• No results found

Leopold I deelt Kramprich mede, dat hij de Hongaarsche predikanten heeft begenadigd

LIV. Utrecht

8-9 Augustus 1676.

Art. 14. (Hungarische predikanten.) Nae aenroepinghe van Godts heilige naem sijn op haar versoeck binnen gestaen drie hungarische predikanten van de aughsburghse

94

confessie, uit haer vaderlant en van hare kercken gebannen, versoeckende dat oock bij dese vergaderinge devoir tot herstellinge vande evangelische kercken in haer lant mochte worden gedaen, en sij in hare tegenwoordige nootdurfticheyt eenigh subsidie mochten genieten. De vergadering heeft haer bekent gemaeckt, dat de sake vande hungarische kercken alrede wort behertight, en in den aenstaende synode alhier sal dienen. Tot subsidie is haer gegeven 3 ducatons.

LV.

1-2 Juni 1680.

Art. 19. (Hongarise kerken.) Wort volgens last vande synode gerecommandeert aan de classe, het bidden voor de hungarische kerken.

LIV-LV. Cl. A. Utrecht.

Kerkeraadsnotulen. LVI.

Amsterdam. 31 October 1675.

Fo. 125. (Hungaarsche predicanten.) Twee broeders diaconen binnen gestaen sijnde,

hebben de eerwaardige vergaderingh in bedenking gegeven off het niet raadsaem ware door gecommitteerden deser vergaderingh de Heer burgermeester Hudde te begroeten, opdat waer het mooglijk de lossinge der Hungersche predicanten vande galeije staetsgewijse mogte bevordert worden, is goet gevonden, dat daerover met de heer burgermeester Hudde door D. praesidem en sijn ouderlingh sal gesprooken worden.

LVII.

7 November 1675.

Fo. 127. (Hungaarsche predicanten.) Ds. Coop à Groen

en sijn ouderlingh frater Witte hebben gerapporteert met de heer burgermeester Hudde en volgens de raad van sijn Achtbaerheyt met de heer van Castricom noopende het stuck van de lossinge der hungaarsche predicanten gesprooken te hebben en hadden die beijde heeren burgermeesteren aengenomen aen die haer saak gunstiglijk te gedencken.

LVIII.

12 December 1675.

Fo. 135. (Hungaarsche predicanten.) In de eerwaardige vergaderingh ingelevert

sijnde een latijnsche missive vande hungaarsche predicanten op de galeyen van Napels, klagende over hare seer jammerlijke toestant en versoekende, dat dogh na vermogen hare verlossinge moght bevordert worden, is goet gevonden Ds. Lijcochten dese brieff in handen te geven, om 't sij hier bij de Hoogachtbaere Heeren van deze stadt, of ook in den Hage, als sijn Eerwaarde aldaar als deputatus synodi sal moeten sijn, het beste in dese sake te doen.

LIX.

5 Maart 1676.

Fo. 156. (Hungarische predicanten.) D. Somer heeft de eerwaardige vergaderingh

bekent gemaeckt, dat de heer Admirael De Ruyter, gelijck uyt seeckere sijne missive1)

bleeck, alle mogelijcke devoiren tot verlossinge van de gevangen hungarische predicanten hadt aengewendt, en soo verre daer in was gevordert, datter goede hoope van een gewenscht succes sich opdeedt.

LX.

8 October 1676.

96

vergaderinge verschenen ses hungarische predicanten, voor desen ballingen ende gebannen op de galeyen maer door den heer Admirael De Ruyter hooglofflijcker gedachtenisse verlost, versoeken dat door alle mogelijcke middelen, de vrijheyt van hare kercken ende persoonen soude mogen bevordert ende eenige subsidien voor haer ende hare medebroederen soude meugen gegeven worden. De eerwaardige vergadering, aengehoort hebbende haren voorstel, hebben uyt innerlijcke ontferminge ende mededogentheyt over hare persoonen en vervolginge en over de droevige toestant van haer ende hare medebroederen geresolveert, dat haer versoeck door den presidem bij de Edelachtbare Heeren Burgermeesteren voorgestelt sal worden, opdat hare vrijheyt ende hare gereformeerde kercken bij alle gelegentheyt staatsgewijse soude mogen gevordert worden. - Ten anderen, dat haer Edelgrootachtbaerheden haere persoonen gelieffden te ondersteunen met een liberale subsidium. - Ende dat dese zaake de eerwaerdige classis op het favorabelste zal voorgedraegen worden, voor dewelcke sij selven sullen hebben te compareren, ende dat oock de diaconen deselve zaake sal worden gerecommandeert ende uijt onsse kerckenraetsbeursse werden gesubsidieert als oock den eerwaardige broederen predicanten ende

