• No results found

De zeven bewuste en onbewuste geestelijke levensgraden voor de Ziel

„Nu is het ogenblik gekomen, mijn broeders, om de mens in de astrale we-reld te volgen, willen wij ook voor het huidige stadium zijn geestelijk verder-gaan ontleden. Wij maken ons vrij van de Aarde en betreden de geestelijke wereld. Ziet gij nu, andere planeten hebben dat ogenblik niet gekend, alléén Moeder Aarde zou voor de ziel een geestelijk verdergaan scheppen en baren.

Dit is van ongelooflijke betekenis, omdat het ons, de mens, met zijn eeuwig-durend leven verbindt.

Dit zijn dan de vreselijke „hellen” waarover de Bijbel spreekt en de mens te aanvaarden heeft gekregen. Ook wij, André, hebben over „hellen” gesproken, omdat wij het menselijk voelen en denken hebben gevolgd, doch de „Kosmo-logie” spreekt niet meer van hellen. Die zijn er immers niet! Maar de mens heeft zo’n hel verdicht, geschapen, ook al was er hierin duisternis en begreep de eerste mens zichzelf niet, toch was de ellende niet zo afschuwelijk als wij nu hebben te aanvaarden.

Wie heeft de mens zó geschapen? Hij zélf! Wie heeft de hellen geschapen?

De mens! Wij hebben de levenswetten van de eerste mensen gevolgd en leren kennen. Zie nu het verschil. Tracht u één te maken met deze wereld en gij kent uw eigen ellende. Dat zegt de sfeer, geeft ons de levenswet als een ruimte te beleven en hebben wij thans voor het huidige stadium te aanvaarden.

In deze wereld leeft ál de ellende bijeen, die de mens op Aarde bezit, doch thans als een astrale persoonlijkheid. Die ellende is persoonlijk. De mens, man en vrouw hebben zich vergeten. Niets heeft de mens tegen kunnen hou-den, hij heeft zich uitgeleefd door het leven op Aarde. Wat wij nu op Aarde als het kwaad hebben leren kennen, vinden wij in deze wereld terug. Miljoe-nen manMiljoe-nen en vrouwen hebben afstemming op deze werelden, deze zeven overgangen als levenswetten, omdat zij zich op Aarde aan het leven van de ruimte hebben vergrepen.

In de boeken: „Een Blik in het Hiernamaals”, mijn broeder André, heb-ben wij ál de „hellen” ontleed. Voor de Kosmologie stellen wij thans alléén de ruimtelijke wetten vast, want wij gaven het kind van Moeder Aarde een volledige ontleding van de sferen van de duisternis.

Dit is de wereld voor de ziel als mens. Wij hebben de mens gevolgd die álle wetten overschreden heeft. Die mensen liggen in deze wereld als kwallen aan ’n strand en bezitten géén leven meer, noch dood. Zij hebben de massa vermoord. Komen wij later tot de wedergeboorte op Goddelijke afstemming en ontleden wij al die disharmonische levenswetten voor het vader- en

moe-derschap, betreden wij eerst die mogelijkheden. Welke zijn die, meester Ze-lanus?”

„De allereerste vraag is nu, mijn meester: wáárom moet de éne moeder zoveel meer kinderen baren dan de andere?

Waarom worden er psychopathische kinderen geboren?

Waarom zijn er blinde mensen op Aarde?

Waarom worden geboorten gestoord?

Waarom krijgt de éne moeder een gezond kind en de andere moeder een ziek leven? Dat zijn zorgen en dat spreekt over onrechtvaardigheid, doch wij kunnen thans ook die wetten verklaren en ontleden. Duizenden andere vra-gen, mijn meester, vragen nu om een antwoord.”

„Dat is het, mijn broeders, inderdaad, dit zijn menselijke vragen, doch kosmische problemen, doch dan beleven wij de wedergeboorte. Later volgen wij die levenswetten voor de „Universiteit van Christus”!

Wij kennen thans het leven op Aarde. Nu de mensheid bewustzijn kreeg, mogelijkheden schiep om zich te kunnen uitleven, is de helft van de mens-heid bewust en onbewust krankzinnig. De gestichten zijn gevuld van deze zieken. Ook dat boek, André-Dectar: „Zielsziekten van Gene Zijde bezien”

... bevindt zich op Aarde, toch hebben wij al deze wetten nog niet verklaard.

Ook nu gaan wij er niet dieper op in, ook dat kunnen wij eerst later beleven, omdat wij nu het ontstaan van de geestelijke persoonlijkheid, ten opzichte van het „AL” bewustzijn hebben te volgen. Dat is duidelijk en stem u daarop af.”

Wij, geachte lezer, gaan verder, wij hebben de stoffelijke wereld verlaten, het stoffelijke Universum loste voor ons leven en bewustzijn op.

