• No results found

Leopold I deelt Kramprich mede, dat hij de Hongaarsche predikanten heeft begenadigd

XLIII. Utrecht

Utrecht, 7-11 September 1675.

Art. 41. Is men getreden ad particularia. (Missivens voorgelesen noepens de

verdruktene in Hungarijen, en gevangene predikanten op de galeye tot Napels.) Heeft (men) daarenboven een missive geleesen van de Ed. Mo. Heeren Staten van Friesland aen den selven Gecommitteerden ter vergaderinge der generaliteyt, raeckende den droevigen en ellendigen toestant der verdruckte broederen in Hongarien, waervan copie is versocht en is oock toegestaan, en is boven de voorsz. missive noch een andere brief vertoont en geleesen dien aengaende, gedateert den 6enJunii deses jaer 1675 uyt de galeye tot Napels van een gevangen predicant als een slaef op de geseide galeye, verhalende haere gevanchenisse en verdruckinge, welcke missive door D.D. Deputatos synodi sal worden vertoont aen haer Ed. Mo. en oock gonstich

voorschrijven verzocht van haer Ed. Mo. aen den selve gecommitteerde ter

vergaderinge ter generaliteyt op dat die bedroefde herten mochten gereddet en met onderstant gesoulageert worden. Sullen oock D.D. Deputati Synodi hujus provinciae over dat subject schrijven aen de respective gedeputeerde van de andere

correspondeerenden synoden, en haere behulpzame hant versoecken, om dat het werck van barmharticheyt voort te setten, daer in waer het behoort.

LXIV.

Art. 42 (fragment.) (Een missive gesonden aen de Generaliteyt voor de bedructe in Hungarijen.) Rapporteerden dergelijcken haer Weledelheden, dat insgelijcke hadden aen haer Ed. Mo. voorgedragen de saecken van de bedruckte broederen in Hongarien, en speciatim die vervoert en op de galeye gesmeeten waeren, dat haer Ed. Mo. hadden geresolveert in serieuse termen te schrijven aen haere gecommitteerden ter

generaliteyt. Waervoor de WelEd. Heeren Commissarissen met alle ootmoedige gediensticheyt hertelijck sijn bedanckt.

XLV.

2-3 November 1675.

Acta deputatorum Synodi Ultrajectinae.

Fo. 624. Art. 41. [Spreeckende] van de bedruckte broederen in Hongarijen ende op

de Napelschen galey, of haar Ed. Mo. al [geschreven] hadden aengaande de zelve aan hare gedeputeerden [ter] vergaderinge van de generaliteit, item te schrijven aan de gedeputeerden vande correspondeerenden synoden, ten eynde deselve zouden de Staten van hare provincien verzoecken, om insgelijck aan hare gedeputeerden ter generaliteit te schrijven.

Fo. 625. Notandum. Dat de brief geschreven aan de corresponderenden synoden over

de hongarische broederen, sittende op de Napelsche galey, geinsereert is in de laatste sessie van onse conventien, fol. 6551)

.

XLVI.

Fo. 665. (Briev geschreven aan de gedeputeerden vande corresponderende synoden

88

broederen sittende op de Napelsche galey.) Eerwaardige, godtzinnige ende

hooggeleerde heeren ende broederen. Datelijck in den aanvang van het eerwaardige synodus van Utregt, aldaar gehouden in September lestleden, is aan dezelve deur de heeren professoren Burmannus ende Leusden overhandigt seeckere missive van eene der bedruckte Hongarische broederen, zittende jegenwoordig op de Napelsche galey in eene deer[lycke] slavernie [behelsende] eene beweeglijcke narratie ende verhaal van [haere bovengemelde] ende erbarmelycke toestandt, in welcke sij (daar) doenmaals bevonden door de vreedtheyt van de roomsche praelaten na een langduijrige gevangenisse in Hongarien ende onlijdelijcke beswaarnissen [op den galeyen] na Napels gesonden. Dito missive [door] onze eerwaardige synode niet zonder groote ende weldige beweginge ende roeringe der gemoederen zoo van kerckelijcke als politijcke, daar na gewoonte tegenwoordig, gelesen ende aangehoort zijn, heeft bovengemelte synodus d'aanwesende Heeren politijcke commissarissen nietemin ernstlijck als ootmoediglijck versogt ende gebeden dat hare Edelheden de moeijte geliefden te nemen, om daarvan bij d'eerste gelegentheyt rapport te doen ter vergaderinge van haar Ed. Mo. de Heeren Staten ende met eene te versoecken dat haar Ed. Mo. in serieuse termen wouden schrijven aan hare gedeputeerden ter vergaderinge vande generaliteit ten eynde dat hare Edelheden met de gesamentlijcke gedeputeerden van d'andere provincien, zodanige middelen beramen mogten als tot verlossinge van onse bedroefde medebroederen nodig vinden zullen te behoren, 't welck hare Ed. Mo. niet alleen gewillig hebben aangenomen, nemaar oock aan ons verclaart, dat al bereydt te dier oorzake bezending gedaan hebben aan Zijn Hoogheyt, den Heere Prince van Orange, om met hoog-gemelte sijn Hoogheyt daar over te spreecken. Dit hebben wij Eerwaardige Heeren ende Broederen U U. Eerw. neffens de gedeputeerden van d'andere corresponderenden synodus willen bekent maacken, ende daerbij te gelijck gedienstelijck te versoecken, dat U Uwe Eerwaarden de goedheyt wouden hebben, om hare devoiren bij d'onse te voegen, en specialijck om de Staten van Uwe provincie

