• No results found

Gehoord :

a. De slaaf Kijnhard, aankomende J. Abrahams, omtrent het verzoek van zijnen meester om hem voor den tijd van veertien dagen in het fort Zeelandia te custodieren ter zake van dronkenschap en ongeregeldheden.

(Bij onderzoek de klagten gegrond bevonden zijnde, is aan het verzoek gevolg gegeven.) b. De slaaf Fortuin, aankomende plantage Driesveld, werkende op plantage Sinabo, brengt klagte in dat hij geene kleedingstukken zou bekomen hebben.

(Bij het ingesteld onderzoek gebleken zijnde, dat deze slaaf zich aan leugentaal, her-haalde desertie en aan het ontvreemden van een corjaal op de plantage Slootwijk heeft

ïsr°. 7, 2

( 6 )

schuldig gemaakt, terwijl hij evenzeer blijken van onwil tôt werken heeft aan den dag gelegd, Î3 hij voor eenen onbepaalden tijd, bij maatregel van politie, naar het fort Nieuw-Amsterdam gezonden, tot dat hij blijken van een verbeterd gedrag zal hebben gegeven ; zijnde hij op dezerzijdsche aanschrijving in het bezit gesteld van de gevraagde kleedingstukken.)

Maandag den lQden April 1855.

Gehoord :

De slaaf F r a n s , van plantage Morgenstond, aangeklaagd door den eigenaar, ter zake van onwilligheid in het werken.

(Met eene ernstige mondelinge correctie weder ter beschikking van den eigenaar gesteld.)

Donderdag den 19 den April.

Gehoord :

J . B . Seiler, klagte tegen W . E . Heijman, ter zake dat deze, zijne slavin Margaretha op contract gehuurd hebbende, in gebreke zou blijven die slavin te verzorgen, te huis-vesten en te voeden.

(Deze zaak voor den regter gebragt zijnde, is de beklaagde vrijgesproken.)

Donderdag den 2&sten April 1855.

Gehoord:

Het slavenmeisje Johanna, aankomende de weduwe N u n e s , verhuurd bij W . Koomer, beklaagt laatstgenoemde dat deze haar met een riem zou geslagen hebben.

(W. Eoomer hieromtrent gehoord zij.nde geeft te kennen, dat dit meisje, slechts 12 jaren oud, zijne bevelen niet wilde opvolgen en brutaal w a s , weshalve h i j , ingevolge de bevoegdheid, hem bij de wet toegekend, de vaderlijke tucht over haar heeft uitgeoefend, zijnde er bij onderzoek geene sporen van mishandeling aanwezig bevonden, terwijl de toegebragte slagen onbeduidend waren.)

Woensdag den Men Mei 1855.

Gehoord:

a. Wilhelmina Elizabeth Heijman, b. Johanna Francina van der Eist,

de slaaf F r a n s , aankomende M. E . Jochems.

(Zie de klagte van J . B. Seiler, dd. 19 April jl.).

c

Donderdag den lOden Mei 1855.

Gehoord:

De slavin Theresia, aankomende de plantage Frederikslust, werkende op de plantage Pieterzorg, wegens de klagte door den heer W. E Euhman, administrateur en directeur der plantage Pieterzorg, legenden heer d'Aquin, directeur der plantage Bust en W e r k , ingebragt, dat hij voornoemde slavin Theresia wederregtelijk in de boei zou hebben doen sluiten.

(Deze klagte voor den regter gebragt zijnde, is de beklaagde bij vonnis van het Collegie van kleine zaken tot betaling van boeten en proceskosten veroordeeld geworden.)

Zaturdag den I2den Mei 1855.

Gehoord:

a/c. De slavin E v a en de slaven Bienvenu en Cornelia, aankomende de plantage Frederikslust, doch werkende op de plantage Pieterzorg.

d. De slaaf Cornells, aankomende plantage Pieterzorg, als getuige gehoord in de klagte door den heer W. E . Ruhman tegea den heer d'Aquin ingebragt.

(Zie hiervoren dd. 10 Mei jl.)

Maandag den Uden Mei 1855.

Gehoord :

De slavin Margaretha, aankomende J . B . Seiler, omtrent de klagte tegen W. E . Heijman ingebragt.

(Zie dd. 19 April en 9 Mei jl.)

Woensdag den Ibden Mei 1855.