Wat wij zien en beleven is ontzettend. Miljoenen geestelijke mensen bevin-den zich in de sfeer der Aarde en leven zich ook thans volkomen uit. De mens én de mens heeft een andere éénheid te beleven en die is tot stand gebracht vanuit de astrale wereld, zoals het de eerste mensen, die hun kringloop der Aarde hadden volbracht het hebben leren kennen. Doch dit éénzijn is thans ontzagwekkend verdierlijkt! Wij zouden onmiddellijk aan uw persoonlijk-heid vragen kunnen stellen. Duizenden vragen! Miljoenen vragen en die vra-gen zoudt gij dan moeten beantwoorden. En zoudt gij dat kunnen? Wanneer wij de eerste vraag zouden stellen die luidt:

„Wanneer bent u op Aarde volkomen u zélf?

Wanneer u iets voor het leven te scheppen hebt, ís dat volkomen van u zélf?

Wanneer u wilt leven, de levenspret aanvaarden wilt, eventjes het dolle wilt aanvaarden, bent u daarin volkomen u zélf?

Wanneer u aan kunst doet, uw kunst bezielend schept of baart, is die

kunst volkomen van u zélf? Weet u dat zeker?

Dat wil dus zeggen, dat de astrale mens u kan inspireren. Hebben de mees-ters, waartoe mijn meester behoort, meester Alcar als Anthony van Dyck, zichzelf volkomen beleefd? Waren zij en de anderen geïnspireerd? Waren Bach, Mozart en Wagner, Beethoven geïnspireerd? Waren de genieën op Aarde geïnspireerd? Dát is mogelijk, de meesters waren allen geïnspireerd en wél vanaf Gene Zijde, de mens dus, die op Aarde kunsten en wetenschappen heeft gebracht en hebben wij te aanvaarden.

Doch dat is voor het goede, het menselijke bewustzijn op Aarde, het geluk, de evolutie als liefde, leven en geluk, de maatschappij. Alles nu, wat gij daar vóór het goede tot stand hebt gebracht, dat heeft aan uw persoonlijkheid geluk, schoonheid en pracht geschonken, en als hoogste geluk, de liefde voor man en vrouw, voor héél de mensheid. Daaraan hebben nu de meesters ge-werkt. Daarvoor gaven zich mannen en vrouwen vanuit de sferen van licht.

Miljoenen mannen, als meesters, hebben aan het geloof gewerkt. De Uni-versiteit van Christus, bracht het geloof op Aarde, het geloof en de liefde in God. Wat er van waar is, doet nu niets ter zake, het gaat ons, én dat woord komt tot mij vanuit het „AL” ...om vast te stellen hoe nu het leven op Aarde én aan Gene Zijde is. Anderen werkten aan de Tempels en aan de mystieke wetten, de Occulte wijsheid, waardoor de Tempels van Rá, Ré, Luxor, Isis zijn geboren. Dat hebben wij kunnen volgen. Er is dus voor goed en kwaad gewerkt, het goede kwam van Gene Zijde uit de sferen van licht, het kwaad én de haat uit deze sferen waarin wij nu zijn en de levensruimte van willen volgen. En direct gaat meester Alcar verder en vraagt:

„Mijn broeders, hoeveel kwaad leeft er hier in deze eerste levensgraad van de zeven, die wij hebben te volgen, voordat wij de sferen van licht betreden?

Dat is bijna niet meer te peilen? Tóch is dat door énkele woorden te vertol-ken. Zovéél kwaad leeft hier als er op Aarde geschapen werd, niets meer, doch géén gram gevoel minder.

Omdat de mens de Derde Kosmische Levensgraad zou overwinnen, om-dat hij terug moet naar het „AL” om daar de „Almoeder” te vertegenwoor-digen, kreeg hij dus een astrale wereld te beleven. En die wereld moet hij tot bewustzijn brengen. In de mens leeft de Goddelijke afstemming en wij weten hoe die afstemming te bereiken is. Maar kijk nu naar ál dit kwaad. De dierlijke mens leeft zich nu op Aarde uit. Indien er géén godsdiensten waren geschapen, had Moeder Aarde in de eerste plaats, ook géén godsdienstwaan-zinnigen gekend. Hoe de mens zich ook daarin verloren heeft, ontleden wij weer later; doch dán leren wij hoe de persoonlijkheid voor zijn geloof verduis-terde en bezweek, zodat hij in disharmonie gekomen is met de menselijke normale maatschappij en men dit leven opsloot!

