• No results found

Woede, angst en wanhoop: de emotionele praktijk in het tuchthuis

De beschrijvingen van de binnenvaders over de misdaden die gevangenen en het gevangenispersoneel begingen, zijn veelal in emotionele termen verwoord. De binnenvaders beschreven niet alleen emotionele toestanden en handelingen van de gevangenen en het gevangenispersoneel, maar ook die van hen zelf. In plaats van het innerlijke gevoelsleven van de binnenvader of de gevangenen te onderzoeken, richt dit hoofdstuk zich op de emotionele performatieve praktijk. Antropologe Monique Scheer introduceerde in 2002 het concept

emotional practices. Volgens Scheer zijn emoties vooral iets wat mensen doen.270 Emoties opvatten als practices betekent dat emoties voortkomen uit het lichaam, dat geconditioneerd wordt door een sociale context. Volgens Scheer kunnen emotional practices gevoelens mobiliseren, communiceren, benoemen en reguleren. Scheer is van mening dat emotionele normen niet alleen de emotie beheersen, maar dat ze ook emoties creëren.

Emoties in het tuchthuis: woede, angst en wanhoop

Op een dag staat de gevangene Jan van Stekelenburg aan het hok van de plaatslopers. Hij roept naar de plaatsloper Arie Boers: ‘Ik slaan u om jou kop (…) om dat gij mijn meid daar ik meede pop gepasseerde zaturdag avond door het hok (hebt) gesoend’.271

Jan spoorde vervolgens Arie aan om uit zijn hok te gaan, waarop Arie uitdagend riep dat Jan maar in zíjn hok moest komen. Zodra Jan in het hok was kreeg Arie van Jan twee slagen ‘voor zijn voor hooft dat het bloed er uit liep’.272 Hierop sloeg Jan Arie tegen ‘zijn aangezicht’.273 De plaatslopers haalden hen vervolgens uit elkaar.

Later klaagde Arie over Jans woeste uitbarstingen op het kantoor van binnenvader Nicolaas van Velthuijsen. De binnenvader gebood Jan op het kantoor te komen en maakte hem duidelijk dat hij niet bevoegd was om zijn medegevangenen te slaan, ‘maar als hij beledigt wierd ik, [de binnenvader] de man was waar hij kan klagen’.274

‘Al komt men klagen’, antwoordde Jan, ‘dan ken men tog geen regt krijgen en dus vond ik [het] goed om mijn eigen

270 Monique Scheer, ‘Are emotions a kind of practice (and is that what makes them have a history? A Bourdieuan approach to understanding emotion’, History and Theory, 51, 2 (2012) 209, 210, 213-217.

271 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Vrijdag 11 oktober 1805.

272 Ibidem. 273 Ibidem. 274 Ibidem.

rechter te spelen’.275

De binnenvader gaf Jan voor deze uitspraak een klap voor zijn hoofd en liet hem plaatsen in het waterhok. Jan werd niet voor zijn emotionele uiting gestraft, maar vanwege zijn kritiek op de binnenvader. Hij speelde liever voor eigen rechter, dan zijn eer te laten afhangen van de binnenvader, omdat de binnenvader, in zijn ogen, geen rechtvaardigheid bracht.

Jan de vrouwenknecht hield in 1807 enkele lompen in van Hendrina van der Wagen. Hendrina vroeg aan de knecht waarom dit het geval was en de knecht antwoordde haar dat dit de orders waren van de binnenvader en dat zij zich voor meer uitleg tot de moeder moest wenden. Hendrina richtte zich tot de moeder en zij kon Hendrina enkel vertellen dat het de orders waren van de binnenvader ‘waar op zij driftig uitvoer’.276

Hendrina beschuldigde de dienstmeid de aanstichtster te zijn. Waarom Hendrina de lompen niet mocht ontvangen of wat de dienstmeid hiermee te maken had, is niet uit de bronnen af te leiden. Hendrina’s woede was echter duidelijk: ze schold de dienstmeid uit ‘voor een hoer, een stinkende hoer!’.277

Toen in 1806 een van de knechten kolen uitdeelde op de burgerkamer vond Nancij Anderson dat zij niet genoeg kolen kreeg en maakte ze ‘een geweldig leven tegens de knegt’.278 Nancij schold de knecht uit voor ‘mof en paap’,279

ze vloog hem aan en krabde daarbij zo op zijn hand ‘dat het bloed er uit liep’.280

