• No results found

De Zeven Huwelijksgraden voor de ziel als mens

Geachte lezer, wij zijn thans zover gekomen, dat wij het huidige stadium kunnen betreden en vanuit uw eigen bewustzijn verder kunnen gaan. Gij leeft onder „oorzaak en gevolg” en staat voor uw karmische levenswetten.

Ook die moeten wij volgen, willen wij straks gereed zijn voor de sferen van licht. De ziel als mens heeft haar eigen leven te aanvaarden en dat is natuur-lijk, doch hoe is nu haar bewustzijn, haar geluk, uw geluk?

Uw liefde?

Uw rechtvaardigheid?

Uw éénzijn als man en vrouw?

Uw vader- en moederschap?

Dát zijn de allereerste eigenschappen voor de ziel die zij te beleven heeft en door de „Almoeder” werden geschapen, doch die zij heeft bezoedeld. Welk huwelijk hebt u, wie is uw man en wie is uw vrouw? Kent gij uzelf? Er leven nu miljoenen mensen op Aarde en voor uw maatschappij. Dat zijn de Volken der Aarde. Al die miljoenen zielen, als man en vrouw, zoeken geluk. Hebben die mensen geluk, vertegenwoordigen zij geluk door hun liefde? Die vragen zullen wij thans en wel voor het huidige stadium beleven, eerst dán gaan wij verder om de „Vierde Kosmische Levensgraad” te beleven en tot het „AL”

terug te keren, waar wij reeds zijn geweest. Tot mij komt er nu, nu wij deze wandeling over de Aarde maken:

„Ga verder, doch gij zult eerst later de wijsgerige stelsels voor het „Huwe-lijk” beleven en ontleden.”

Meester Alcar en André hebben als ik deze woorden opgevangen en wij weten wat dit te betekenen heeft. Wanneer wij de wijsgerige stelsels voor man en vrouw ontleden, dan staan wij meteen voor de Bijbel en thans ontle-den wij het „Huwelijk” zoals de ziel haar levenswetten voor het „embryonale stadium” heeft ontvangen, doch nu voor de „Maan als Moeder”!, dáár dus, waar wij aan ons leven zijn begonnen, doch bovendien, voor Jeruzalem en voor Christus!

Tot mij komt de bezieling en ik kan tot mijn meester en André zeggen:

„Hoe was ons leven op de Maan?

Hoe was ons leven op de bijplaneten?

Hoe zijn wij voor de Aarde begonnen?

Hoe zijn nu voor de Aarde de huwelijksgraden?

Hoe hebben wij als mens, als man en vrouw en als „tweelingzielen” het éénzijn beleefd?

God schiep graden voor het huwelijk, het zijn de levensgraden voor het vader- en moederschap, mijn meester, waarmee ik thans één ben en heb te volgen. Die levensgraden voeren ons nu tot het menselijke éénzijn op Aarde.

Om die wetten te leren kennen, moeten wij het huidige stadium volgen.

God schiep levensgraden!

God schiep stoffelijke en geestelijke levensgraden voor het huwelijk en voor man en vrouw.

God schiep geluk voor de mens, doch de ziel als mens heeft haar geluk niet begrepen en bezoedeld.

Waarvoor Christus op Aarde kwam, werd niet begrepen! De mens zou door zijn huwelijk ontwaken en evolueren. De mens zou door zijn huwelijk de wedergeboorte beleven. Daarom is het „Huwelijk” het machtigste ge-schenk van de „Almoeder”.

Moeder Aarde, mijn meester en mijn broeder André, schonk ons deze ge-nade. Moeder Aarde gaf ons deze levenswetten van de „Almoeder” en legde die ruimte voor de ziel in eigen handen. Dat is geluk, leven en liefde. Het menselijke éénzijn, het baren en scheppen, het volbrengen van het leven op Aarde én het verdergaan, het betreden van de geestelijke wereld. Op Mars zijn wij aan die afbraak begonnen. En nu wij het huidige stadium voor Moe-der Aarde betreden, is er duisternis gekomen, de ziel als mens is door haar levensgraden verdwaald. Ik moet deze wetten volgen en ik vraag u, mij ook nu te aanvaarden! Ik hoor:

„Ziel van mijn ziel, waar zijt gij?

Ziel van mijn ziel, waar leeft gij thans?

Ziel van mijn ziel, weet ge, dat ik op Aarde ben?

