zon en Maan haar nog bezielen. De ziel als mens kan zeggen: ík ben thans zover en ik ga mijn leven begrijpen. Mijn leven ontwaakt, doch dat weet de mens op Aarde niet, alléén de astrale persoonlijkheid, die de sferen van licht heeft bereikt, is zover.

Tijdens deze tijdperken kwam Moeder Aarde tot dit bewustzijn, doch ook de mens en al haar andere leven, staat nu open om deze ontwaking te bele-ven. Zie thans, mijn broeders, wat de ziel als mens betekent voor God en nóg bezit. En dan staan wij voor haar verkregen bewustzijn. Ga eeuwen verder, stem u nu af op dat wonder en betreedt het bewustzijn op Aarde. Dát willen de meesters!

De mens leeft onder karmische wetten, onder oorzaak en gevolg, tóch kan de ziel verdergaan. Want wat zien wij gebeuren? Wat zal er nu geschieden?

Wat is er gebeurd in de miljoenen jaren die er voorbijgingen, aan Gene Zijde en op Aarde? Dát ogenblik, mijn broeders, is van ontzagwekkende betekenis voor het huidige stadium. Christus is het!

Wij zien thans, dat de mens zich stoffelijk heeft verrijkt. Er zijn steden ontstaan, technische wonderen kwamen er en dat alles gaf haar bewustzijn en levensblijheid, levensvreugde, menselijk geluk. Aan Gene Zijde weet men wat Kosmisch geluk te betekenen heeft en dát weten brengt men op Aarde.

De mens leert God kennen!

De mens heeft Gene Zijde bereikt, de sferen van licht kwamen tot be-wustzijn en de „Vierde Kosmische Levensgraad” tot stand. Door het leven te dienen, ontwaakte de geestelijke mens, ontstond het menselijke bewustzijn voor de ziel en dát is haar liefde en geluk voor de astrale wereld, doch dat geluk moet naar de Aarde worden gebracht. De mens aan Gene Zijde zegt:

„Ik bezit Kosmisch geluk!

Ik bezit hoger leven!

Ik heb mijn tweelingziel terug!

Ik ben een geestelijke persoonlijkheid!

Ik leef in de geestelijke astrale wereld en ik heb deze ruimte overwonnen!

Ik bezit en vertegenwoordig de geestelijke ontwaking!

Ik bezit liefde, reine liefde!

Ik heb mij vrijgemaakt van de karmische wetten en van het oorzaak en gevolg!”

Maar hoe is het kind, mijn zuster en broeder op Aarde? Hoe zijn daar thans de wetten voor het vader- en moederschap? De man bezit vele vrouwen en leeft zich uit; aan die afbraak moet een einde komen, omdat de mens zijn tweelingziel bezit. Aan Gene Zijde beleeft de ziel haar geestelijke bewustzijn, het menselijke wezen voor God ontwaakt en heeft deze ruimte vergeestelijkt en in bezit genomen. Vanuit de „Zevende Sfeer” dalen de meesters af, ze keren terug tot de Aarde, waarvan zij de levenswetten hebben beleefd; zij geven nu colleges, miljoenen zielen, als kinderen van God, als tweelingzielen dienen. Zij dienen het leven op Aarde en aan Gene Zijde, waardoor de Tem-pels ontstaan en de geestelijke-bewuste mens, aan de stoffelijke en geestelijke

wetenschappen kan beginnen. Wat willen de meesters nu van ons leven, mijn broeders? Zij willen dat wij voor de „Universiteit van Christus” vastleggen, dat de mens op Aarde nimmer het menselijke bewustzijn had kunnen betre-den, nooit had kunnen bereiken, indien de astrale persoonlijkheid daarvoor zijn eigen leven niet had gegeven. Zij willen thans, dat wij zien en ontleden, doorgeven aan het huidige stadium, dat het „Gene Zijde” is geweest, die de mens van Moeder Aarde tot het menselijke denken en voelen heeft gebracht;

op eigen kracht was dat nooit mogelijk geweest. Thans zien wij, ook al gaat het leven aan Gene Zijde hard vooruit, dat de stoffelijke mens door de gees-telijke wordt geholpen. En dat zijn thans de levenswetten die wij hebben te volgen.