Waarom maakte het uitdelen van kolen dergelijke emoties los bij de gevangenen? In het tuchthuis waren in de vrouwenkamers geen kachels aanwezig, enkel stoofjes met daarin smeulende kolen. Vooral in de wintermaanden moet het in de kamers erg koud zijn geweest. De kolen waren het enige waar de vrouwen zich aan konden verwarmen. Naast woede is angst een veelvoorkomende emotie in het rapportboek. In de nacht van 10 op 11 augustus 1802 schrok binnenvader Nicolaas van Velthuijsen wakker van ‘een geroep van brand’281

en het gerasp van schaftbakken tegen de traliën. De binnenvader haalde twee geladen pistolen uit zijn geweerkast en liep naar de hokken om te onderzoeken waarom de gevangenen zo schreeuwden. De mannen op de plaats, die met hun schaftbakken tegen de traliën lawaai hadden gemaakt, zeiden dat de vrouwen op de burgerkamer schreeuwden dat er brand was. De binnenvader snelde naar boven. Daar bleek dat het licht van de fakkels een

275 Ibidem.

276 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_6, ‘Dagboek van de binnenvader 21 november 1806 tot 30 november 1815’, Dinsdag 3 november 1807.

277 Ibidem.

278 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Vrijdag 7 februari 1806.

279 Ibidem. 280 Ibidem.

281 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_6, ‘Dagboek van de binnenvader 21 november 1806 tot 30 november 1815’, Woensdag 11 augustus 1807.

Afb. 16: Een jonge vrouw warmt haar handen boven een vuurtest, allegorie op de

dusdanig verschijnsel maakte dat het leek alsof er brand in het huis was, maar dit was niet het geval. De binnenvader stelde de gevangenen, hok voor hok, gerust. Sommigen vroegen om drinken ‘uijt hoofde zij verschrikt waren. [Ik] heb wat water en melk laten bezorgen’,282

aldus de binnenvader.

Op een avond waren vrouwen op de burgerkamer ‘welke zoodanig aan gevallen wierden met overvallen en stuijpen dat ik (…) de noodiege bij stand verleende om de zelve te redden’,283 schreef binnenvader Nicolaas van Velthuijsen. Volgens de binnenvader waren de vrouwen in paniek door het onweer. De binnenvader bracht de preses op de hoogte en hij zond direct een knecht naar de dokter. Midden in de nacht kwam de knecht terug met ‘een resep[t]’284

dat door de dokter was voorgeschreven ‘en door de gevangenen is gebruijkt’.285

De nacht verliep verder rustig.

Naast woede en angst komt de wanhoop van de gevangenen herhaaldelijk tot uiting in de rapportboeken. Deze wanhoop komt het duidelijkst naar voren in de zelfmoordpogingen die de gevangenen ondernemen. Nancij Anderson maakte in 1801 heel veel leven op de nieuwe vrouwenkamer, omdat zij van de kamervrouw het kleinste stuk kaas had gekregen. De verdere dag had Nancij enkel gescholden en gelasterd. Het geweld was zo heftig dat de gevangenen de bel overhaalden. Toen binnenvader Cornelis van Nek in de kamer kwam, vond hij kamervrouw Alida Mooijman ‘op het midden van de kamer stijf van haar zelve’.286

Nancij werd voor haar onruststokerij opgesloten in de koningskamer.

Kort daarna ging de bel over op de ziekenkamer waar ‘de boel ook in beweeging’287 was, omdat Catharina Wagenaar zichzelf probeerde te wurgen met de band van haar muts. Toen de rust in de ziekenkamer wedergekeerd was, kreeg de binnenvader bericht van een knecht dat Nancij in de koningskamer was gevonden met een strop om haar hals, gemaakt van haar eigen halsdoek met daarin twee knopen. Toen de binnenvader in de koningskamer aan kwam, had een knecht de doek al met veel moeite losgemaakt. Nancy was ‘geheel voor dat oogenblik weg en bont en blauw, het lighaam opgezet. [Ik] nam dereckt azijn bij dewelken maar [zij] bleef geheel buijten westen’.288

De binnenvader stuurde een knecht om de stadschirurgijn en in die

282 Ibidem.

283 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Maandag 23 augustus 1802.

284 Ibidem. 285 Ibidem.

286 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Zondag 12 september 1801.