Gehoord :

De slavin Affiba, van de plantage Picardie, klagten tegen den directeur der plantage Picardie, ter zake dat hij haar niet naar behooren zou doen verplegen, als zoude zij lijden aan werie hatie en koorts, zoodat zij geen veldarbeid zou kunnen verrigten.

(De stads-geneesheer den toestand van de slavin Affiba onderzocht hebbende, is zij bevonden aan koorts te lijden, doch met geen e ligchaamskwalen behebt te zijn, weshalve administrateuren van voornoemde plantage ernstig zijn aangemaand geworden om haar onverwijld geneeskundig te doen verplegen, waaraan dan ook gevolg is gegeven.)

Maandag den listen Mei 1855.

Gehoord :

De slaaf Hendrik, van plantage Frederiklust, werkende op de plantage Pieterszorg, omtrent de klagte door den heer W . E . R u h m a n , administrateur en directeur der plantage Pieterszorg, ingebragt, dat de slaaf Hendrik wederregtelijk op de plantage Rust en Werk zou zijn aangehouden geworden.

(Het onderzoek heeft doen kennen, dat de slaaf Hendrik regtmatig is aangehouden geworden, aangezien hij zich 's avonds op eene heimelijke wijze in de Varkenspen op de plantage Rust en Werk begeven h a d , zoodat deze zaak niet vatbaar is bevonden voor eenig ander of meerder gevolg.)

Donderdag den 2isten Mei 1855.

Gehoord :

a. De slavin Margaretha, aankomende J . B . Seiler, wegens hare desertie ; b. E . C. Hennen, omtrent het schuilhouden der voornoemde slavin Margaretha.

(Na het ingesteld onderzoek zijn er geene termen of geene bewijzen voorgekomen, om laatstgenoemde wegens de haar ten laste gelegde beschuldiging van het op- en schuil-houden der voorzegde slavin voor den regter te vervolgen, terwijl bedoelde slavin, na eenige dagen in het fort Zeelandia te zijn gecustodieerd geweest, weder ter beschikking van den eigenaar is gesteld geworden.)

( 8 )

Vrijdag den loden Junij 1855.

Gehoord:

De slaaf Toontje, van den boedel Stenhuijs, herkende op de plantage Picardie, klagten tegen den directeur van laatstgemelde plantage, ter zake van onverdiende afstraffingen, en dat hij niet voorzien zou worden van de bij de wet voorgeschreven voedingsmiddelen en kleedingstukken.

(Aangezien bij onderzoek gebleken i s , dat de slaaf Toontje zich aangegronde klagten heeft schuldig gemaakt, is hij, in overeenstemming met het verzoek van den eigenaar, voor eenigen tijd op het fort Nieuw-Amsterdam, tot dat hij blijken van een verbeterd gedrag zal hebben gegeven, te werk gesteld.

(Op den 14den September 1855 ontslagen.)

Zalurdag den 30sten Junij 1855.

Gehoord :

De slavin Coquette, aankomende plantage Vingt en T r o u w , klagte tegen den eigenaar en directeur, ter zake dat hij in gebreke zou blijven haar geneeskundig te doen ver-plegen , als zullende zij aan oogontsteking lijden.

(Nadat de stads-geneesheer deze slavin had gevisiteerd, is zij op aanmaning onmid-dellijk onder behoorlijke geneeskundige behandeling gesteld geworden.)

Vrijdag den 6den Julij 1855.

Gehoord :

De slavin Isabella, aankomende Lea Eobles de Medina, klagten tegen Truitje van Heijst en Anna van Heijst, ter zake van gequalificeerd feitelijk geweld.

(Bij vonnis van het Collegie van kleine zaken zijn Truitje van Heijst en Anna van Heijst tot gevangenisstraf en tot voldoening der proceskosten veroordeeld.

Donderdag den 2§sten Julij 1855.

Gehoord :

alf. De slaven Doris, Jason, A d a m , Darius, T u r k , Homerus, Tobie , Cadet en Adam , allen aankomende plantage Berkshoven , klagten tegen den directeur, terzake dat hij h e n , in afwijking der w e t , te zware werktaken en dikwerf onverdiende strafien zou opleggen.

