• No results found

De arbeidende klasse heeft zich in de laatste jaren meer gaan toeleggen op het aan- aan-planten van aardvruchten, zoo als zoete aardappelen , yams enz., met zoodanig gunstigen

uitslag, dat reeds gedurende liet jaar 1854 de oogst daarvan genoegzaam heeft opgebragt om te voorzien in de plaatselijke behoeften. Zelfs konden er in dat jaar nog aardvruchten worden uitgevoerd, die vroeger van andere plaatsen voor de consumtie werden aangebragt.

I I . V E E T E E I T .

De veestapel van particulieren bedroeg op ultimo December 1854:

Te niet opgegeven niet opgegeven

423 188

De gouvernements-veestapel op Bonaire bestond op hetzelfde tijdstip uit: 60 merinos-en 569 veredelde schapmerinos-en, 43 geitmerinos-en, 75 stuks rundvee merinos-en 75 paardmerinos-en.

Op Aruba waren eenige ezels van het Gouvernement aanwezig, waarvan het aantal met bekend was.

Van de voormelde merinos- en veredelde schapen te Bonaire is in 1854 verkregen 955 pond wol. ,

I I I . U I T G I F T E VAN GRONDES.

Op ultimo December 1853 waren er uitgegeven:

te Curaçao 13 concessien, metende 45.255 bunder D Bonaire 2 gedurende het jaar 1854 zijn teruggegeven :

op Aruba 1 concessie, metende 0.50 bunder en verleend:

op Aruba 13.245

zoodat op ultimo December 1854 in uitgifte bleven 424 concessien, metende 807.52»

bunder.

Tot uitbreiding van gronden en gebouwen werden in 1854, onder nadere goedkeuring des Konings , afgestaan :

op Curaçao 4 en op Bonaire 2 perceelen landsgrond.

Op bladzz. 19 en 20 van het vorig Verslag is medegedeeld, dat op den 9den December 1853 aan den heer L. J . de Jongh te 'sGravenhage eene concessie was verleend, waarbij

( 20 )

aan dezen het uitsluitend regt tot ontginning van delfstoffen bevattende gronden op het eiland Aruba vóór den tijd van veertig achtereenvolgende jaren werd toegekend. Deze overeenkomst werd goedgekeurd en bekrachtigd bij Koninklijk besluit van den 23sten Januarij 1854, n ° . 72. Bij publicatie van den 3den Maart van dat j a a r {Publicatieblad n°. C) werd.dit besluit in de kolonie afgekondigd.

Bij diezelfde publicatie werd ingetrokken die, van 20/22 October 1832, waarbij de gouddelving op Aruba voor elk en een iegelijk, daartoe van een permit van het

Kolo-niaal Bestuur voorzien, was opengesteld.

Ten gevolge van dien werden er dan ook geene zoodanige permitten tot goudgraving in dat j a a r 1854 meer afgegeven. Ook werd op den bovengenoemden datum in het Publicatieblad, onder n°. 7, opgenomen de beschikking van den Gouverneur van Curaçao van 9 December 1853, n ° . 647 , waarbij een Strafreglement voor de arbeiders bij de grond-ontginning te Aruba werd vastgesteld.

Op den lsten Maart 1854 is met de ontginning een begin gemaakt met een aantal van 50 arbeiders , onder het opzigt van den heer C. Lloyd ; in de maand Augustus werd het

aantal werklieden tot 100 gebragt, die toen ongeveer het dubbele van het daggeld genoten, dat zij te voren aan den landbouw verdienden. Algemeen wordt het er voor gehouden dat er nog eene groote hoeveelheid gedegen goud in den grond verborgen ligt, doch het werk ,

aan het graven en het zoeken van dat metaal besteed, is met geen goeden uitslag be-kroond geworden. Volgens opgaaf van den directeur, gecontroleerd door den Gezagheb-b e r , werd er in 1854 gevonden 393/4 ons goud, welke hoeveelheid, tegen f 4 8 per ons, op eene waarde van f 1908 werd geschat, waarvan volgens de overeenkomst 2I/2 Pe r c e n t

aan de koloniale kas is betaald geworden.