De „Vierde, Vijfde, Zesde en Zevende Kosmische Levensgraad” zijn tot stand gekomen. Wat dit te betekenen heeft is ontzagwekkend! De meesters in de zevende sfeer krijgen bericht, dat de mens van de Maan af het God-delijke stadium heeft bereikt. Dát ogenblik, mijn broeders, zullen wij nu beleven, daarvoor kregen wij onze bezieling.

Géén mens op Aarde kent deze wetten. Géén kind van God weet iets van de astrale wereld af. En toch, daar leven al miljoenen mensen en élke Kosmi-sche Levensgraad is thans vergeestelijkt en verstoffelijkt. De mens heeft God leren kennen. De mens uit het „AL” stuurt tot de sferen van licht:

„Wij hebben het bewuste „AL” bereikt.”

En van dat ogenblik af, kwam er Goddelijke éénheid. Toen stelde de mens, uit de zevende sfeer, zijn vragen aan het bewuste Goddelijke kind. En dat ogenblik, mijn broeders, zullen ook wij voor de mensheid beleven. Voelt gij, dat wij het contact bezitten? Hoor nu, wat de meesters aan de zevende sfeer hebben gezegd!”

En waarlijk, geachte lezer, ook dat Goddelijke ogenblik moeten wij voor de

„Universiteit van Christus” beleven en aan uw leven doorgeven. Wij zijn één met de hoogste meesters en horen nu:

„Hoort gij ons?”

De meesters uit de Zevende Sfeer geven thans antwoord en zeggen:

„Já, meesters, wij horen u.”

„Luister dan. Wij spreken tot uw bewustzijn vanuit het Goddelijke „AL”.

Voelt gij, wat dit te betekenen heeft?”

„Néén, doch indien gij ons kunt bezielen?”

„Luister nu, mijn broeders en zusters. Op dit ogenblik zijn wij volkomen één. Gij zult zien, wat wij hebben beleefd. Gij leeft in de Zevende sfeer, wij in de „Zevende Kosmische” sfeer, het bewuste „AL”, wij vertegenwoordigen God, de „Almoeder”. Wilt gij vragen stellen?”

„Gaarne. Hoe bent u daar gekomen?”

„Gij weet, dat wij door het vader- en het moederschap de wetten overwin-nen. Toen wij de zevende sfeer konden verlaten, hadden wij die ruimte over-wonnen. Wij waren: Licht.

Leven.

Gevoel!

Ziel!

Geest!

Vader en moeder!

Wij waren levenswetten en levensgraden!

Wij hebben de verdichtingen beleefd!

Door Zon en Maan kregen wij de ruimten in handen!

Wij waren „Wedergeboorte”!

En in alles „Liefde” en „Harmonie”!, omdat wij géén fouten hebben be-leefd. Aan Gene Zijde, u kent de wetten, hebben wij het oorzaak en gevolg overwonnen. Toen traden wij tot de „Mentale Gebieden”, de wereld voor de wedergeboorte en kregen het nieuwe leven te beleven, weer als vader en moe-der, waardoor de „Vierde Kosmische Levensgraad” zich heeft verdicht. Daar leefden wij miljoenen jaren en ontwaakten wij voor dit nieuwe Zonnestelsel.

Op de „Vierde Kosmische Levensgraad” beleefden wij de zeven levensgraden voor het Universum. Wat dit te betekenen heeft, u ziet dat leven nu, wij ge-ven u ons weten, kunt gij thans begrijpen en aanvaarden. Dat is ons paradijs!

De mens daar is in harmonie met het oneindige. De mens kent daar géén ziekten meer, géén afbraak, wij beleven daarin de harmonische wetten, zodat wij voorspoedig verder konden gaan.

Wij gingen echter verder, steeds weer stonden wij voor nieuwe werelden en begrepen toen, dat de bron van al het leven wist, dat wij als mens, het dier en de „Natuur” zouden ontwaken voor het hoogste stadium. Wij gingen voelen en beleven, dat de „Bron” waardoor wij het leven hadden ontvangen, ín óns leefde! Daarvoor hadden wij deze levensgraden en levenswetten te beleven.

