• No results found

4 Wmo-voorzieningen

In document Wmo- en AWBZ-voorzieningen (pagina 28-39)

In dit hoofdstuk wordt voor Nederland als geheel de volgende vraag beantwoord: Wat is de ontwikkeling van het aantal (nieuwe) gebruikers van de Wmo-voorzieningen en welke ontwikkeling hebben de prijzen voor huishoudelijke hulp doorgemaakt?

4.1 Nieuwe cliënten Wmo

Voor nieuwe gebruikers van (individuele) Wmo-voorzieningen presenteren we in tabel 4.1 voor de periode 2009-2012 de nieuwe gebruikers van de twee grootste individuele voorzie-ningen: huishoudelijke hulp, en hulpmiddelen en voorzieningen. Een hulpmiddel of een voorziening kan bestaan uit een vervoersvoorziening, een woonvoorziening, een verhuis-kostenvergoeding, een eigen aandeel8 en een overig hulpmiddel of voorziening.

Het aantal nieuwe gebruikers van huishoudelijke hulp (exclusief pgb) neemt over de

periode 2009-2012 per saldo af. De afname concentreert zich in 2012 (15%) en is gemiddeld 7% per jaar. Het gebruik van hulpmiddelen en voorzieningen lijkt op het eerste gezicht sterk te zijn toegenomen. Het cak meldt echter dat steeds meer gemeenten een eigen bij-drage gaan heffen voor hulpmiddelen en voorzieningen. De waarnemingen voor 2009 en 2010 zijn daarom onvolledig. De stijging bij hulpmiddelen en voorzieningen kan dus geheel of gedeeltelijk een registratie-effect zijn. Daarom staan deze cijfers en de totaalcijfers voor 2009 en 2010 tussen haakjes. Ondanks dat effect daalt het totale nieuwe gebruik. In de totaalcijfers zit overlap doordat mensen die van meerdere voorzieningen gebruik maken dubbel worden geteld. In 2012 maakt huishoudelijke hulp in natura wat nieuwe gebruikers betreft ongeveer twee derde deel uit van het totale beroep op de Wmo van de twee

beschreven Wmo-voorzieningen.

8 Een eigen aandeel is een door het college van Burgemeester en Wethouders op te leggen en vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarvoor soortgelijke regels gelden als voor de eigen bijdrage.

Nieuwe gebruikers individuele Wmo-voorzieningen naar soort voorziening, 2009-2012 (in jaarcijfers en in procenten)a, b

Wmo-voorziening 2009 2010 2011 2012

aandeel 2012(in %)

gem. groei 2011-2012 (in %) huishoudelijke hulp in

natura

81.300 83.900 76.200 65.000 66 –15e

hulpmiddelen en voorzieningen, inclusief bruto pgb huishoudelijke hulpc

(21.200) (21.600) 31.800 33.100 34 4

totaald (102.600) (105.500) 108.000 98.100 100 –9

Wmo zonder overlap (100.900) (104.200) 105.300 94.800 –10

a Aantallen groter dan 100 zijn afgerond op tientallen, aantallen groter dan 1000 op honderdtallen.

b Cijfers 2009 en 2010 zijn onvolledig en staan daarom tussen haakjes.

c Het cak maakt bij hulpmiddelen en voorzieningen geen onderscheid tussen zin en pgb en rekent het bruto pgb huishoudelijke hulp tot hulpmiddelen en voorzieningen.

d In dit totaal kunnen cliënten meer dan één keer voorkomen.

e Groei 2009-2012: –7%.

Bron: cak

Een indeling naar leeftijdsgroep van de nieuwe gebruikers van de twee belangrijkste indivi-duele Wmo-voorzieningen bieden we in tabel 4.2. Vanwege het eerdergenoemde

registratie-effect geven we alleen groeipercentages voor 2012 weer en staan de waar-nemingen voor 2009 en 2010 tussen haakjes.