Ziel van mijn ziel, weet gij, dat wij ons leven voortzetten?

Waar zijt gij?”

Mijn broeders, allereerste levenswetten voeren de ziel als mens tot God te-rug, en dat is het vader- en moederschap, het huwelijk voor de mens als man en vrouw. Wij weten, dat alléén de hoogste levensgraad, wanneer de per-soonlijkheid liefde wil geven en beleven, die ruimte in zich draagt, doch dan betreden wij „Golgotha”! Wij weten bovendien, dat de laagste eigenschappen de mens afstemmen op de duistere sferen, doch dat de hogere eigenschappen de sferen van licht vertegenwoordigen. Ik sta nu voor duizenden levenswet-ten. Al deze karaktereigenschappen vragen om ontleding en willen beleefd worden. Maar hoort het geschrei van de moeder, de vader, beiden worden geslagen, beiden voelen zich verongelukt, beiden zoeken naar wat geluk en liefde. Máár, mijn meester, hoe hebben wij voor de sferen van licht gewerkt?

Hoe kwamen wij tot het licht, tot het Universele dienen? Tot de liefde?

Tot het begrijpen?

Tot de rechtvaardigheid?

Tot de eerbied voor het leven?

Tot de achting, de trouw, de reine geestelijke genegenheid?

Hoe kwamen wij, zijn wij gekomen, tot de:

Ruimtelijke harmonie?

Tot de zachtheid en het begrijpen van het leven?

Tot de beleefdheid, dienstbaarheid, tot de edelmoedigheid, de goedertie-renheid, tot de wélwillendheid voor alle levensgraden? Tot de nederigheid, het geduld en de eenvoud? Hoe zijn wij gekomen tot de waarachtige over-gave en het geloof, het „weten”??? De bedachtzaamheid, het geduld en de toewijding, voert de ziel naar de „reine liefde” en zijn de zeven onbewuste levensgraden voor de geestelijke persoonlijkheid te overwinnen. Maar wat zien wij op Aarde?

De wreedheid, drift, afgunst en heerschappij, voeren de ziel naar het ge-weld en kan zij nu géén geluk beleven. Wat te zeggen van:

Haat!

Gemeenheid!

Wraakzucht!

Lafheid!

Egoïsme?

Genotzucht?

Verdorvenheid?

Bedrog?

Laster?

Diefachtigheid?

Hoogmoedswaanzin?

Roemzucht? ... voert ons tot het leed en smart, tot de ellende voor man en vrouw, omdat de huwelijksgraden afbraak en vernietiging, leven en ont-waking bezitten, doch de mens in handen heeft gekregen. Wie liefde wil beleven zal „liefde” zíjn! Of het is niet mogelijk. Deze gevoelens kreeg ik vanuit het bewuste „AL” en hebben wij te aanvaarden. Tussen de mens en zijn liefde staat:

„Golgotha”!

„Christus!”

Het aanvaarden van de Goddelijke levenswetten! De liefde is het aller-hoogste door de „Almoeder” geschapen. Als moeder kan de ziel ontvangen, doch daarvoor heeft zij haar leven te geven. Op de Maan zijn wij aan deze ontwaking begonnen.

Dat heeft „Christus” gewild en op Aarde gebracht. Waarom hebben wij de liefdewetten bezoedeld? Wij zullen onze fouten goedmaken. Géén mens

kan eraan ontkomen, wij moeten deze levenswetten beleven en eerst dan ontwaakt onze geestelijke persoonlijkheid en beleven wij tezamen het „Kos-mische bewustzijn”!

Tot mij komt er, dat wij allereerst de levenswetten voor het vader- en moe-derschap vrij moeten maken voor de persoonlijkheid. Voelt gij nu wat dit te betekenen heeft? Dat wil betekenen, mijn broeders ... dat élke levensgraad als man en vrouw God als „Vader en als Moeder” móét beleven, doch de ziel als mens zich die levenswetten als ruimte eigen moet maken. Ook het dier bezit vader- en moederschap, doch de mens zal de „Albron” voor ál de wetten vertegenwoordigen.

Eerst nu wordt ons duidelijk, dat wij door het leven te dienen God zullen beleven voor de liefde, voor de:

Eerbied!

Rechtvaardigheid!

Barmhartigheid!

De Blijmoedigheid!