danigh te bidden, dat hare Ed. Mo. en Gro. Mo. oock aan hare gedeputeerden ter vergaderinge van de generaliteit geliefden te schrijven, ten eynde hare Edelheden neffens de gedeputeerden van d'andere provincien wouden bedagt wesen op zodanige [middelen, als na haar] hoogwijs oordeel d'efficacieuste [mogten wesen voor] een spoedige ende haastige relaxatie ende verlossinge van onse bedroefde ende elendige hongarische broederen, welcke als boven al geseit is ... in Hongarien ... hebben moeten ... ende ... na Napels met onlijdelijcke beswaernissen ... van het ... nu al een geruymen tijdt op de galey in slavernie geseten hebben, verstooten van hare gemeinten ende familien, welcke, als men wel (kan) dencken hare tegenwoordigheyt wel van node hebben, wij en willen, ja konnen niet twijfelen of Uw Eerw. zullen haar zelven(?) geern ende gewillig neffens ons in dese voegen, als wetende dat wij met die bedroefde herten sanguine Christi conglutinati simus, als eens die brave Salvianus zeyde; meer materien ende redenen zullen wij daar niet bijvoegen, opdat wij niet en schijnen aan Uwe gewoonlijcke goedwilligheyt

enigermate te twijfelen. D'Heere, van wie ende door wie alle dingen zijn, wille U Uwe Eerwaarden in hare respective gemeinten, familien ende personen (zegenen), 't welck wenscht. Actum Utregt, den 3enNovember 1675. Nomine deputatorum synodi Dominicus Blaesius, synodi p.t. deputatus.

XLVII.

Utrecht, 5-9 September 1676.

Art. 41. (Van de verdruckte broederen in Hungarijen.) In den welcken gesproocken wort van dien missive, die R.D. Correspondens Frisiae hadde opgelesen, behelsende den droevighen toestant der verdruckte broederen in Hungarijen ende den last D.D. Deputatis gegeven, om te schrijven aan de gedeputeerden der correspondeerende synoden, om de behulpsame hant te voegen by de onse tot lossinge van die op de galeyen gebannene predicanten,

90

hebben D.D. Deputati synodi gerapporteert, dat achtervolgende desen last hadden geschreven aen de respective corresponderende synoden ende berichten hare Edelheden de Commissarissen, dat hare Ed. Mo. de Heeren Staten van dese provintie hierover geschreven hadden aen hare Gecommitteerden ter generaliteyt, op dat de generaliteyt desen aengaende hare officien souden doen aen sijn Keyserlijcke Majesteyt ende vorsten van 't rijck, ten eynde sij mochten verlost worden uyt hare slavernije ende weder herstelt in hare kercken: voor welcke goede voorsorge ende dewoiren dese christelijcke synodus hare Ed. Mo. van herten bedanckt. R.D.D. Correspondentes van Suyd- en Noord-Hollant hebben uyt hare acten oock getoont wat devoiren dien aengaende waren gedaen a D.D. Deputatis Synodi van Suyd- en Noord-Hollant, en dat eydenlijck gemelte predicanten door den manhaften heer Michiel De Ruyter zaliger, luytenant admirael, op ordre van hare hare Ed. Ho. Mo. door een brieff van hare Ed. Ho. Mo. hierover aen den heer De Ruyter toegesonden, waren verlost.

XLVIII.

Utrecht, 11-15 September 1677.

Art. 39. (Vande verdrukte broederen in Hongarijen.) Nae aenroepinge vanden name des Heeren zijn de handelingen vande sevende sessie geresumeert, en daar na gebesoigneerd over den 41enartikel synodi praecedentis, handelende vande verdruckte hongarise broederen, werd de respective classen opnieuws weder gerecommandeert, om in hare gebeden altijd indagtig te zijn de uytstekende geledene ellende vande hongarise broederen, en ernstige en ieverige gebeden te doen tot solaas en herstellinge van deselve, als mede voor de verdrukte kerken in Hungarijen. - En is de vergaderinge hierover voorgecomen, dat den heere Hamel Bruyninx envoyé by zyn Keyserlijcke Majesteyt in mandatis gegeven was, omme aen dat hof ten beste vande voornoemde verdrukte broederen te insteeren, waarvan de synodus een goeden uytslag te gemoet siet.

XLIX.

Utrecht, 10-19 September 1678.