Tabel 4.2

Nieuwe gebruikers individuele Wmo-voorzieningen naar leeftijdsgroep, 2009-2012 (in jaarcijfers en in pro-centen)a, b, c

leeftijdsgroep 2009 2010 2011 2012 aandeel 2012

(in %)

gem. groei 2011-2012 (in %)

18-64 jaar (34.0000) (35.500) 35.100 31.800 34 –10

65-69 jaar (10.300) (10.900) 11.300 10.600 11 –6

70-74 jaar (15.000) (15.400) 15.700 13.700 14 –13

75-79 jaar (18.500) (19.100) 19.000 16.800 18 –11

80-84 jaar (914.800) (14.700) 15.100 13.600 14 –10

≥ 85 jaar (98.400) (8.400) 9.200 8.400 9 –8

totaal (100.900) (104.200) 105.300 94.800 100 –9

a De groep jonger dan 18 jaar hoeft geen eigen bijdrage te betalen en is daarom niet opgenomen in de cak-registratie.

b De cijfers 2009 en 2010 zijn onvolledig (betreffen niet alle gebruikers) en staan daarom tussen haakjes.

c Aantallen groter dan 100 zijn afgerond op tientallen, aantallen groter dan 1000 op honderdtallen.

Bron: cak

In 2012 daalt bij elke leeftijdsgroep het aantal nieuwe gebruikers. De daling varieert tussen 6% en 13% en is gemiddeld 9%. De leeftijdsgroep 18-64 jaar heeft het grootste aandeel nieuwe gebruikers: ruim een derde. Een andere grote groep gebruikers zijn de 75-79-jarigen. Hun aandeel in het totaal bedraagt bijna 20%. Tussen de 65 en 80 jaar neemt het aandeel van de leeftijdsgroepen toe met de leeftijd, daarna af.

4.2 Totaal cliënten Wmo

Voor gebruikers van (individuele) Wmo-voorzieningen zijn vrij gedetailleerde gegevens van het cak beschikbaar. In huishoudelijke hulp (hh) is een onderscheid te maken tussen hh1, hh2, hh3 en hh met een hogere code. Onder hh1 wordt door de meeste gemeenten een-voudige hulp verstaan, hh2 betreft meestal schoonmaak en organisatie van het huishou-den en hh3 is meestal hulp bij een ontregeld huishouhuishou-den. We spreken hier van ‘meestal’, omdat gemeenten van deze indeling mogen afwijken, maar dat meestal niet doen. Huis-houdelijke hulp met een hogere code dan 3 kan betrekking hebben op diverse soorten van hulp. Hh4 en hoger komt echter weinig voor en rekenen we in tabel 4.3 tot hh3.

Gebruikers huishoudelijke hulp in natura, 2009-2012 (in jaarcijfers en in procenten)a

hh1 zin 206.800 220.300 248.100 263.500 72 8

hh2 zin 129.400 121.900 105.100 89.100 24 –12

hh3 zinb 12.300 14.200 13.300 15.500 4 8

totaal hh zin 348.500 356.400 366.500 368.200 100 2

a Bij deze cijfers gaat het om het aantal cliënten in de laatste periode van de dertien periodes van vier weken waarin het cak een jaar opdeelt. hh1 = huishoudelijke hulp in natura in zwaartecategorie 1, hh2 = huishoudelijke hulp in natura in zwaartecategorie 2, hh3 = huishoudelijke hulp in natura in zwaartecategorie 3.

b Omvat hh3 en hoger.

zin = zorg in natura.

