• No results found

EXTRACT uit het Journaal, gehouden op het Bureau van Politie, eerste afdecling, over het jaar 1855, met betrekking tot de aldaar

in-gebragte klagten van en over slaven en van de straffen en cor-rectien hun ten gevolge daarvan opgelegd.

Maandag den Bsten January 1855.

Gehoord :

a. De slaaf Foekink, bastiaan op de centraalfabriek Buitenrust, wegens de klagten door den heer B C. van den Ende qq. tegen hem en de slaven van genoemde centraal mgebragt, ter zake dat zij eigendunkelijk twee dagen Nieuwejaarsspel gehouden hebben,

bij welke gelegenheid deze bastiaan de slaven zou hebben opgeruid.

(Aangezien er geene voldoende redenen zijn voorgekomen o m , overeenkomst^ het langen van den heer van den Ende voornoemd, den bastiaan te straffen en hem ver-volgens van voorzegde fabriek te verwijderen, zoo is hij door. den heer Procureur-Generaal schriftelijk aangemaand geworden om hem ten spoedigste uit de custodie, waarin hii voorloopig op verzoek van den heer van den Ende was geplaatst geworden, te ont-slaan , waaraan dan ook ten spoedigste gevolg is gegeven.)

b. De slavin Chrisje, aankomende R. J . Gollenstede, aangeklaagd door de slavin Cornelia, aankomende B . Guilmin, wegens eene toegebragte verwonding op de straat.

(De eigenaar van de beklaagde slavin heeft aangenomen om die slavin eene doel-matige correctie op te leggen, waarmede partijen genoegen hebben genomen.)

c De slaaf Willem, aankomende D. J u d a , omtrent het verzoek van zijnen meester om hem voor den tijd van eene maand naar het fort Nieuw-Amsterdam op te zenden

(Bij onderzoek is er geene aanleiding gevonden om aan dat verzoek gevolg te geven vooral omdat de slaaf Willem is bevonden met eene liesbreuk behebt te zijn, weshalve deze slaaf weder ter beschikking van zijnen meester is gesteld geworden.)

Dingsdag den Men Januari/ 1855.

Gehoord :

, van de plantage Ponthieu, laatst gewerkt hebbende op de planta,

( 2 )

Gt. Marseille, klagten tegen administrateuren der plantage Ponthieu, omtrent zyne verbanning naar de plantage Gt. Marseille. .

(Bij administrateuren voornoemd pogingen in het werk gesteld om, den klager weder naar het effect, waartoe hij behoort, te doen terugkeeren.)

Woensdag den 2Asten Januarij 1855.

Gehoord :

o/ff. De slaven Lodewijk , François, Jupiter, Bleijenhoop, Louis, Bienvenu, Bruin-hard Koffij, W i n s t , Telemachus, Herrn anu s , Pieter, Mentor, Sussibo, Brutus en Katwijk, allen aankomende de plantage Rustenburg, klagten wegens te zware werktaken.

(Deze zaak is op de plantage Eustenburg zelve onderzocht en overeenkomstig de bepaling van art. 30 van het reglement op de tucht der slaven in de divisien (publ.

van 6 Mei 1 8 5 1 , G B . n°. 4 ) , afgehandeld.)

Donderdag den 2bsten Januarij 1855.

Gehoord :

a/f. De slaven Pieter, Heintje, Anton, Catharina , Betsij en Amarantha, aankomende de plantage Annasburg, aangeklaagd door den sequester der plantage Annasburg, ter zake dat de slaven aldaar zich in den laatsten tijd door eenen geest van weerspan-nigheid, oneerbiedig en onbetamelijk gedrag ten opzigte van den directeur, den heer Guicberit, tegen wien zij zonder aanleiding eenen kennelijken weerzin hebben opgevat, hebben doen kennen, door hem onophoudelijk te beleedigen en eerkrenkende

bewoor-dingen toe te voegen, en voorts dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan het plegen van verregaande ongeregeldheden, waarbij de zes voornoemde slaven zich als de belhamels hebben onderscheiden.

(Deze slaven hebben in het belang der goede orde en tot handhaving eener gewenschte tucht en ondergeschiktheid, in tegenwoordigheid der overige slavenmagt van dat effect, krachtens de 2de al. van art. 30 van het reglement op de tucht der slaven in de divi-sien (publ. van 6 Mei 1851, G B . n°. 4) eene doelmatige correctie ondergaan , welke maat-regel tot staking der oproerige en losbandige gedragingen heeft mogen leiden.)