287 Ibidem. 288 Ibidem.

‘tussen tijd kwam zij met een swaare gil weer bij haar zelve’.289

De binnenvader deed hiervan rapport aan de preses, die de binnenvader het bevel gaf Nancij terug te brengen op haar eigen plaats en haar te laten bewaken.

Vier jaar later ondernam Nancij een nieuwe poging door wederom een doek vast om haar hals te knopen. De knecht had haar gevonden en hij constateerde dat ‘haar adem haling niets meer wilde zeggen en [zij] vervolgens van kleur was als een stukje rook vleesch’.290 Nancij kwam weer bij en de binnenvader liet haar door de knecht op haar gewone plaats brengen. Zoals de hierboven geschetste situaties laten zien, waren emoties onlosmakelijk verbonden met het alledaagse leven in het tuchthuis.

Driftige gevangenen en driftig personeel

Uit hoofdstuk 1 is naar voren gekomen dat het de plicht was van de gevangenen om zich rustig te gedragen en te alle tijden het gezag van het binnenbestuur te erkennen. In de rapportboeken wordt het woord ‘driftigheid’ door de binnenvader toegeschreven aan zowel de gevangenen als het gevangenispersoneel. Als gevangenen driftig waren, en hun woede dus niet konden beheersen, kregen zij de waarschuwing om zich stil en rustig te gedragen. Deden zij dit niet, dan werden zij geslagen, opgesloten of, in het uiterste geval, werd hen een houten gebit in de mond gebonden.291

Driftigheid was uit den boze, zowel voor de gevangenen als het personeel. Toch maakten knechten zich ook schuldig aan deze ongewenste emotie. Binnenvader Cornelis van Nek ontdekte in 1812 dat vier vrouwelijke gevangenen beschonken waren. ’s Avonds vroeg hij hen hoe zij aan de drank waren gekomen. Eén van hen, Antonia Riool, zei dat ze van Hendrik de knecht brandewijn en ook enkele flessen rode wijn uit de kast op de regentenkamer hadden gekregen. Ook had de knecht haar in de bakkerij ‘aangevoelt om ontucht te pleegen’.292

De binnenvader sprak Hendrik aan ‘over het [te] buiten gaan van zijnen pligt’, maar de knecht antwoordde dat hij daar niet schuldig aan was en vertelde de binnenvader hoe de vrouwen – buiten hem om – de sleutel van de kast op de regentenkamer in hun bezit hadden gekregen. Toen Antonia en de knecht in dezelfde ruimte waren, riep ze naar hem ‘gij zijt thans het ongeluk

289 Ibidem.

290 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Woensdag 30 januari 1805.

291 Woensdag 7 augustus 1805. Op deze datum krijgt Nancij Anderson een gebit in de mond gebonden, wegens haar aanhoudend geschreeuw. In de rapportboeken wordt op dit voorval na, geen enkele keer verwezen naar deze straf.

292 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_6, ‘Dagboek van de binnenvader 21 november 1806 tot 30 november 1815’, Maandag 4 april 1812.

van dit huis en u doelwit is niet anders, als om de gevangenen ende vader en moeder ongelukkig te maken en uw heerschappij te voeren zo als ten tijden van vader Velthuijsen en om dat gij dit thans niet kunt gedaan krijgen, zo verzind gij andere listen (…). Het is nuttig vader, dat Hendrik uit het huis gaat, gij zult anders nog weeder ongelukken zien gebeuren’.293

Een maand later werd Anna van der Leeg betrapt toen zij as, waarschijnlijk van gestolen kolen, in de kerk dumpte. Om haar straf te ontlopen, bekende ze dat Hendrik de knecht onschuldig was en dat het een vooropgezet plan betrof van Antonia Riool, Johanna Bakker, Neeltje Koot en haarzelf. De vrouwen werden uit elkaar gehaald om apart te worden opgesloten en daarbij schold Anthonia Hendrik uit voor schurk. ‘In de drift van Hendrik’ ontving Antonia enkele slagen van de knecht, ‘waarover ik hem bestraft heb’,294

voegde de binnenvader hieraan toe. Dat de knecht zijn gevoelens niet onder controle had en hij in zijn drift Anthonia sloeg, terwijl hij hier geen orders voor had ontvangen, liet volgens de binnenvader zien dat ‘daar[uit] de onschuld van Hendrik de knegt ten vollen gebleken is’.295

Desondanks werd zijn driftigheid niet getolereerd en werd de knecht voor zijn handelen bestraft. Wat voor straf hij hiervoor heeft ontvangen, is niet bekend.