Bron: cak, scp-bewerking

In tabel 4.3 worden standcijfers voor het eind van het jaar voor huishoudelijke hulp in natura weergegeven. Alleen voor standcijfers is een onderverdeling naar zorgzwaartetype van huishoudelijke hulp beschikbaar. Het aantal gebruikers van huishoudelijke hulp in natura aan het eind van het jaar voor alle zorgzwaartetypes samen stijgt gemiddeld met 2% per jaar. Niet voor elke zwaarte van huishoudelijke hulp is het aantal gebruikers in de waarnemingsperiode toegenomen. Voor hh1 en hh3 geldt dat wel. Beide typen hulp stijgen met 8% per jaar. Bij hh2 daarentegen daalt het gebruik met gemiddeld 12% per jaar. Dat laatste reflecteert de verschuiving van hh2 naar hh1 die sinds de invoering van de Wmo in 2007 zichtbaar is (zie ook Van der Torre et al. 2011). Was de verhouding tussen hh1 en hh2 bij de invoering van de Wmo nog 1 op 1 (niet in de tabel). In 2012 was die verhouding 3 op 1.

Jaarcijfers geven inzicht in het totaal aantal cliënten dat gedurende een jaar voor enige tijd hulp ontvangt. Deze cijfers (tabel 4.4) maken het bovendien mogelijk om bij huishoudelijke hulp onderscheid te maken naar zorg in natura (zin) en persoonsgebonden budget (pgb) (beide voor alle zorgzwaartetypes samen) en bij hulpmiddelen en voorzieningen (h&v) naar categorie (geen onderscheid zin en pgb). De cijfers hebben echter alleen betrekking op gebruikers die een eigen bijdrage betalen. Dat is van belang bij hulpmiddelen en voorzie-ningen omdat niet alle gemeenten daarvoor een eigen bijdrage in rekening brengen.

Het aantal gemeenten dat dit wel doet, is in de waarnemingsperiode 2009-2012 sterk gestegen, in 2012 bijna 100%. Het wil echter niet zeggen dat gemeenten voor elke h&v-voorziening een eigen bijdrage in rekening brengen. De oorzaak moet vermoedelijk gezocht worden in de grotere budgettaire spanningen bij gemeenten. Bij huishoudelijke hulp wordt de eigen bijdrage al sinds de invoering van de Wmo in 2007 door alle gemeen-ten geheven.

Het totaal aantal mensen dat in een jaar gebruikmaakt van huishoudelijke hulp in natura (jaarcijfer) ligt hoger dan het standcijfer (443.600 tegen 368.200 in 2012). Dat komt doordat sommige mensen voor slechts een korte periode gebruikmaken van deze hulp. Het totaal aantal mensen dat gedurende een jaar gebruikmaakt van huishoudelijke hulp groeit gemiddeld met 1% per jaar.

Huishoudelijk hulp wordt ook verstrekt via een pgb. Dat kan een regulier pgb zijn of een pgb voor alfahulp. Een alfahulp is een kleine zelfstandige die huishoudelijk hulp verleent.

Via een regulier pgb is de cliënt vrij in de keuze van de huishoudelijke hulp: hulp van een thuiszorginstelling, alfahulp of particuliere hulp, zoals een familielid. Een pgb kan boven-dien zowel bruto als netto worden verstrekt. Het niet zo vaak voorkomende netto pgb is een pgb waarvan de gemeente zelf al een eigen bijdrage heeft afgetrokken. Hierover is echter geen uitgebreide administratie met persoonlijke gegevens van de cliënt beschik-baar.

Tabel 4.4

Gebruikers met een eigen bijdrage per individuele Wmo-voorziening, 2009-2012 (in jaarcijfers en in procen-ten)a, b, c huishoudelijke hulp in de vorm van:

zorg in natura 434.200 432.700 444.700 443.600 67 1

bruto pgb alfahulp (43) 8.500 9.800 11.200 2 15

bruto pgb regulier (25.500) 65.700 66.500 63.400 10 –2

bruto pgb totaal (25.500) 74.200 76.400 74.600 11 0

netto pgb alfahulp (0) 230 320 320 0 18

netto pgb regulier (560) 3.400 3.600 2.500 0 –15

netto pgb totaal (560) 3.700 3.900 2.800 0 –12

pgb 26.100 77.900 80.200 77.400 12 –0

totaal hh (460.300) 510.500 525.000 520.900 79 1

hulpmiddelen en voorzieningend

brutovervoer (7.600) (16.400) 45.300 71.400 11

brutowonen (9.100) (18.200) 28.700 42.300 6

brutoverhuiskosten (85) (210) 380 700 0

bruto eigen aandeel (770) (1.000) 1.200 1.900 0

bruto overig (55) (75) 1.300 4.200 1

onbekend (86.000) (37.200) 22.400 17.400 3

totaal bruto (103.600) (73.100) 99.300 137.800 21

(Vervolg)