ouderlingen elck hare liberale onderstant en gifte een ijder int bijsonder sal worden gerecommandeert.

LXI.

15 October 1676.

Fo. 208. (Hungarische predicanten.) Noopende de hungarische predicanten rapporteert

Ds. Beucholt nevens sijne ouderlingen, de eerwaerdige heeren burgermeesteren met de hungarische predicanten gecongratuleerd te hebben, aengaende beyde de leden, waervan in voorigen actis, maar dat sij tot antwoort hebben gegeven, dat de heeren burgermeesteren het versoeck aengaende het eerste lidt sullen ter plaatse daer het behoort favorabel helpen voortsetten; maer dat sij aengaende het tweede lidt ofte subsidium daerinne niets en souden doen, de eerwaardige

vergaderinge oordeelt dit hierbij te laaten berusten. - Oock rapporteert Ds. Beucholt met de broederen diaconen gesprooken te hebben, de welcke hebben aengenommen ijetwes daerinne te doen.

LXII.

22 October 1676.

Fo. 210. (Hungarische predicanten.) Noopende het subsidium voor de Hungarische

predicanten, waervan in actis den 8enOctober 1676 is bekent gemaackt, dat de eerwaardige broederen de predicanten tegen aanstaande donderdagh gesamentlijck een goede somma sullen hier inbrengen, ende worden de eerwaardige broederen ouderlingen versocht, oock tegens dien tijt gereet te sijn, op sulcken wijse als haer Eerwaarden sullen goet vinden. Oock wert gedaen een versoeck uyt haeren name enige letteren van voorschrijving en recommandatie van dese kercke aen de kercken en gereformeerde leeraaren in Engelant. De eerwaardige vergaderinge heeft

geresolveert, dat haer Eerwaarden een voorschrijvinge en letteren van recommandatie met eenige herhalinge vande ontferminge ende weldadigheden, die sij alhier en van onsen kercken, classe en andersints genoten hebben, sal gegeven worden, met versoeck, dat sij aldaer met sodanige liefde ende barmharticheyt mogen onthaelt werden, welcke voorschrijving geschieden sal door D. praesidem en scribam.

LXIII.

29 October 1676.

Fo. 212. (Broederen diaconen.) Twee broederen diaconen maakten de eerwaardige

vergaderinge bekent, dat sij in haere vergaederinge voor de hungarische uijt zeeker beurssien bij haer ende oock van haer particulier een subsidium hebben versamelt, en versoeken, dat sij dat op aanstaande dingsdagh comen ontfangen, het welcke haer door Ds. Beucholt sal aengeseyt worden.

98

LXIV.

Fo. 212. (Hungarische predicanten.) Is voorgelesen de attestatie ten behoeve vande

hungarische predicanten en geresolveert haer deselve te behandigen, ende tegelijck de gelden bij de predicanten ende ouderlingen ingebracht, bedragende een somma van vierhondert acht guldens en seven stuyvers.

LXV.

5 November 1676.

Fo. 214. (Hungarische predicanten.) Ds. Beucholt heeft de hungarische predicanten

het voorgaende van de broederen diaconen bekent gemaackt.

LVI-LXV. K.A. Amsterdam.

LXVI.

Notulen der diaconie te Amsterdam.