In de rapportboeken gebruikte de binnenvader emoties als een rechtvaardiging voor zijn gedrag. Jan van Houten, die in 1802 had gebroken, wilde binnenvader Cornelis van Nek niet vertellen waar hij dat had gedaan. Er waren stukken muur kapot in de koningskamer, maar Jan ontkende dat hij hier iets mee te maken had en zei spottend: ‘laat de metselaar maar komen’. ‘Waarop ik nog kwader wierd over de leugens’, bekend de binnenvader in het rapport, ‘en heb hem een slag of 3 met de bullepees gegeven en toen betuigde hij mij dat hij de waarheid zeggen zoude’.296

Het gedrag van de gevangenen maakte bij de binnenvader dus ook emoties los. Hier gebruikt hij de emotie om zijn bullenpees slagen te verantwoorden. Ook benadrukt hij de urgentie van zijn slagen: de gevangene bekende uiteindelijk de waarheid.

Hetzelfde is terug te zien bij Nicolaas van Velthuijsen, die moedeloos werd van het brutale gedrag van Nancij Anderson. Uiteindelijk kreeg hij haar zover dat zij weer ging spinnen. ‘In dien ik aan de begeerte van mijn hart hadde moogen voldoen’, schreef de binnenvader in zijn rapport, ‘had voornoemde voor haar gehoude gedrag een bulpees slag 8 a 9 moete

293 Ibidem.

294 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_6, ‘Dagboek van de binnenvader 21 november 1806 tot 30 november 1815’, Zaterdag 9 mei 1812.

295 Ibidem.

296 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Maandag 21 juni 1802.

hebben’.297

Hoewel hij hier niet naar handelde, uitte Van Velthuijsen wel zijn gevoel met het doel de regenten te beïnvloeden om Nancij zwaarder te straffen.

Emotionele retoriek van de binnenvader

Uit de beschrijvingen is af te leiden dat de binnenvader zich niet hoefde te presenteren als een gevoelloos persoon. Hij zette zijn eigen emoties juist in om zijn geweld – en dat van het gevangenispersoneel – tegen de gevangenen te rechtvaardigen. Deze rechtvaardiging van geweld hangt samen met een veranderende houding jegens het lichaam die zich inzet vanaf de zeventiende eeuw. Volgens Spierenburg ontstond er een nieuwe gevoeligheid waarbij het aanschouwen van de lichamelijke pijn van anderen onverdraagbaar werd. Publieke executies en het martelen van het criminele lichaam, vooral ten overstaande van de stedelijke samenleving, werden meer en meer vergeleken met barbaarse en ongeciviliseerde praktijken. De gevangenisstraf werd gezien als een meer humanere vorm om misdadigers te straffen. Aan het begin van de negentiende eeuw kwamen lijfstraffen en geweld tegen gevangenen wel voor, maar waren zij minder geaccepteerd dan in voorgaande perioden. Daarom diende de binnenvader zijn geweld te rechtvaardigen.298

Soms beschreef de binnenvader emoties van anderen expliciet om de regenten te beïnvloeden. Binnenvader Nicolaas van Velthuijsen vroeg aan zijn broer, P. van Velthuijsen of hij de werkzaamheden van de gevangenen wilde controleren. De broer kwam voor hok 12, wenste de mannen goedemorgen en voegde daaraantoe dat ze niet te lang moesten schaften, want ‘het is [een] schande zoo wijnig er gesponne word[t]’.299

Gevangene Hendrik Fianel stond op en zei dat de broer van de binnenvader naar de donder kon lopen. Verder dreigde hij hem de hals te breken. De binnenvader schreef in het rapportboek dat zijn broer ‘hierover zeer aangedaan’300

was. Daarnaast vermeldde de binnenvader dat Hendrik zich vaker schuldig maakte aan dergelijke uitspraken. De binnenvader schreef dat hij begreep dat ‘de tijd geboren was om hem [Hendrik] te laten ondervinde hoe weijnig men hier gaf om een onverlaat’.301

297 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Woensdag 26 januari 1803.