totaal h&v (103.800) (73.400) 99.600 138.000 21 39e

huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen

totaal hh + h&v (564.100) (583.900) 624.600 658.900 100 6e

a Bruto = netto + eigen bijdrage.

b Cijfers betreffen alleen geregistreerde gebruikers; in 2009 en 2010 is een deel van de gebruikers niet geregistreerd. Onvolledige cijfers staan tussen haakjes; aantallen groter dan 100 zijn afgerond op tientallen, aantallen groter dan 1000 op honderdtallen.

c Overlap in totalen is mogelijk, omdat cliënten meer dan één vorm van gebruik kunnen hebben.

d Het cak maakt bij h&v geen onderscheid tussen zin en pgb.

e Betreft gemiddelde jaarlijkse groei 2011-2012.

Bron: cak, scp-bewerking

Het geregistreerde gebruik van de alfahulp stijgt na 1 januari 2010 sterk. Naar alle waar-schijnlijkheid komt dat door een wetswijziging die per die datum van kracht is geworden.

Deze wetswijziging had tot doel het oneigenlijke gebruik van de alfahulp en onduidelijk-heid bij cliënten – die ongevraagd, ongewild en vaak onwetend werkgever waren gewor-den, met de daarbij behorende plichten – te bestrijden. Voor 2010 viel een alfahulp meestal onder de administratie van een zorgaanbieder en werd deze geregistreerd als huishoudelijke hulp in natura. Na 1 januari 2010 kan een alfahulp alleen betaald worden uit een gemeentelijke financiële vergoeding voor de alfahulp, een pgb-alfahulp. Omdat ex-cliënten van alfahulpen ook gekozen kunnen hebben voor een regulier pgb, is het waar-schijnlijk dat de sterke toename van het aantal pgb’s in 2010, zowel netto als bruto, mede verklaard kan worden door de veranderde regelgeving voor de alfahulp. Wat verder bij het gebruik van huishoudelijk hulp via een pgb een rol speelt, is dat de registratie hiervan pas is ingevoerd in 2009. Het is waarschijnlijk dat de registratie in de beginjaren van de waar-nemingsperiode nog niet volledig was. Een deel van de registratie van pgb’s valt in 2009 onder ‘onbekend’, maar die categorie laat in 2010 een opmerkelijke daling zien. Om die reden geven wij voor pgb’s alleen gemiddelde groeicijfers weer voor de laatste twee jaren.

De bruto pgb’s blijven over de periode 2011-2012 vrijwel gelijk. De netto pgb’s dalen met 900 absoluut gezien licht, maar door het kleine aantal relatief veel. Alle pgb’s samen (bruto en netto) dalen zeer licht. Het totaal aantal gebruikers van huishoudelijke hulp (in natura en via een pgb samen) stijgt over de korte periode van 2010-2012 met 1%.