(Nadat deze klagten op de plantage zelve onderzocht waren , zijn administrateuren van dat effect dringend uitgenoodigd geworden om den directeur, den heer N . Kroon, in het belang der goede orde en ter voorkoming van meerdere verwikkelingen, het verkeerde zijner handelwijze op eene ernstige wijze onder het oog te brengen, en deswege voor het vervolg de noodige wenken te geven, opdat bij voortduring een goede geest onder de verschillende slavenmagten bewaard mögt blijven, met aanmaning om, uit hoofde het bij opgemeld onderzoek gebleken i s , dat eenige der negerhuizen aldaar reparatie vereischen, die ten spoedigste in behoorlijken en bewoonbaren staat te doen brengen.

Een en ander heeft tot ontslag van den directeur geleid.)

Vrijdag den 27sten Julij 1855.

Gehoord :

M. J . Maynard, blank-officier op de plantage Mon Souci, en de slaaf Geluk, bastiaan op de plantage Mon Souci, omtrent de klagten door den directeur dezer plantage tegen de slaven Hector, Matthijs, Cornelis, F r i t s , Adam en Karel, aankomende plantage Mon Souci

ïngebragt, ter zake Jat zij zich zonder aanleiding van voorzegd effect hebben verwijderd, na zich op eene laakbare wijze tegen de bevelen van den directeur verzet te hebben, het-geen tot ongeregeldheden aldaar aanleiding heeft gegeven.

(Het onderzoek hebbende doen kennen dat zij werkelijk schuldig waren aan de hun ten laste gelegde feiten, terwijl de slaven Hector en Frits zich als de belhamels ten deze hebben doen kennen, zoo zijn de twee laatstgenoemden voor eenen onbepaalden tijd, tot dat zij blijken van een verbeterd gedrag zullen hebben gegeven, naar het fort Nieuw-Amsterdam gezonden, ten einde, bij maatregel van politie, aldaar te arbeiden; zijnde de overigen weder ter beschikking van de huisselijke jurisdictie gesteld geworden.) (Beiden sedert ontslagen). ,

Maandag den 6den Augustus 1855.

Gehoord :

a/b. De slavinnen Caroline en Constantie (moeder en dochter), beiden aankomende George Abendanon, beklagen haren meester, dat deze voornemens zou zijn de klaag-sters onverdiend naar plantages te verwijderen, met verzoek dat hij moge aangezegd worden om haar in de stad te houden. (Dit verzoek den meester medegedeeld.)

Dingsdag den Iden Augustus 1855.

Gehoord :

a. George Abendanon, de klagten der slavinnen Carolina en Constantie medegedeeld.

(Zie dd. gisteren).

(De klaagsters in tegenwoordigheid van den eigenaar gebragt, en hem. het opgemeld verzoek kenbaar gemaakt zijnde, blijft deze weigerachtig daartoe zijne toestemming te geven, uit hoofde dat zij steeds huisselijken twist verwekken, zeer brutaal en oproeri"

zouden zijn). ,

b/c. De slaven Baron en Jolieveur, aankomende de plantage Voorburg, klagten tegen den directeur, wegens het opleggen van te zware werktaken en onverdiende bestraf-fingen.

(Na een naauwgezet onderzoek dezer klagte, ook op de plantage zelve, het voldoende gebleken zijnde, dat de klagers zich aan valsche en lasterlijke aantijgingen ten opzigte van den directeur hebben schuldig gemaakt, en onwilligheid in bet volbrengen van de werktaken hebben aan den dag gelegd, zijn beide slaven, overeenkomstig art. 30 van het reglement op het onderhoud en de tucht der slaven in de divisien (publicatie van ß Mei 1851, Gouvernementsblad n°. 4), gestraft geworden./

Woensdag den 8sten Augustus 1855.

Gehoord :

De slavin Be'bé, aankomende den houtgrond Quamabo, in dienst alhier van J . Nahar Mesquita, klagte tegen haren meester, ter zake dat, hij haar met een bak met spek en en vleesch ter uitventing rondzendende, zij gestraft zou worden, ingeval zij daarvan niet genoegzaam kan vcrkoopen.

(De persoon van J. Nahar Mesquita gerequireerd en in tegenwoordigheid der klaagster gebragt zijnde, wordt door hem een en ander ontkend, waarop hem ernstig is aange-zegd geworden om die slavin voortaan niet meer met goederen ter uitventïng rond te zenden, aangezien zulks in strijd is met de bestaande wetsverordeningen, en wijders te kennen gegeven, dat hij zich, tev voorkoming van nadeelige gevolgen, wel zal te wachten hebben om de klaagster uit dien hoofde straf op te leggen; hebbende hij aangenomen deze wenken op te volgen.)