Art. 42. Ad art. 39 (Synodi praecedentis). (Hungarische predicanten.) Sprekende vande verdrukte hungarise broederen, word de respective classen opnieuws

wedergerecommandeert, om ieverich in de gemeynte voor deselve Godt Almachtich te smeken, dat haer in hare ellende wil troosten, ende een gewenste herstellinge verlenen.

L.

Utrecht, 9 September 1679 en vlg. d.

Art. 49. Ad art. 42 (Synodi praecedentis). (De verdruckte hungarise broederen.) Waer in gesproken wort van de verdruckte hungarise predicanten, wiert uyt de actis synodi Noorthollandiae door D.D. Correspondens illius synodi deser synode gecommuniceert, dat reets verscheyde predicanten in Hungarijen waren herstelt in haren dienst, evenwel blyft den broederen predicanten der respective classen deser provintie

gerecommandeert door vierige gebeden by Godt aen te houden, ten eynde het Godt Almachtig gelieve die kercken, die nu soo lang met verdruckinge geworstelt heeft, in een volle ruymte en vryheyt te herstellen.

LI.

Utrecht, 7 September 1680 en vlg. d.

Art. 31. Ad art. 49 (Synodi praecedentis). (Bidden voor de hungarise predicanten.) Handelende van het bidden voor de verdruckte ungarische predicanten D. Deputati raporteren het selve den classibus te hebben ge(re)commandeert, gelijck oock bleeck by het oplesen van de acta vande drie respective classen, onderwijlen dewijl dat D. Correspondens Zuydt- en insonderheyt Noort-Hollandiae ons singulere openinge gedaen heeft uyt haer eernoemde

92

acta, aengaende den tegenwoordigen staet van die broederen, besonders hoe dat haer Eerwaarden door Godts genadigen zegen - - uyt geseyt een - - in de ampten van haer bediningen waren herstelt, soo heeft de christelijcke synodus sonderlingh genoegen scheppende in Godts vaderlijck goetheyt, in die acte uytgedruckt, de voorsz. acte door den scriba van dit eerwaardige synodus in dit haer synodeelboeck goedgevonden te laten insereren met versoeck, dat wanneer dese saek in verder recommandatie soude mogen werden opgebracht, dat oock dan met enen niet alleen gebeden, maer ook dancksegginge aen Godt voor sijn goetheyt aen die broederen gedaen moghten werden belast. Die acta van Noorthollandt luydt als volght. (Vgl. II, XXXVII).

XLIII-LI. A.v.Pr.K. Utrecht.

Classicale notulen. LII.

Amsterdam. 12 October 1676.

Fo. 145. (Ongarische predikanten.) D.D. Franciscus Foris Otrokócsi, Johannes

Szomoti, Stephanus Beregszászius, Stephanus Batorkeszi, Johannes Jablaizai1)

, Balthazar Nietletzius2)

, ongarische predikanten van de galeyen, op welke sij door de vijanden vande evangelische kerken wegens het waarnemen van den heiligen kerkendienst sijn gebannen geweest, verlost sijnde, bedanken dese vergaderinge voor hare goede sorge, tot hare en harer medebroederen vrijheid gedragen, versoeken oock harer ten goede, en tot herstellinge harer diensten bij alle gelegentheijd mogte geijvert worden, en in hare ballingschap eenen subsidium (mogte) verhandreykt (worden): is

aen-1) Lees: Jablonczai. 2) Lees: Nicletius.

genomen in onse gebeden hare noode gedenken en rapporteert Rev. D. Dankers, synodi nostrae deputatus, dat nevens sijne deputatus ende D.D. Deputati Synodi Suyd-Hollandiae tot bekominge van dit godvrugtig oogmerk alrede bezig sijn, sijn haer Edelheden tot bijstand in dese droevige ongelegentheijd twee hondert caroli guldens toegeteld; sal oock hare noodt verder de kercken deses classis worden gerecommandeert, om eenige almoesen tot onderstand der genoemde heeren ballingen aen Rev. D. Quaestor Eleomosynarum Clercqius te bestellen.

LIII.

13 October 1676.

Fo. 147. D. Dankers, versogt sijnde door de hungarische predikanten, daervan in

actis van gisteren, stelt voor uyt derselver naem, dat sij verstaen hebbende, dat door den godvrugtigen heer vande Edele Mogende Heeren der admiraliteit, onder het beleyd vanden saligen held De Ruyter, hare verlossinge sij te wege gebragt, versoeken de raed deser vergaderinge, of niet nodig ware, dat hare Eerwaarden sig bij dat Edele Collegie vervoegden, om hare dankbaerheyd voor soo onwaerdeerlijke weldaed te betuigen: is haer geraden dit voorslag te voltrecken, en hare Edelheden tot assistentie D. Dankers toegevoegt, 't welck oock geschiet is, het selve bij hare Ed. Mo. seer wel opgenomen, en D. Dankers voor genomene moeyte door dese vergaderinge bedankt.

LII-LIII. Cl. A. Amsterdam.

LIV.