En na miljoenen jaren bereikten wij ons hoogste stadium, dít, waarin wij als man en vrouw leven, als „Tweelingzielen” om ál het leven voor ál de ruimten te vertegenwoordigen.

Wij willen dit alles een naam geven, mijn broeders en zusters, opdat de mens op Aarde de „Bron” als leven en licht, leert kennen. Thans weten wij, dat alléén de Aarde, de Tweede Kosmische Levensgraad en de Eerste, één le-ven is. Dat alles krijgt een naam, doch het zijn lele-vensgraden en lele-venswetten.

De mens op de „Derde Kosmische Levensgraad” bezit het hoogste bewust-zijn. Gij kent het Universum en gij kunt ons dus aanvaarden.

Ja, mijn broeders en zusters, wij hebben het hoogste stadium bereikt. Wan-neer gij daar zover zijt gekomen, ontvangt gij ons leven en gaan wij verder om

de Derde Kosmische Levensgraad hoger bewustzijn te schenken.

„Wij zijn nu Goden!”

Wat dit zeggen wil, zal straks voor uw leven geopenbaard worden. Luister, zusters en broeders. De mens van de Derde Kosmische Levensgraad moet ál het leven leren kennen. Beleef thans onze visioenen en gij zult weten!

Op de Derde Kosmische Levensgraad staat de mens voor het menselijke bewustzijn, doch gij zult dat gevoel als weten op Aarde brengen. Wij spreken thans reeds over „Zon, Maan en sterren”, gij hoort het en wij noemen dit alles:

”God”

God als Vader!

God als Moeder!

God als Leven!

God als Licht!

God als Ziel!

God als Geest!

God als harmonie!

God als rechtvaardigheid!

God als verdichtingswetten!

God als verhardingswetten!

Maar voor álles ...”God als Liefde”!

Dít woord brengen wij op Aarde! De Aarde, als kind van Zon en Maan!

Dat is zij als planeet, als barend-moederschap. Gij zult dus op de Derde Kos-mische Levensgraad wijsheid brengen, kunsten en wetenschappen, waardoor de mens als het leven van „GOD” zal ontwaken! En daarbij zullen wij u helpen!

Gij weet, dat wij en gij doordat wij de wetten harmonisch hebben beleefd, onze organismen mochten overwinnen. Wij overwonnen ál de ruimten die de „Bron” van al het leven heeft geschapen. Wij waren op de „Eerste Kos-mische Levensgraad”. Dat noemen wij straks de Maan. De andere planeten krijgen een naam en de levenswetten zult gij verstoffelijken, waarvan gij tech-nische wonderen zult maken, waarvan gij de wetten hebt leren kennen. Gij zult het Licht van uw leven verstoffelijken en wetenschappen bouwen, zodat de ziekten van de Aarde verdwijnen! Daarvoor staat ons leven open!

Wij hier weten thans, waarvoor wij leven. Wij vertegenwoordigen de „Al-bron” in alles! Onze levenswijsheid komt op Aarde. De mens daar zal ontwa-ken en zich openstellen voor wijsheid.

Bouw geestelijke Tempels!

Bouw aan geestelijke bewustwording!

Bouw aan liefde en geluk!

Bouw voor het vader- en moederschap!

Breng harmonie op Aarde!

Breng liefde op Aarde!

Breng geestelijke en stoffelijke wijsheid op Aarde!

Begin fundamenten te leggen voor de „Universiteit!”

Bouw voor ons fundamenten.

De mens op Aarde moet een geloof ontvangen!

De mens moet „God” als de schepper van al het leven leren kennen!

De mens moet weten, dat er verdergaan mogelijk is.

Schenk de mens het „Menselijke bewustzijn!”

Wij weten, dat gij uw eigen taak volbrengen zult en daarbij zullen wij u steunen. Ik kom naar de Aarde terug! Wie ik ben? Ik bezit het hoogste be-wustzijn voor ál de werelden.

Ik ben de éérste meester!