N°. 7. ' 3

( 1 0 )

Donderdag dm 'eden Augustus 1855.

Gehoord :

a/c. De slaaf Januarij, de slavin Philippina, en de slavin Europa, met haar kind Heintje, allen aankomende de plantage Rozenburg, klagten tegen den directeur van deze plantage, ter zake dat deze zou weigeren, hen, ingevolge de wet, bekoorlijk genees- en heelkundig te doen verplegen.

(Deze slaven door den stads-geneesheer gevisiteerd zijnde, is het resultaat daarvan geweest, dat zij w e r k e l p ongesteld zijn bevonden. Dienovereenkomstig zijn de admi-nistrateuren dezer plantage in de gelegenheid gesteld geworden om inlichting daarom-trent te geven, ten einde te kunnen beoordeelen, of er overtreding ten deze zou bestaan van art. 27 van het reglement op het onderhoud, en de verpleging der slaven in de divisien (publicatie van 6 Mei 1851, Gouvernementsblad n°. 4 ) , waarop door hen is gepro-duceerd geworden een certificaat van den divisie-heelmeester H . H. Geveke, ten blijke dat de klagers bereids onder zijne behandeling zijn geweest, met de verklaring tevens, dat de directeur nimmer in gebreke is gebleven, wanneer daartoe noodzakelijkheid bestaat, de* onder zijne bevelen staande slaven behoorlijk te doen genezen.

Vervolgens zijn de klagers onder behandeling van den geneesheer Muller, in de stad practiserende, gesteld geworden, om hunne algeheele genezing te beproeven.)

Zaturdag den 18de« Augustus 1855.

Gehoord :

a. De slaaf Willem, aankomende de minderjarige kinderen van D . J u d a , omtrent het verzoek door zijnen meester gedaan, om hem, ter zake daarbij vermeld, voor den tijd van drie maanden, bij maatregel van politie, op het fort Nieuw-Amsterdam te werk te stellen.

(Na een ingesteld onderzoek het gebleken zijnde, dat deze slaaf zich heeft schuldig gemaakt aan herhaald verzet tegen de bevelen van zijnen meester en brutaliteit, en wijders aan uitlatingen en dreigementen om te ontvlugten , zoo is aan voormeld verzoek gevolg gegeven.)

Maandag den 20ste>i Augustus 1855.

Gehoord :

De slavenjongen François, aankomende J . C. Dorenbosch, omtrent de door hem be-gane ontvreemding van eenige kleedingstukken.

(Uit hoofde van den jeugdigen ouderdom vanden beklaagde is hij, met gemeen overleg van de eigenares van dezen jongen, naar eene plantage gezonden geworden, om aldaar aan geregelden arbeid gewend te worden).

Dingsdag den 21sten Augustus 1855.

Gehoord :

a. De slavin Lisette, aankomende Helena Kröner.

(Ernstig onderhouden omtrent de klagte door H . C. Levij tegen haar ingebragt, wegens beleedigende en eerkrenkende uitdrukkingen.)

I. De slavenjongen Qeorge, aankomende Charlotta Gallway, door N . M. Bender be-schuldigd van vermoèdelijken diefstal van eenige voorwerpen tijdens dat deze jongen zich in zijnen dienst bevond.

(De beklaagde i s , bij gemis van bewijs, weder ter beschikking van de eigenaresse gesteld.)

( u )

Donderdag den 2Rsten Augustus 1855.

Gehoord : / Elisabeth Catharina Henning, brengt klagte in tegen den slaaf Gustaaf, aankomende

N . B o x , ter zake van feitelijk geweld.

(Na den afloop der vacantie is deze zaak voor den regter gebragt, wordende de reg-terlijke beslissing ten deze te gemoet gezien.)

Woensdag den lasten Augustus 1855.

Gehoord :

a. De slaaf Brampie, aankomende S. Abendanon ;

b. Maria Suzanna Damhagen. Laatstgenoemde beklaagt den slaaf Brampie, dat hij haar, na voorafgaande woordenwisseling, eenen stoot zou hebben toegebragt.

(Met eene mondelinge correctie afgehandeld, waarmede de klaagster genoegen heeft genomen.)