Fo. 292. 13 October anno 1676 is Ds. Beuckholt als gecommitteerde wegens de

eerwaardige kerckenraet inde vergaderinge van de broeders diaconen verschenen met 6 predikanten, soo gestaen hebben in Ongarien en om de religie van daer neffens meer andere sijn verdreven en op de galeyen sijn gebannen, doch door voorspraecke van wijlen de edele heer admirael De Ruyter, door order van haer Ho. Mo. de Staten Generael gedaen, daervan verlost, nadatse uytgestaen hadden veel ongemacken en ontfangen hadden veel quadt tractementen en vermits nu noch 30 sterck sijn en van haer goederen sijn beroofft, soo versocht Ds. Beuckholt, dat de broeders diaconen aen voorsz. predikanten in dese hard noot de behulpsame hand wilden bieden, waerop bij omvrage is geresolveert, haer Eerwaarden te assisteeren met f 120. - uyt de penningen, soo deese diaconie voor de vluchtelingen sijn gegeven, en dat daerenboven een bos in de camer gestelt sal worden, waerin ieder broeder na zijn believen en discretie sal gelieven te geven.

LXVII.

22 October 1676.

Fo. 292. Vorders soo heeft Ds. Beuckholt gevraecht wat de broederen diaconen

hadden geresolveert te doen omtrent de verdrevene ongerse predikanten, waerop door de edele praeses frater Barthout Ockers wierdt geantwoordt, dat bij de broederen was geresolveert een bos te setten, om door ieder broeder na sijn discretie daer its in te laten geven, en om uyt seeckere penningen aen dese diaconie gegeven, om die aen verdrevene predikanten te geven, mede aen haer Eerwaarden its toe te laten komen. Waerop door Ds. Beuckholt gevraecht sijnde, of de som niet mocht weten, soo is door de voorsz. edele praeses frater Ockers daerop geantwoordt, datter vermits het bosseerdach was, wenich broeders praesent waren, opdat vermeende de bos door al de broederen noch niet versien was, dat op heden en toekomende dinsdach noch stont te geschieden, als wanneer sijn Edele voorstelt de vergadering vande broeders diaconen soude bekent maecken, waerop door Ds. Beuckholt wierdt geantwoordt, dat sulcx aende eerwaardigen kerckenraet soude raporteeren en maeckte met eenen bekent, dat bij de eerwaardige kerckenraet mede was geresolveert ten fine als boven een bos te setten, om door ieder broeder in 't particulier daer its te geven, en dat oock noch eenich gelt bij de broederen predicanten was, daervan bij haer Eerwaarden was geresolveert mede aen voorsz. predikanten te geven f 50. - en dat het classis onder Amsterdam sorterende daertoe mede had gecontribueert ruim 100 gl.

LXVIII.

Fo. 293. Welck voorstel van Ds. Beuckholt door de edele praeses frater van Hoorn

de broederen 27 October 1676 bekent gemaeckt sijnde, soo is daerop bij omvrage geresolveert, de resolutie, bij dese vergadering op 13 van dese loopende maent genoomen, dat men de verdrevene ongerse predikanten met f 120. - uyt eenige penningen

100

aen dese diaconie gegeven, om aen vluchtelingen of verdreven predikanten te geven, soude assisteeren, aen de eerwaardige kerckenraet bekent te maecken, en sijn daertoe gecommitteert fratres Nooten en Marcus.

LXIX.

Fo. 293. Opt voorstel door de edele praeses frater van Hoorn gedaen, of men het gelt

soo voor de ongerse predikanten is gegeven, door enige broeders haer Eerwaarden aen haer Eerwaarden logement sal laten brengen of dat men hetselve door haer Eerwaarden uyt dese kamer sal laten halen, is geresolveert, datmen hetselve door haer Eerwaarden aenstaende dinsdach sal laten uyt de Kamer halen.

LXX.