Ik spreek voor miljoenen mannen en vrouwen, kinderen van de „Albron”.

„De Alliefde”!

„Het „AL”vader- en het „ALmoederschap”!

„Het Allicht”!

„De Alziel”!

„De Algeest”!

„De Alharmonie”!

Ik bén het allerhoogste voor ál de ruimten. Daarvoor keer „IK” tot de Aarde terug. Ik breng het „Evangelie” van de „Alliefde” op Aarde!

Leg voor „MIJ” die fundamenten!

Begin om „MIJN” huis op te trekken!

Leg de fundamenten voor „Mijn” leven! Laten de meesters spreken!

Vertel de mens, dat „God” waakt! Liefheeft! Rein is! Harmonie is! Vader en moeder is! Ik kom tot u allen!

Wij zijn „Goden”, omdat wij het bewuste „AL” hebben bereikt. Wanneer wij hier verdergaan, keren wij tot de onzichtbare „Almoeder” terug. Zie thans, wat wij willen!

Ik ben de „Mentor” voor Mijn wereld!”

Gij ziet het, mijn broeders, het „AL” kreeg contact met de zevende sfeer.

In het „AL” is men begonnen om voor het leven op Aarde te denken. De meesters hebben ons laten beleven, hóé zij toen contact beleefden met de zevende sfeer, doch gij zult begrijpen, dat ál die stoffelijke namen eerst later op Aarde kwamen. Dat hebben de meesters op Aarde gebracht. Doch voor die tijd kende men op Aarde géén Maan, géén Zon, géén sterren, van al deze levenswetten kende men niets. En wat zien wij nu gebeuren?

Volg nu het woord van de mens, die de sferen van licht heeft bereikt. Hoor

nu bovendien, wat dat leven als wezen te zeggen heeft, ook dat kunnen wij beleven en volgen. De mens is nu weer één met zijn tweelingziel. Maar die woorden kwamen vanuit het „AL” tot de mens uit de zevende sfeer. Dat waren de woorden van de Mentor en dat zal „Christus” zijn. Straks krijgen ál de levensgraden namen. Wat de Eerste Kosmische Levensgraad is, noemt men dan de

„Maan”!

„De Zon”

„De planeten en de sterren”! Doch dat zijn levenswetten, zoals ook de mens een levenswet is geworden en nóg is!

Er zal een geloof op Aarde komen en dat moet komen, wil de mens het

„Menselijke Bewustzijn” ontvangen!

Já, zegt het kind aan Gene Zijde tot Moeder Aarde:

„Ik ben uw kind!”

Moeder Aarde zegt:

„Ik weet het en gij zult ontwaken, wij zijn thans zover!”

„Mijn Moeder?”

„Mijn kind? Weet ge thans, waar ge leeft en waarvoor ge leven zult?”

„Ja, mijn Moeder, wij weten het en zullen u thans dienen. Hoe mooi bent u, mijn Moeder? Hoe machtig is uw ruimtelijk gewaad.

Wij zien uw gewaden, Moeder!

Wij kennen uw geboorten, Moeder!

Wij hebben uw ontwaking beleefd, Moeder!

Wij willen u thans dienen, Moeder!

Wij willen uw leven tot de menselijke bewustwording voeren, Moeder!

Wij hebben uw innerlijk en stoffelijk leven leren kennen, Moeder!

Wij danken u voor alles, Moeder!

Wij zijn thans liefde en geluk, Moeder!

Wij zullen alles doen, Moeder, om uw leven tot de geestelijke ontwaking te brengen, waarvoor wij nu bewust zullen leven en sterven!

Moeder, wij zijn één en hebben rein lief!”

„Ik weet het, mijn kinderen!”

„Onze zielen zijn één, Moeder!”

„Ik weet het, mijn kinderen en nu gaat ge verder en hoger!”

„Ja, moeder, wij weten nu!

Wij, onze Moeder, hebben u lief met alles wat in ons leeft!”

„Dat weet ik, mijn kinderen!”

„En wij brengen nu levenswijsheid naar de Aarde, Moeder!”