De Edelmoedigheid! ...voor duizenden eigenschappen, die ons doen af-stemmen op de sferen van licht, op de levenswetten van het Universum, waardoor wij telkens weer onze Goddelijke afstemming als ziel verstoffelij-ken en vergeestelijverstoffelij-ken. Voorwaar een schone taak en wij hebben die lagere eigenschappen voor ons geestelijke leven overwonnen, zodat wij in staat zijn ook deze wetten te ontleden.”

„Mijn broeder Zelanus, mijn leven dankt u voor deze ontleding. Is dat al-les, mijn broeder André-Dectar, op Aarde te beleven?”

„Ja, meester. Ik leef nog op Aarde en kan u antwoorden. De mens wil niet ontwaken. De mens staat niet open voor geestelijk gewin, ik zie er nu miljoenen bezwijken. Mannen en vrouwen bezwijken voor het verkeerde, het lagere, zij kennen zichzelf niet. Ze staan voor het kwaad en de haat open en toch, ook zij willen liefde beleven. En dat is nu het lichamelijke genot, het stoffelijke éénzijn, even later beleven wij het liegen en bedriegen voor elkaar, het lagere en duistere „ik” en schreien, zoeken opnieuw naar de liefde, doch staan voor de levenswetten.

De mens van deze maatschappij, mijn meester, als moeder en vader, kent nog géén Universele liefde. Het wijsgerige fundament willen zij nog niet be-leven. Maar wat is nu geluk? Wat willen man en vrouw op Aarde? Ik weet thans, dat het menselijke éénzijn mij die bewustwording niet schenken kan, want hierna sta ik voor mijn eigen persoonlijkheid en eerst moet ik aantonen wat ik wil en geven kan. Ik begrijp, dat álles van Moeder Aarde wat tot de maatschappij behoort, voor mijn astrale leven geen betekenis heeft, indien ik erdoor verongeluk. Dát zeggen de levenswetten voor het menselijke huwelijk

op Aarde, mijn meester en hebben wij, heeft héél de mensheid te aanvaarden.

Ik begrijp, wat meester Zelanus zo-even heeft beleefd, ook tot mij kwa-men die gevoelens en ik zag waarheen ze mij voeren. Wij moeten vrijmaken, wat door de „Almoeder” het leven kreeg en een zelfstandigheid is, doch nu voor de astrale, geestelijke persoonlijkheid. En dat is de mens in de sferen van licht. Juist door het huwelijk, en het maatschappelijke leven en bestaan, kan de mens zich de ruimtelijke levenswetten eigen maken en is voor de ontwaking van zijn Goddelijke afstemming. Nu sta ik voor de kunsten en wetenschappen, het beleven van de menselijke wetten, voor de reine liefde, het begrijpen, de aanvaarding van mijn leven, mijn ziel, de ziel die tot mijn leven behoort! Is dat niet het allerhoogste bezit?

Maar de mens ging ten onder door zijn kunsten en wetenschappen. Hij doodt! Hij liegt en bedriegt! Hij verkiest de afbraak boven opbouw, de dier-lijkheid voor rechtvaardigheid en vermoordt Christus opnieuw! Wil dat le-ven als mens nu huwelijksgeluk belele-ven? Jazeker, mijn meester, doch nu zie ik hartstocht bij hartstocht, leugen bij leugen:

Verdierlijking bij verdierlijking!

Haat bij haat!

Verdorvenheid bij lichtzinnigheid!

Laster bij bedrog!

Lichtzinnigheid bij onzedelijkheid!

Heerszucht en genotzucht bij elkaar, als mensen, als levensgraden voor het huwelijk. En dat heeft lief, die graden verzekeren elkaar dat zij liefhebben, dat zij alles zullen doen om een eigen leven en geluk te scheppen, doch wij weten thans, wáár die zielen zullen leven wanneer de kringloop der Aarde is volbracht. Hier, in de astrale wereld leven miljoenen mensen als man en vrouw, die geen leven meer bezitten en als kwallen aan een strand het ei-gen bewustzijn, dit verdorven instinct moei-gen beleven. Is dit ónwaarheid? Gá oorlog voeren en vernietig het leven van God en gij staat voor deze duistere levenswetten, voor deze afbraak, de verdierlijking van de persoonlijkheid.