De uitgaven ter verkrijging van deze hoeveelheid bedroegen ruim f 8000, zoodat er door den ondernemer een beduidend verlies werd geleden. Bij het onderzoek der ertsen werd echter zoodanige rijke kopererts ontd ekt -, dat de directeur hoop voedde om daardoor de met de goudgraving geledene verliezen te herstellen. Met de daartoe uit Engeland ontbodene werktuigen hoopte de directeur het mijnwerk tot eene aanmerkelijke diepte door te zetten, van gevoelen zijnde dat de ontdekte aderen alsdan meer zullen opleveren.

Reeds werd in het begin van het jaar 1855 op eene Engelsche brik honderd en twintig ton kopererts naar Liverpool afgescheept; waarvan de verkooprekening later, volgens de overeenkomst, aan het Gouvernement moet worden overgelegd.

Reeds is het eerste jaar der onderneming werd eene som van twintig duizend gulden alleen aan daggelden uitgegeven, die, onder de bevolking van het eiland verdeeld, aldaar tot hare voorspoed en welvaart veel heeft bijgedragen. Van de andere zijde werden een aantal werkbare handen aan den landbouw onttrokken, en zij die vroeger op de gouvernements-etablissementen of bij de particuliere aan de nopal-cultuur werden gebezigd , eischten nu dubbel loon of verlieten die cultuur voor het mijnwerk.

I V . ZODTPANNENT.

I n het begin van het jaar 1854 was de toestand der pannen, ten gevolge van de groote overstrooming in November en December 1853 , nog zeer ongunstig, zoodat het zout zich slechts langzaam en met dunne lagen kon zetten ; de inzameling, omtrent het einde van April 1854 begonnen, werd onder zeer ongunstige omstandigheden voortgezet. Met veel moeite werden al de bakken van de eerste, pan schoongemaakt, en daarna werd de aangroei van het zout door regenvlagen vertraagd, waardoor de inzameling slechts met een onbeduidend voordeel kon bewerkstelligd worden. Aan de Witte Pan vooral waren de bakken zoodanig met modder opgevuld, dat aldaar slechts 6295 vaten konden worden gegaard. Gedurende het jaar 1854 is er gestadig aan de pannen gewerkt, ten einde die in staat te brengen om weder goed zout op te leveren. Eenige regens, in de maand December 1854 gevallen, bragten weder eenig nadeel toe en maakten op nieuw het graven van kanalen tot lozing noodzakelijk. De uitkomsten van den zoutoogst blijken uit de ondervolgende opgaven:

Op ultimo December 1853 zoude volgens de aanteekeningen hebben moeten aawezig

zijn Mets.

In 1854 zijn ingezameld 58,344 vaten

waarvan door vrije lieden 18,904 vaten Transporteren 18,904 vaten

»

Per transport 18,904 vatea door de slaven .. . . . 39,440 »

Als winst daarop bijgeschreven . . . .' 516 »

Brengt de opbrengst zuiver op . . . . 58,860 » Daarvan werden verkocht 58,790 » Zoodat op ultimo December 1854 aanwezig bleven • • 70 vaten.

De opbrengst der . . . 58,790 vaten is geweest, à f 1.00 per vat, f 58,790 De raming is geweest . . . . 85,000 » à f 0.75 » » 63,750 Dus was de opbrengst in 1854

minder dan de raming . . . . 26,210 » en f 4,960 De zoutoogst te St. Martin leverde in het jaar 1854 geen hoop voor gunstige uit-komsten op. In October van dat jaar wees de sterkte van het panwater 17 graden; ten gevolge van zware regens in de maand November, waarin 3 palmen

water is gevallen, nam dit aantal graden af tot 12. De particuliere bestekken hebben in