„Ik weet het, mijn kinderen, de „Albron” heeft gesproken!”

„Ja, Moeder, wij weten thans!”

„Dat heb ik gewild, mijn kinderen. Maar zult ge mijn Vader en Moeder niet vergeten?”

„Néén, Moeder!”

„Dan zal ál Mijn leven ontwaken en het menselijke bewustzijn ontvan-gen!”

„Moeder, gij hebt ons gedragen!”

„Dat heb ik, mijn kinderen.”

„En daarvoor danken wij u.”

„Ik ben gelukkig, maar ik ga verder!”

„Wij zullen u thans helpen dragen, Moeder!”

„Dan komen wij allen tot de „Almoeder” terug, mijn kinderen!”

„Moeder, wij beleven nu reeds het „Onze Vader”!”

„Ik weet het, mijn kinderen!”

„En uw kind brengt het naar uw leven, Moeder!”

„Ook dat heb ik reeds gevoeld, mijn kinderen.”

„O, Moeder, hoe hebben wij u thans lief.”

„En gij zult meer liefde beleven, mijn kinders. Ook ik!”

„Moeder, wij brengen levenswijsheid naar uw leven.”

„En levensvreugde!”

„Wij brengen dat naar uw leven, Moeder. Wij zullen ons best doen. Onze zielen ontwaken! Wij bouwen Tempels, Moeder. Het kind van uw leven krijgt uw bewustzijn te zien, Moeder. Moeder, wij zijn nog steeds één met uw hart, uw bloed en uw ziel en geest.”

„En dat alles gaf ik u, mijn kinderen.”

„Ja, Moeder!

Moeder, wij bouwen steden en maatschappijen.”

„Ik weet het, mijn kinderen.”

„En dan, Moeder?”

„Dan gaan wij allen verder om de geestelijke levensgraad te verstoffelijken.”

„Naar het einde van de Derde Kosmische Levensgraad, Moeder?”

„Juist, dat is het, mijn kinderen, waarvoor ik het leven mocht ontvangen.

Dát is mijn taak!”

„Moeder, wij hebben thans een geestelijke persoonlijkheid.”

„Ik weet het, mijn kinderen.”

„Niets kan ons nu nog tegenhouden, Moeder.”

„Ik weet het, mijn lieve kinderen, gij gaat hoger en zult het „AL” bereiken.”

Ge hoort het, mijn broeders, de mens als een geestelijke persoonlijkheid ging verder en dankt vanuit de sferen van licht Moeder Aarde. De mens weet, dat de Aarde „Moeder” ís! Meer is er nu niet nodig, de mens ontwaakt en leeft ín zijn Universele geluk en zijn reine liefde!

Dát is de menselijke persoonlijkheid voor de „Derde Kosmische Levens-graad”!

Niets is in staat om deze ontwikkeling tegen te houden. De mens is nu één met het „AL” en er worden fundamenten gelegd, de mens op Aarde zal nu een geloof ontvangen. Barend en scheppend heeft de mens zich die ruimte eigen kunnen maken. Het oerwoudstadium werd overwonnen. Op Aarde komt er nu verruiming, stoffelijke en geestelijke ontwaking. Eindelijk is de mens dan zover gekomen, doch dit heeft miljoenen jaren geduurd. De ziel als mens bezit duizenden eigenschappen en zal zichzelf nu moeten vergees-telijken. Wij weten, dat zij daarvoor zeven levensgraden bezit, die stoffelijk

Niets is in staat om deze ontwikkeling tegen te houden. De mens is nu één met het „AL” en er worden fundamenten gelegd, de mens op Aarde zal nu een geloof ontvangen. Barend en scheppend heeft de mens zich die ruimte eigen kunnen maken. Het oerwoudstadium werd overwonnen. Op Aarde komt er nu verruiming, stoffelijke en geestelijke ontwaking. Eindelijk is de mens dan zover gekomen, doch dit heeft miljoenen jaren geduurd. De ziel als mens bezit duizenden eigenschappen en zal zichzelf nu moeten vergees-telijken. Wij weten, dat zij daarvoor zeven levensgraden bezit, die stoffelijk