Die mensen hebben de zeven duistere, onbewuste levensgraden voor de astrale wereld gevuld, daar is haat én haat bijeen, daar leeft de ónrechtvaar-digheid, tezamen met de laster, de leugen en het bedrog; een dierlijke le-vensgraad staat nu voor de geestelijke, de mystiek voor het dogmatische ge-voelsleven en heeft met elkaar te maken. Op Aarde en aan Gene Zijde. Die levensgraden voeren ons tot duizenden karaktereigenschappen, mijn meester, tot de bewuste en onbewuste krankzinnigheid en hebben wij te aanvaarden.

Doch daarenboven leren wij de werelden zien die ons naar de sferen van licht brengen en waarvan wij ons de levenswetten eigen moeten maken.

Wanneer de mens wil dienen en hij zijn hoofd wil buigen voor de wetten

van de „Albron”, hij wil liefhebben alles wat leeft, overwint hij deze ruimte.

Doch dan staan wij voor de „Almoeder” en „Christus”! Maar de onbewuste mens voert oorlog en overheerst, breekt af, vernietigt! Hij doet mee aan kas-tijding en kent zichzelf niet en toch, ook deze levensgraad als mens zoekt geluk.

Thans zien wij, dat de gevoelige mens wordt vertrapt. Man en vrouw ken-nen zich niet. De verschillende gevoelsgraden zijn één wereld geworden en moeten elkaar begrijpen, dat niet mogelijk is. Wie nu godsdienst bezit, een God wil aanvaarden en wil leven, zoals de „Tien Geboden” het willen, kan zich levensgeluk eigen maken. Ik sta thans voor miljoenen mannen en vrou-wen, die hun eigen levensgraad vertegenwoordigen en daarvoor baren en scheppen, doch thans voor de maatschappij een taak hebben te vervullen.

Die mannen en vrouwen staan bovendien voor hun „oorzaak en gevolg” en hun „karmische” wetten en moeten ervan maken wat ervan te maken is, doch komen niet vrij van hun eigen gevoelsleven.

Zeven verschillende huwelijksgraden zijn er, waardoor man en vrouw hun éénzijn beleven. De mens heeft lief, maar wat is nu liefde? Wat willen die mannen en vrouwen beginnen? Ze doen aan kunst en wetenschappen en zoeken, zoeken naar geluk en bezit, doch vergeten, dat er van harmonisch voelen en éénzijn geen sprake is. Nu hebben zij zich te buigen, maar zijn in opstand, begrijpen het leven niet en heeft nu niets met geluk uit te staan. Ze hebben lief, ze verzorgen de voortplanting, jazeker, maar wat is dat voor een liefde? Tot mij komen die wetenschappelijke stelsels, mijn meester, en ik kan de mens op Aarde begrijpen.

Waardoor is het leven op Aarde zo afschuwelijk? Zo afschrikwekkend?

Man en vrouw verkrachten elkaar. Is dat liefde? De mens heeft zijn maat-schappij lief, zijn bezit, wat hij vertegenwoordigen wil is stoffelijk bezit, rijk-dom.

Maar wat het Universum te beleven heeft gekregen, dat is ook voor de mens. De mens, man en vrouw moeten zich de harmonische levenswetten eigen maken, doch is er nog niet toe in staat. En toch is dat mogelijk! Het hu-welijk is dus macrokosmisch en Universeel diep. Wat God in het Universum heeft moeten beleven, ligt thans in handen van man en vrouw. Dat wordt de stoffelijke én de geestelijke levensruimte voor de tweelingzielen, als man en vrouw. Zij dragen deze ruimte en zullen de ruimte vertegenwoordigen. Is er iets anders te beleven? Néén, doch nu zal de ziel zich die levenswetten eigen moeten maken!

Door het geloof, het geloof in God en de ruimtelijke liefde, is de mens reeds in staat om liefde te beleven. De hogere eigenschappen in de mens voe-ren de persoonlijkheid tot die geestelijke harmonische ontwaking. Kunsten

en wetenschappen krijgen nu betekenis, wijsheid is thans geluk en levens-ruimte. Nu hebben beiden één doel, één leven, één gevoel en willen dienen!

Dat voert de mens naar de Universele liefde!

Maar nu al die miljoenen andere mensen op Aarde? Ik kén die levens! Ze willen elkaar niet begrijpen, ze willen zich niet buigen, ze willen zich niet veranderen, niet ontwaken, ze willen géén rechtvaardigheid geven; de mens weigert aan een hoger leven te beginnen. De massa zegt: ik kan niet! Maar dat is kletspraat!