Dingsdag den iden September 1855.

Gehoord :

a/b. De slaven Hendrik en Premier, beiden aankomende de plantage Kust en W e r k , aangeklaagd door hunnen meester ter zake van onwilligheid in het werken en desertie.

(Na onderzoek dezer zaak de beklaagde slaven schuldig bevonden zijnde , zijn dezelve , in overeenstemming met het verlangen van administrateuren van opgenoemde plantage, voor den tijd van drie maanden , bij maatregel van politie , op het fort Nieuw-Amsterdam onder streng toezigt te werk gesteld geworden.) (

Woensdag, den. tSden September 1855.

Gehoord :

a/k. De slavinnen Aurora, Clarijntje, Johanna, Mina, Elisa of Lijsje, Azia, Santje, Monkie, Theresa, en daags daarna, die de andere slavinnen gevolgd i s , de slavin Christina, allen aankomende de plantage Zorgen Hoop, klagten tegen den directeur, ter zake dat hij de klaagsters zoodanige werktaken zou hebben opgelegd, die in afwijking der wet zouden zijn, terwijl hij haar tevens met straf zoude bedreigd hebben. Door administrateuren dezer plantage ten deze de noodige inlichtingen gegeven en de inge-bragte bezwaren ongegrond bevonden zijnde, zoo zijn de klaagsters, na eene mondelinge ernstige correctie bekomen te hebben , weder ter beschikking van administrateuren gesteld geworden.)

Donderdag, den ßden September 1855.

Gehoord :

a/c. De slaven Altesse en de slaven Klein Baron en J a n n i e , aankomende de plantage Jagtlust, omtrent den vermoedelijken zelfmoord van den slaaf Jupiter, aangekomen heb-bende de plantage Jagtlust.

(Uit het verhoor dezer slaven , die bloedverwanten waren of in betrekking stonden met den overledene, is vrij duidelijk gebleken, dat de bedoelde slaaf Jupiter, die in de ach-tergronden van deze plantage aan eenen boom hangende is gevonden , door zelfmoord een einde aan zijn leven heeft gemaakt ; zijnde het overigens voorgekomen , dat hij kort voor zijnen dood aan zinsverbijstering moet geleden hebben.)

( 12 )

Dingsdag, den litten September 1855s Gehoord ;

Murîa van Resteren, klagte tegen de slavin A n n a , aankomende H. Goudman, wegens het moedwillig scheuren van eene zijden mantille op de publieke straat.

Met eene ernstige mondelinge correctie afgedaan.)

Dingsdag den listen September 1855.

Gehoord :

aid. De slaven Marie, de slaaf Robijn (2de bastiaan) en de slaven Kain en van Speijk, aankomende de plantage Nieuw-Meerzorg, wegens de door de slavin Marie voornoemd den slaaf Abraham van deze plantage toegebragte verwonding, en het daarop gevolgde overlijden van den verwonden slaaf.

l u i t aanmerking dat uit de verschillende verhooren en uit het op de plantage ISieuw-Meerzorg ingestelde onderzoek is gebleken, dat de beklaagde den slaaf Abraham buiten haar schuld "of zonder opzet met eenmes verwond heeft, bij gelegenheid dat zij bananen schilde en hij zich de vrijheid veroorloofde om met haar te stoeijen, terwijl de overle-dene voor zijnen dood den wensch heeft te kennen gegeven, dat, het gebeurde aan een bloot ongeluk moetende worden toegeschreven, de slavin Marie niet voor deze daad zou gestraft worden-, voorts dat de divisie-heelmeester Montanto heeft verklaard, dat de toegebragte verwonding op zich zelve niet als doodelijk kon worden aangemerkt, maar behoort tot de door toeval doodelijke wonden, zoo is op grond van een en ander de be-klaagde voorloopig onder handtasting uit hare custodie ontslagen geworden, onder gehou-denheid om haar te allen tijde weder ter beschikking van de politie te stellen, zoo zulks mögt gevorderd worden.)

Donderdag den iden October 1855.

Gehoord :

De slavin J e t t a , aankomende de plantage Akkerboom, klagten tegen den eigenaar en directeur, wegens onthouding van kledingstukken en levensmiddelen.