Dtngsdag den SOsten Januarij 1855.

Gehoord :

a/b. De slaven Corbooij en Blank, aankomende de plantage L a Jalousie, door de andere slaven dezer plantage aangeklaagd, dat zij zich de gevaarlijke uitdrukkingen veroorloofd zouden hebben , dat zij brand zouden stichten.

(Aan voornoemden administrateur kenbaar gemaakt, dat uit aanmerking dat hunne strafschuldigheid vooralsnog op geenerlei wijze bewezen was geworden, en het evenmin was gebleken , dat zij werkelijk bezield waren met zoodanig misdadig oogmerk of kwaad-willigheid, als waarvan de slaven van voorzegde plantage hen beschuldigd hadden, er geene voldoende termen waren voorgekomen om voor *s hands te hunnen aanzien maat-regelen van bedwang te moeten nemen.)

Woensdag den Iden Februarij 1855.

Gehoord :

De slavin Mietje, van de plantage Rosenburg, ter zake dat de directeur van dat effect, de heer J . C. van Weede, in gebreke zou blijven haar en haar kind geneeskun-dig te behandelen.

(Aan den stads-heelmeester door den heer Procureur-Generaal een onderzoek zijnde opgedragen geworden, is door dezen bevonden dat de slavin Mietje aan zweren lijdende i s , terwijl haar kind het voorkomen heeft van aan ingewandswormen te lijden. Ten

gevolge van deze bevinding zijn administrateuren van voorzegde plantage e m s ü g a a n g e -L a n d geworden, om wel overeenkomstig de voorschn ten verva m art 2 ^ van het reglement op het onderhoud, verpleging en*, der slaven in de divisien (pub. van 6 Me, 1851 G B . n«. 4), in beider genees- en heelkundige behandeling en verzorging terstond te voorzien, en tevens zorg te dragen, dat aan meergenoemde slavm, zoolang zy met hehoorlijk zal zijn hersteld, geen veldarbeid worde opgedragen.)

Vrijdag, den Men February 1855.

Gehoord :

aft. De slaven Azor, Albert, Klaas, Abraham, Hannibal, Epée F r ^ J ^ t t a ^ O W » . tiaan en Nieuwjaar, allen aankomende de plantage Morgenstond, door den eigenaar en directeur aangeklaagd wegens betoonden onwil tot werken en brutalitéit.

(Na eene ernstige vermaning weder ter beschikking van den eigenaar gesteld.)

Woensdag, den Uden February 1855.

Gehoord:

a. H. F . Limes, klagte tegen den slaaf F r a n s , wegens beleedigende uitdrukkingen.

(Op verzoek van partijen huishoudelijk afgedaan.)

b. De slavin Irisie, aankomende de minderjarige kinderen van G. M. de Ridder, klagte tegen haren meester en huisgenooten wegens mishandeling.

( l i j hfrhaling van dergelijke klagten is G. M. de Ridder later voor den regter ver-volgd en tot betaling van boete en de proceskosten veroordeeld geworden.)

c,d. De slaaf Adriaan, aankomende den boedel wijlen M . C. van ^ £ j £ * « Premier, aankomende G. Jacobs, klagten wegens feitelijk g e w e i e l k a n d e r ^ ^

(Bij gemis van getuigen hebben de eigenaren aangenomen deze zaak huishoudelijk af te doen.)

Vrijdag, den 23sten February 1855.

Gehoord :

«/6. Jackson Lyons en D . D . F e r n a n d e s , aangeklaagd door den heer S. Soesman j r . , weeens mishandeling van den hem toebehoorenden slaaf Johannes.

T i l s en D D . Fernandes zijn bij vonnis van het Collegie van kleine zaken ter zake v o o ^ h r e v e n , t o t betaling v a n e n e ' geldboete en tot de proceskosten veroordeeld geworden.)

Maandag, den 26sten February 1855,

Gehoord :

aid. De slaven Willem, Hobein, Jacques en Fortuin, aankomende de plantage Dijk-veld, brengen klagten tegen den mede-administrateur ^ ^ % ^ Z s L ter zake dat hij hen onverdiend en zonder aanleiding zou hebben willen afstraffen.