Het baren en scheppen heeft de mens van de „Almoeder” ontvangen, mijn meester, doch daarnaast staat zijn persoonlijkheid. En alléén daardoor legt de mens zijn Universele fundamenten, staat hij open voor Kosmische liefde, het harmonische éénzijn en stijgt hij boven alle stof uit. Zeker is, dat hij daar-voor vele levens nodig heeft, want al die eigenschappen moeten vergeestelijkt worden, die vragen afstemming op de sferen van licht.

Ik heb de mensen in de steden gevolgd, mijn meester. Waar is er geluk?

Ik heb al die levensgraden vastgesteld. Ik heb mijn eigen leven gevolgd en volgens de levensgraden ontleed, mij is nu alles duidelijk.

Ik wil harmonie!

Ik wil hartelijk zijn, mijn meester!

Ik heb eerbied voor het leven van God!

Eerbied voor elke karaktertrek en kunst, voor wetenschap!

Ik wil eerbied hebben en voelen voor het vader- en moederschap!

Ik wil de levenswetten in liefde beleven, mijn meester!

Ik heb achting voor het leven en de mens, voor man en vrouw!

Ik wil trouw zijn, als de mens die gevoelens aanvaarden kan en beleven wil, of ik sta machteloos!

Ik wil tederheid beleven, zachtheid en begrijpen voor alles, al de zaken, die de mens door het maatschappelijke leven beleven moet!

Ik wil gemoedelijkheid beleven en geven!

Beleefdheid en edelmoedigheid!

Goedertierenheid en behulpzaamheid, welwillendheid en plichtsbetrach-ting, ik wil dienen!

Ik wil mijzelf gelukkig zien en blijmoedig, oprecht en ik wil levensvreugde bezitten, opgewektheid en dat is mogelijk, omdat ik de wetten ken.

Ik kan gelukkig zijn, omdat ik géén dood bezit, ik lééf voort en ín de eeu-wigdurende ontwaking.

De vertrouwelijkheid voor de moeder, zal ik beleven, omdat ik die heb te schenken.

Ik ben geduldig, mijn meester, door te dienen voor de meesters heb ik dat bewezen of gij zou met mij niets kunnen beginnen.

Ik heb géén geloof meer, ik wéét!

En dat is mijn geluk, mijn éénzijn, mijn meester!

Ik ben één met de ziel, de geest en het leven, met alles voor de mens als moeder!

Ik kén mijzelf en kan u thans mijn innerlijk leven verklaren!

Ik heb géén hoogmoed, ik ben eenvoudig, omdat ik mij één voel met de wetten.

Ik wil waarheid, oprechtheid, waardoor ik ontwaak en fundamenten kan leggen voor mijn persoonlijkheid. Ik wil weldoen ... mij geven voor de evolu-tie en de geestelijke ontwaking.

Ik wil niets met eigenliefde te maken hebben, mijn meester, ik wil vechten voor geluk en vrede op Aarde.

Ik wil zuinig zijn en voorzichtig, weetgierig en verlangend, nooit bekrom-penheid beleven, want dan sta ik stil en op een dood punt. Ik wil met bit-terheid, noch met afbraak te maken hebben, ik ga opbouwend verder en heb lief!

Ik sta niet open voor haat, drift, noch voor heerszucht, of dwingelandij, ik wil verdraagzaamheid beleven en geven, mijn hoofd buigen voor de zwakke én mijn taak afmaken. Ik wil géén getob, géén winzucht beleven, ik wil evolueren!

Ik wil niets te maken hebben met bedrog, noch met huichelarij, niets met laster, noch met bezoedeling, ik weet, dat ik mijzelf bezoedel, belaster, ik heb de levenswetten voor het huwelijk leren kennen en het geluk leeft thans ik mijn handen.

Ik buig mij voor het leven, doch ben bewust om het op te vangen, mijn meester, ik weet, wat gij hebt moeten doen en meester Zelanus om zover te komen, doch ook ik zal dat bereiken.

Ik kén géén moedeloosheid, ook al wil mij dat gevoel overvallen, omdat ik machteloos sta voor de onbewuste mens, ik gá verder! Eens betreed ik de sferen van licht. Ik wil deze ruimte en de levenswetten als harmonie

Ik kén géén moedeloosheid, ook al wil mij dat gevoel overvallen, omdat ik machteloos sta voor de onbewuste mens, ik gá verder! Eens betreed ik de sferen van licht. Ik wil deze ruimte en de levenswetten als harmonie