De mens leeft zich op Aarde uit, goed en kwaad leven thans bijeen en onder elkaar. Gij hebt het verkeerde ín de mens verstoffelijkt, André, gij wilt het goede beleven en Golgotha volgen. Maar in deze wereld leven nu mil-joenen mannen en vrouwen, die hun kringloop der Aarde hebben volbracht, doch zich nu door de mens op Aarde volkomen uitleven, waardoor ál die abnormale verschijnselen naar voren treden en door de psycholoog nog niet worden herkend. Ook géén Freud heeft deze wetten kunnen ontleden!

Dat is nu de wereld voor de ziel als mens. Hij kan gaan waarheen hij wil, indien hij vrij is van de allerlaagste levensgraad en de wetten niet overschre-den heeft. Die mensen bevinoverschre-den zich nu op Aarde en willen de wereld én de mens bezitten. Vanzelfsprekend is nu, dat de heersers op Aarde open-staan voor deze mentaliteit. De mens staat thans onder geestelijke machten en krachten, onder universele controle, waarvan hij de ínwerking soms voelt, doch volkomen negeert. Wij beleven nu, hoe het kind van Moeder Aarde door de Astrale wereld wordt beïnvloed. De mens wordt door het geestelijke wezen aangeraakt. De mens der Aarde wordt door de geestelijke persoonlijk-heid bezoedeld en mismaakt, doch moet bewijzen wat hij daar op Aarde beleven wil. Christus nu of de duivel, zoals men dat zegt, maar het ís „Chris-tus”, de liefde of de vernietiging van ál het goede ín de mens! En nu hebben wij die afschuwelijke levenswetten te aanvaarden, wij kunnen er niet aan ontkomen. Wat doet thans Adolf Hitler en zijn soort? Dat is het kwaad. Het boek de „Volkeren der Aarde” ontleedt thans die heersers voor de afbraak.

Deze astrale mensen zijn vrijgekomen van de stoffelijke levenswetten en zet-ten hun leven in de astrale wereld voort. Niet Adolf en zijn soort, want zij zullen tot de Aarde moeten terugkeren om goed te maken.

Om de Aarde bevindt zich dus de astrale wereld en ook die wereld is als één levensgraad oneindig, doch zal oplossen, wanneer de mensheid aan het goede en hogere leven begint.

Zon en Maan en de sterren, zijn voor de astrale wereld verdwenen. Wij zien thans, hoe diep het Universum is en bovendien de astrale wereld aan ruimte bezit. Voor de stoffelijke Kosmos komt er eens een einde, niet voor de ziel als mens. Dát heeft de „Almoeder” geschapen, doch is niets anders dan het verdergaan van de ziel. De mens moet hoger gaan en kan dat, indien hij de harmonische levenswetten beleven wil en die in liefde wil aanvaarden.

Miljoenen mensen bevinden zich nu in deze wereld en kunnen alléén het kwaad vertegenwoordigen, omdat zij nog moeten ontwaken voor het levens-licht voor hun geestelijke persoonlijkheid.

Zeker, mijn broeders, de mens op Aarde kan zichzelf thans afvragen, wie ben ik? Wat doe ik? Wat wil ik hier? Hoe leef ik?

Doe ik mee aan moord en vernietiging?

Sta ik open voor de verdierlijking?

Doe ik mee aan leugen en bedrog?

Doe ik mee aan hartstocht en geweld?

Geef ik mijzelf voor de menselijke kastijding?

Sta ik open voor de menselijke marteling? En voor duizenden vragen meer, waarvoor de mens staat en nu antwoorden moet voor Christus! Maar wij weten het, het is nu niet zo eenvoudig, in één leven bereikt men niets! De ziel als mens kan thans het Universum bereizen, doch ziet géén levenswet, hij bezit géén innerlijk bewustzijn, géén licht, hij ziet niets! En dat hebben wij te aanvaarden. Ook die wetten leerden wij kennen.

Wij kunnen disharmonie beleven, jazeker, doch deze mensen bezitten géén houvast meer, zij hebben hun Goddelijke afstemming thans bewust verdier-lijkt. Maar de mens voor het huidige stadium heeft Christus leren kennen en dat is tóch zijn houvast, maar dat zegt hem niets. Alle volken leven hier in één wereld, de mens staat open voor het gevoelsleven, de aardse talen hebben nu géén betekenis meer. Wij kennen die levenswetten en wie ze beleven wil op Aarde, neemt eerst de boeken: „Een Blik in het Hiernamaals” in handen, eerst dán is de Kosmologie te begrijpen.