(Nadat deze zaak behoorlijk onderzocht en bevonden was dat deze slaven zich zonder aanleidingvan de plantage hadden verwijderd, met het voornemen om lasterlijke aan tiieingen en ongegronde klagten tegen den heer de Jongh m te brengen, is de belhamel ÏÏrvan, de ISWillemfbij mfatregel van politie, naar het fort Nieuw-Amsterdam gezonden, tot dat hij blijken van een verbeterd gedrag zal hebben gegeven.)

e. De slaaf Charles, aankomende Moron, in dienst van de weduwe, HeM-weiller, klagte tegen de weduwe HeidHeM-weiller, dat zy hem aan de wasehtobbe « m plaatsen , welk wefk hij niet verstaat, en waartoe zijne krachten niet berekend zouden znn.

( 4 )

(De wed. Heidweiller, gerequireerd zijnde, verklaart, dat de klager onwaarheid heeft gesproken, doch dat hij onwillig zou zijn te werken, aangezien hij een lui en liederlijk sujet is. Aan voornoemde weduwe is nogtans nadrukkelijk aangezegd geworden, om bedoelden slaaf geene werkzaamheden op te leggen, waarvoor hij niet berekend is.)

Dingsdag den 27sten Februari} 1855.

Gehoord :

a. De slaaf Klopman, van de plantage Kroonenburg, door tusschenkomst van den burger-kapitein der divisie Beneden-Cottica ter beschikking der politie gesteld, heb-bende deze slaaf zich bij gelegenheid, dat hij op dat effect met eenige andere slaven, ten overstaan eener commissie van burger-officieren, zou worden afgestraft, eigendun-kelijk aan die strafoefening onttrokken en zich vervolgens uit de voeten gemaakt.

(In het belang der goede orde, en ten einde geene aanleiding te geven , dat voortaan door dergelijke handelingen het wettig gezag welligt zou kunnen miskend en ondermijnd worden, ia genoemde slaaf weder ter beschikking van heeren sequesters van deze plantage gesteld, ten einde alsnog, ten overstaan derzelfde commissie, ten opzigte waarvan hij een zeer oneerbiedig en laakbaar gedrag aan den dag had gelegd, eene correctie te ondergaan.)

b. De slaaf Abuis, van de plantage Alkmaar, klagte omtrent te zware werktaken en dat de bastiaan-markies hem zonder aanleidirlg gestadig zou straffen.)

(Aangezien het uit het onderzoek, hetwelk door eene commissie van burger-officieren op de plantage Alkmaar zelve heeft plaats gevonden, als uit de verhooren, gehouden op het bureau van politie, gebleken iê, dat de klager ongerijmde en overdrevene Mag-ten ingebragt en wijders pogingen aangewend h a d , om door misleidingen eenigen schijn van waarheid aan zijne vermeende bezwaren bij te zetten, is hij tot het ondergaan van eene doelmatige correctie weder ter beschikking van administrateuren der plantage Alkmaar gesteld geworden.)

Maandag den hden Maart 1855.

Gehoord :

De slaaf Antoni, aankomende de plantage Leydenshoop, laatst gewerkt hebbende op de plantage Hooijland, klagten tegen den directeur • wegens te zware werktaken en het opleggen van onverdiende straffen.

(Na onderzoek dezer zaak zijn de klagten van dezen slaaf ongegrond bevonden, waarop hij, na eene ernstige mondelinge vermaning, ter beschikking van den eigenaar is gesteld geworden.)

Zaturdag den Uden Maart 1855.

Gehoord :

De slavin Kwassiba of Rachel, aankomende den boedel wijlen Maria van J . W. Boon, omtrent het verzoek van N. A. van Am son q q . , om haar wegens slecht gedrag op het fort Nieuw-Amsterdam te doen arbeiden.

(Deze slavin verbetering van haar gedrag beloofd hebbende, is door voornoemden heer van Amson van zijn verzoek afgezien.)

Maandag den listen Maart 1855.

Gehoord:

a/b De slaven Jack en Louis, aankomende de plaats Dordrecht, klagten tegen den di-recteur wegens te zware werktaken.

(Aangezien het gebleken is dat de slaaf Jack zich heeft schuldig gemaakt aan desertie