(Na een naauwgezet onderzoek dezer klagten is bevonden , dat hoezeer het bezwaar , wat het verstrekken van levensmiddelen betreft, eenigzins overdreven was, de klagte om-trent de kledingstukken niet v a n d e n grond ontbloot was. Op ernstige aanmaning heeft de eigenaar onmiddellijk voorzien in die kledingstukken, welke de klaagster nog ontbraken, zijnde hem omtrent een en ander de noodige wenken gegeven geworden).

Zaturdag den ISden October 1855.

Gehooid :

De slavin Coquette, van de plantage V l u g t e n T r o u w , klagte tegen haren meester, dat zij geene geneeskundige verpleging van haren meester zou kunnen verkrijgen, daar zii liidende zou zijn aan oogontsteking.

(Nadat de toestand dezer slavin door den stads-geneesheer en stads-heelmeester onder-zocht w a s , die haar werkelijk bevonden hebben aan eene oogkwaal te lijden , welke nood-wendig eene gestadige zorgvuldige verpleging vereischende is, zoo is den eigenaar opgelegd geworden om daarin onverwijld te voorzien, waaraan gevolg is gegeven ; zijnde door hem bewijzen geleverd, dat de klaagster bij herhaling onder geneeskundige behandeling was geweest, doch dat zij zich zelve verwaarloosd had.)

Dingsdag den IGden October 1855.

Gehoord :

alp. De slaven David, Z e e m a n / V r e d e , Afrika, Jacob, Valentijn, Adriaan,

Alexan-der, Spadille, Present, J o n a s , Abraham, Adolf, Louis en Frederik, allen aankomende de plantage Breukelerwaard, klagten tegen den directeur wegens liet opleggen van te zware werktaken en onverdiende bestraffingen.

(Deze klagten naauwkeurig onderzocht, zoomede de beklaagde directeur en de 1ste bastiaan dezer plantage, de slaaf Serjant, in tegenwoordigheid der vijftien klagers ge-hoord zijnde, hebben de resultaten daarvan de overtuiging gegeven, dat de klagers zich in den laatsten tijd aan zeer oproerig, oneerbiedig, aanmatigend gedrag en aan lasterlijke aantijgingen en valsche beschuldigingen tegen den directeur hebben schuldig gemaakt, terwijl zich als de belhamels bij deze ongeregeldheden hebben doen kennen de slaven

«Jonas, Frederik en Abraham. In het belang der goede orde en ter handhaving eener zoo gewenschte tucht en ondergeschiktheid onder de slaven van voorzegd effect, zijn de voornoemde drie belhamels, krachtens art. 80 van het reglement op het onderhoud, den arbeid en de tucht der slaven in de divisien (publ. van 6 Mei 1851, G. B . n». 4 ) , gecorrigeerd geworden.)

Donderdag den lbden November 1855.

Gehoord :

De slavin E v a , aankomende J . G. C. Telting, klagte tegen de slavinnen Frederica, aankomende J . G. C. Telting, en Saraatje, aankomende de weduwe Spilker, ter zake van feitelijk geweld.

(In het belang der goede orde zijn de beklaagden, in overeenstemming met het ver-langen der eigenaren, voor den tijd van twee dagen in het fort Zeelandia gecustodieerd geworden.)

Zaturdag den \lden November 1855.

Gehoord :

De slaaf Solo, aankomende de plantage l'Aventure, brengt klagte in tegen den eige-naar en directeur der plantage l'Aventure, ter zake dat hij hem onverdiend in een kettingboei, bevestigd aan een houten boei of blok, gesloten zou hebben, nadat hij vooraf met een buitengewoon getal zweepslagen zou zijn afgestraft geworden.

(De beklaagde is voor hetCollegie van kleine zaken, ter zake voorschreven, vervolgd geworden, wordende de regterlijke uitspraak ten deze te gemoet gezien. De slaaf Solo is, hangende deze procedure, voorloopig aan eene andere plantage verhuurd geworden.)

Donderdag den 22sten November 1855.

Gehoord :

De slaven Oranje, Cornelis, Matthijs, Fortuin, Primo, Tromp en Heintje, allen aankomende de plantage de Nieuwe G r o n d , brengen bezwaren in tegen de eigenaren

De slaven Oranje, Cornelis, Matthijs, Fortuin, Primo, Tromp en Heintje, allen aankomende de plantage de Nieuwe G r o n d , brengen bezwaren in tegen de eigenaren