Doordat de mens dus het stoffelijke leven zou verlaten en kon overwinnen ontstond de geestelijk-astrale wereld voor de geestelijke persoonlijkheid, de ziel als mens. Dat wil zeggen, dat de ziel als mens verder gaat en zij nog aan de sferen van licht moet beginnen. Haar geestelijke afstemming is nu nog ón-bewust en op het dierlijke afgestemd. Doet zij het goede en heeft zij, volgens de wetten van God lief, dan komt er licht ín haar bewustzijn en verandert de sfeer waarin zij leeft én haar levensgraad. Dat is dus het bewust worden van haar persoonlijk leven. Dat is ook haar karakter en hebben wij en ál het leven van God te aanvaarden. Op Aarde is de mens bezig zich te verstoffelijken én te vergeestelijken, in deze wereld leeft alléén de geestelijke persoonlijkheid!

Op Aarde is het echter, waar de ziel als mens verongelukt en heeft zij haar stoffelijke kringloop volbracht, betreedt zij deze wereld en leeft verder.

Leeft de mens nu volgens de Goddelijke wetten, dan treedt de ziel als de astrale persoonlijkheid in één van de zeven hogere sferen binnen en kan zij haar Kosmisch geluk beleven. En dan is zij aan de vergeestelijking van haar Goddelijke persoonlijkheid begonnen. Maar zover is het nog niet, ook al is de enkeling op Aarde gereed om aan dat geestelijke leven te beginnen, de massa leeft zich nog uit en volgt het kwaad, de afbraak en de haat, de ver-dierlijking van het innerlijke leven, de persoonlijkheid. Nu wij weten, mijn broeders, dat de mens daarmee begonnen is, zien wij, dat deze astrale wereld zich heeft kunnen verdichten en zijn thans de „hellen” na de dood.

Vuur brandt er niet, dat ziet u, maar het innerlijke en geestelijke vuur voor

hartstochten en het stoffelijke én geestelijke geweld. De katholieke kerk heeft er weer stoffelijk vuur van gemaakt en gaf de mens de eeuwige verdoemd-heid, doch dat is weer ónwaarheid en in strijd met de Goddelijke rechtvaar-digheidswetten, waarvan wij het Goddelijke gezag beleven en ontleden!

Ik zei u zo-even en gij weet dat reeds, op Aarde leven de stoffelijke zeven levensgraden voor man en vrouw, aan deze zijde, in de astrale wereld de gees-telijke. Elke levensgraad nu, dat ziet gij, vertegenwoordigt thans een eigen wereld. En ook die hebben wij te aanvaarden! De mens heeft thans zijn in-nerlijk leven en gevoel te vertegenwoordigen, want hij heeft voor zichzelf die wereld geschapen! Dat is nu zijn eigen geestelijke bezit! Dat is zijn wereld en zijn ruimte geworden achter de stoffelijke wereld, Moeder Aarde.

En door deze wereld, aan zijn geestelijke afstemming, herkennen wij nu de innerlijke persoonlijkheid, de levensafstemming voor de ziel voor het gees-telijke leven. Daarvoor heeft de ziel zeven diepten als werelden te beleven én te overwinnen, wil zij de sferen van licht betreden. Ook hier zien wij dus de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijk en de stoffelijke levensgraden terug.

Komt de mens hier aan, en heeft hij afstemming op de laagste sfeer voor de duisternis, dan kan hij deze afstemming beleven en aanvaarden! Géén gram gevoel wordt hem thans geschonken, hij moet zichzelf overwinnen en móét dat doen door het leven van God lief te hebben!

De mens nu, die vele mensen heeft gedood, keert terug naar de Aarde.

De mens, die zich van zijn karmische levenswetten heeft bevrijd, leeft hier.

Volgens het kwaad stemt de mens zich dus op één van de zeven levensgraden af. Wie het verkeerde zoekt en beleven wil en zich aan het leven van God vergrijpt zal deze wereld betreden! Kan het eenvoudiger? Wat wil de mens nu nog beginnen? Er is géén God die hem zijn weg versperren zal, géén Vader is er, die hem zegt: wat hebt gij op Aarde gedaan, de mens ís God! Hij krijgt géén straf te beleven, doch hij moet zijn kwaad goedmaken en daarvoor krijgt de mens gelegenheid, zodat wij móéten aanvaarden, dat er géén „ver-doemdheid” ís!

Dát zijn de essentiële wetten voor de Universiteit van Christus!

Ook al vermoordt de mens miljoenen kinderen van God, verdoemdheid ís er niet!

Máár, de „Universiteit van Christus” zegt, gij moet dat goedmaken!

Op Aarde of aan Gene Zijde, de mens moet élke fout goedmaken!

Reeds eerder hebben wij al deze wetten mogen beleven, mijn broeders, doch nu zien wij, waardoor de geestelijke astrale wereld geschapen werd.

Onze eerste reizen voor de astrale wereld, André, hebben ons van deze God-delijke werelden overtuigd, doch nu voelt gij zeker de Kosmische waarach-tigheid en waarvoor de astrale wereld verdichting gekregen heeft. Wat is nu