298 Zie: Pieter Spierenburg, The spectacle of suffering. Executions and the evolution of repression (New York 1984); Pieter Spierenburg, ‘The body and the state. Early modern Europe’, N. Morris en D. Rothman (reds.) The

Oxford history of the prison (New York 1997); L. Masur, Rites of Excecution. Capital punishment and the transformation of American culture 1776-1865 (Oxford 1991).

299 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_5, ‘Dagboek van de binnenvader 15 april 1801 tot 20 november 1806’, Zaterdag 25 september 1802.

300 Ibidem.

301 Onverlaat is een door en door slechte kerel, gemeen volk, maar ook vuiligheid en drek. Woordenboek der Nederlandse Taal: ‘onverlaat, http://gtb.inl.nl (20-06-2017).

Hierop liet de binnenvader Hendrik op de regentenkamer komen en legde de bullenpees klaar. Hendrik vroeg op een brutale toon wat de binnenvader met hem wilde doen. ‘Met de bulpees [u] tot u pligt brengen’, was het antwoord van de binnenvader en hij strafte Hendrik met elf á twaalf slagen.

Hendrik was hierna nog steeds brutaal en zei tegen de binnenvader: ‘u zal voor den donder nog veel spul met mijn in het spinhuijs hebben’, waarop de binnenvader ‘hem bij zijn ribben nam’ en hem voor zich uit smeet. De binnenvader schreef: ‘[Ik] toonde hem aan dat hij gevoele zoude hoe men zulk soort van gedrag in het spinhuijs konde straffen en dat [we] volkomen in staat waren om hem hier tot zijn pligt te brenge’.302

De binnenvader gebruikte de emotionele term ‘aangedaan’ en onderstreepte dat Hendrik moest voelen hoe zijn brutale gedrag in het tuchthuis bestraft kon worden. Door middel van emotioneel taalgebruik rechtvaardigde de binnenvader zijn handelen.

Een ander voorbeeld van het inzetten van emotionele retoriek door de binnenvader om zijn eigen handelingen te rechtvaardigen is te vinden in 1810. In dit jaar gaf één van de knechten een plaatsloper de opdracht om de hokken te sluiten. Terwijl de plaatsloper dit deed bij hok 10 werd hij aangevallen door drie andere gevangenen, die op deze manier ontsnapten uit hun hok. Vervolgens maakten de mannen nog twee andere hokken los, wat een enorm rumoer op de mannenplaats tot gevolg had. In totaal waren acht gevangenen ontsnapt en zij zochten hun weg naar buiten. De binnenvader pakte zijn schutgeweer en trof boven aan de trap Jan de Brij. ‘Terug!’, riep de binnenvader. ‘Vermoorden zal ik jou’, riep Jan de Brij en hij hield dreigend een houten plank in de hand waarmee hij de binnenvader wilde slaan. De binnenvader schreef in het rapportboek dat de gevangene ‘woedend’ op hem in kwam lopen: ‘[ik] maakte gebruik van mijn geweer en schoot hem van de trap af’.303

Alle gevangenen werden uiteindelijk overmeesterd en teruggebracht naar hun hokken. De binnenvader sloot het rapport af met de woorden: ‘als de schot[en] niet gedaan ware geweest, zoude t er nog een groot aantal meerder ontvlucht zijn’.304

Kortom: door het woord ‘woedend’ te gebruiken probeerde de binnenvader zijn handelen te legitimeren en zelfs te presenteren als zijnde noodzakelijk om de order in het tuchthuis te herstellen.

De emoties die de binnenvader beschreef, waren niet alleen in het nadeel van de gevangenen. Soms gebruikte de binnenvader ook emotioneel taalgebruik om de gevangenen

302 Ibidem.

303 S.R., ‘Archief van het tucht- en werkhuis te Rotterdam 1697-1873’, inv.nr. 343_6, ‘Dagboek van de binnenvader 21 november 1806 tot 30 november 1815’, Dinsdag 24 juli 1810.

aan te bevelen bij de regenten. Zoals Hendrik du Lagh, die zijn medegevangene Jan Koster hielp, omdat deze zichzelf niet kon verzorgen wegens lichamelijke klachten. Wat Hendrik ‘berijdvaardig deed, hem helpende door ontkleeden, reijniegen, scheeren en verschoonen dat ik (…) in deze criminelen gevangene een voorbeeld van handigheijd en menschen liefde heb aan