Fo. 293. Op den 29enOctober 1676 sijn de edele fratres Lourens Jansen Nooten en

Jan Marcus volgens resolutie vande Camer geweest inde vergadering vande

eerwaardige kerckenraet en hebben daer bekent gemaeckt, dat de broeders diaconen geresolveert hebben, om aen de ongerse verdrevene predikanten te geven f 120. - uyt soodanige penningen, als tot sulcken einde aan dese diaconie sijn gegeven, waerop door de eerwaardige preses van de vergadering van de eerwaerdige kerckenraet gevraecht sijnde, of de broeders diaconen oock begeerden dat gemelte ongerse predikanten, geassisteert met een predicant, uyt de eerwaardige kerckenraet inde Camer van de broeders diaconen souden verschijnen. Daerop voorss. gecommitteerde fratres hebben geantwoort daertoe niet gelast te zijn, maer ord(er) te hebben de voorss. predikanten te versoeken, dat haer Eerwaerden geliefden in completen getale aenstaende dinsdach 3 november tevens ten half ses uren aen de Camer deser diaconie te comen en hebben daermede beleefdelijck haer afscheit van de eerwaardige kerckenraet genomen.

LXXI.

Fo. 293. Op den 3enNovember 1676 sijn de voorss. ongerse predikanten in de Camer

deser diaconie verschenen, als wanneer door de edele praeses frater Johannes van Hoorn een korte, bondige en welspreeckende oratie in duyts wierdt gedaen, ende substantie van die door dien enige van voorss. predikanten geen duyts verstonden, door sijn Edele in latijn herhaeld sijnde, wierden door sijn Edele die voor verhaalde

f 120. - neffens noch f 148. -, soo de broeders gesamentlijck tot een vrijwillige giffte

aen voorss. predikanten vereert hadden, maeckende samen f 268. -, haer Eerwaarden overgelevert, het welck door haer Eerwaarden met blijtschap ontvangen en met een oratie in latijn tot dancksegginge beantwoort sijnde, sijn vertrocken.

LXVI-LXXI. K.A. Amsterdam.

Kerkeraadsnotulen. LXXII.

Utrecht.

5 October 1674.

Alsoo men met de grootste droefheyt hoort van de vervolghinge der gereformeerde kercken in Opper- en Neder-Hongarijen, sullen de broederen in de publijcke gebeden daaraan serieuselijck gedenken.

LXXIII.

8 Februari 1675.

De heer professor Leusden heeft bekent gemaeckt, dat alle de kercken in Hungarien de gereformeerde sijn ontnomen en alle de predicanten verdreeven sijn, of in de gevanckenisse sijn geworpen, en dat den sweedtschen ambassadeur bij den keyser heeft versocht, dat de luiterse predicanten mochten gerelaxeert worden. Waerop de vergaderinge goedtgevonden heeft, de directores nevens de

102

heer professor Leusden, als ouderling, te committeren, over die saeke de achtbaere burgermeesteren te begroeten en te versoecken, dat het haer Achtbaere believen, 't selve door mijn heere de Staten van dese provincie te brengen in de generaliteyt, ten eynde soo iets effectivelix te verrichten tot verlichtinge en verlossinge van de voorsz. broederen.

LXXIV.

15 Februari 1675.

Rakende de ungarsche verdruckte kerken is door deputatos gerapporteert, dat de achtbaere heeren burgermeesteren aengenomen hebben, in die saecke haer devoir te sullen doen, en hebben eenige broederen bekent gemaeckt, dat in die saeck al iets gedaen was, namelijck, dat van dese provincie daerover aen de generaliteyt was geschreven.

LXXV.

6 September 1675.

De professor Burmannus heeft voorgelesen een missive1)

van seker predikant in Hungarien, genaamd Franciscus Foris Otrokócsi, in welke verhaald word hoe deerlik ... predikanten van Hungarien, onder welke.... gereformeerde .... luthersche waren, voorleden ...2)

uit Hongarien uitgevoerd waren ende gebragt op de galeien van Napels, alwaar sij alle ongemak ende verdruckinge waren lijdende, onder praetext van rebellie, maar in der daad om de waarheid des evangeliums; met versoek om bij de H.H. Staten-Generaal aan te houden om een ernstige intercessie by syne Keiserlicke Majesteit, ende dat wij met eenen eenig subsidie tot solaas van de voornoemde ellendige predikanten wilden oversenden. De vergaderinge verstaat, dat de voornoemde missive sal werden in onse nederlantsche tale overgeseten gedrukt,

1) Vgl. hier 1, XIX.

2) De punten zijn uit het handschrift.

daar nevens dat men aan onse H.H. Staten sal versoeken, dat iets effectyffs daarin gedaan werde ende gelast de directores daarin steeds aan te houden ende trachten te weten, wat in die sake bij de generaliteit werd gedaan, ende dat daarvan aan de vergaderinge rapport gedaan werde: mede dat dese sake door deputatos in de synode, die op morgen beginnen sal, kennisse gegeven werde, om ook het hare te doen. Aangaande het subsidium werd goedgevonden, dat elk predicant in sijn wijk de welhebbende lieden sal aanspreken, ende dat de professor Burmannus hetgene gegeven wort sal ontfangen ende overmaken. Daarover sal ook dit versoek aen de synode gedaan worden. Sal ook van de voornoemde missive aen de fransche ende luthersche kerk copie gegeven worden.

LXXVI.

13 September 1675.

Is gerapporteert aangaande de predikanten van Hongarien, waarvan in de voorgaende acten, dat de sake den eerwaardigen synodo van Utrecht is bekend gemaakt, ende dat de H.H. Commissarissen van hare Ed. Mo. in de synode voornoemd deselve in de vergaderinge van de Staten van Utrecht hadden gebragt, ende dat hare Ed. Mo. hadden aangenomen, ernstelik daarover te schrijven aan hare gedeputeerde ter vergaderinge van hare Ho. Mo. de Heeren Staten-Generaal.

LXXVII.

11 October 1675.

Alsoo op nieuws seer droevighe tijdinghe1)

van de

1) Hier werden brieven door Hongaarsche predikanten uit Napels geschreven bedoeld, nl.: Twee

brieven geschreven Uyt de Galeyen van Napels, de eerste aen twee Professoren Franciscus Burmannus ende Johannes Leusden, de andere aen de Hungerse studenten tot Utrecht studerende. (Drukkersmerk). Tot Utrecht, Gedruckt bij Willem Clerck, Boeckdrucker en

104

hongarische predicanten aangekomen sijn, als dat 2 à 3 wegens groot ongemack en hardt tracteren op de galeyen gestorven sijn, sal door de eerwaardige schriba aan D. van Halen, nu in 's-Gravenhage sijnde, geschreven worden om te vernemen, wat bij haar Ho. Mo. in dese sake gedaan is, en verder na uijterste vermoghen aldaar te recommanderen en dese vergaderingh dan nader te informeren.

LXXVIII.

8 November 1675.

(Hungerse predicanten.) Sal door directores gesproocken werden met de heeren burgemeesteren ten eynde vernomen mochte werden, wat bij de Heeren

Staten-Generaal gedaen is in de saeck van de hungerse predikanten.

LXXIX.

15 November 1675.

(Hungerse broederen.) Aengaende de gevangen hungarse broederen is gerapporteert, dat de Heeren Staten haere gedeputeerde hadden gelast by de vergaderinge van haer Ho. Mo. de Staten-Generaal te procureeren, dat aen de heer admirael De Ruyter geschreven werden ende voorts alles gedaen, wat tot goede uytkomste van de ellendige broederen soude kunnen werden gedaen.

LXXX.

22 November 1675.

(Hungerse broederen.) Aengaende de saecke van de

hungerse broederen blijft alle de broederen aenbevolen, om alle devoiren aan te wenden tot solaes ende verlossinge van de selve, zoo bij de burgemeester als by anderen. Is oock goetgevonden D. Best te versoecken, dat het sijn Eerwaarde believe aen ymant in Engelandt te schrijven, ten eynde dese saeck in het parlement, dat tegenwoordigh vergadert is, bekent te maecken ende haer Edelen intercessie te versoecken. Daer nevens sal men Syn Hoogheyt, die hier staet in korten tijd te komen door te passeren, daar over begroeten.

LXXXI.

29 November 1675.

(Hongarise broederen.) Betreffende de ellendige hongarise broederen is voorgelesen een missive van D. Lantman by welcke bleeck, dat by de Heeren Staten groote devoiren wierden aengewent tot de verlossinge ende soulagement vande voornoemde geloofsgenooten.

LXXXII.