Gebruik van hulpmiddelen en voorzieningen is onder te verdelen in vervoers-, woon- en overige voorzieningen. De ontwikkeling van het totaal aantal gebruikers dat een eigen bij-drage betaald voor hulpmiddelen en voorzieningen is alleen voor de laatste twee jaren betrouwbaar. Dat komt door de al genoemde daling in 2010 vanwege de overheveling van een deel van de categorie ‘onbekend’ naar de categorie ‘pgb hh’. Daarnaast wordt een steeds groter aandeel van de categorie ‘onbekend’ toegekend aan specifieke soorten hulp-middelen en voorzieningen. Om deze twee redenen rapporteren wij bij hulphulp-middelen en voorzieningen de gemiddelde jaarlijkse groei alleen over de beperkte periode 2011-2012 en alleen voor het totaal. Daarnaast moet de hiervoor genoemde beperking tot personen die een eigen bijdrage betalen in acht worden genomen. Dan is de groei van het aantal gebrui-kers met een eigen bijdrage bij het totaal van hulpmiddelen en voorzieningen in 2012 fors:

39%. De groei van het totaal aantal gebruikers met een eigen bijdrage van huishoudelijke hulp in natura, pgb huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen bedraagt in 2012 ongeveer 6%.

Voor de jaarcijfers geeft tabel 4.4 niet alleen groeicijfers, maar ook de aandelen van ver-schillende categorieën gebruikers in het totaal van alle gebruikers met een eigen bijdrage.

Van de gebruikers van individuele Wmo-hulp in 2012 krijgt 67% huishoudelijke hulp in natura, 12% een pgb voor huishoudelijke hulp, waarvan de meeste bruto, en 21% (een ver-goeding voor) een hulpmiddel of voorziening. Binnen de groep van de pgb-houders huis-houdelijke hulp krijgt een op de zes een pgb voor een alfahulp. Bij hulpmiddelen en voor-zieningen krijgt meer dan de helft van de gebruikers een hulpmiddel of een voorziening voor vervoer en bestaat bijna een derde uit ontvangers van een woonvoorziening.

De overige categorieën hulpmiddelen en voorzieningen zijn heel klein of onbekend.

Om een idee te krijgen van de overlap in de gebruikerscijfers voor individuele Wmo-voorzieningen en extramurale awbz-Wmo-voorzieningen en een indeling naar categorie van voorziening te maken, heeft het cak op verzoek van het scp voor deze voorzieningen een indeling gemaakt naar functiecombinaties van brutovoorzieningen (voor een uitgebreide beschrijving hiervan zie hoofdstuk 5, § 5.2). Deze indeling maakt het mogelijk om gebrui-kers van alleen huishoudelijke hulp in natura, van alleen hulpmiddelen en voorzieningen (incl. bruto pgb hh) en van de combinatie van beide, apart in beeld te brengen. In tabel 4.5 zijn totaalcijfers uit tabel 4.4 vergeleken met deze drie functiecombinaties en percentages voor de overlap in het gebruik gepresenteerd.

Meervoudig gebruik van Wmo-voorzieningen, 2009-2012 (in jaarcijfers en in procenten)a

Wmo-voorziening 2009 2010 2011 2012

aandeel 2012(in %)

indeling op basis van totalen per Wmo-voorziening

totaal hh via zin 434.200 432.700 444.700 443.600 68

totaal hh via bruto pgb 25.500 74.200 76.400 74.600 11

totaal h&v bruto (103.600) (73.100) 99.300 137.800 21

totaal hh + h&v, bruto (563.400) (580.000) 620.400 655.900 100

indeling op basis van unieke functiecombinatiesb

alleen hh via zin 414.700 408.400 409.000 393.500 69

alleen h&v (inclusief bruto pgb hh) (69.300) (86.600) 106.700 124.100 22

beide voorzieningen 19.400 24.200 35.600 49.900 9

totaal functiecombinaties Wmo (503.400) (519.200) 551.400 567.500 100

percentage overlap in tabel 4.4

hh zin 0 0 0 0

h&v ( inclusief bruto pgb hh) 46 33 23 22

hh + h&v 12 12 13 16

a Cijfers 2009 en 2010 betreffen soms niet alle gebruikers en staan dan tussen haakjes; aantallen groter dan 100 zijn afgerond op tientallen, aantallen groter dan 1000 op honderdtallen.

b Netto pgb hh is een andere financieringsstroom en is niet opgenomen in de functiecombinaties (bruto pgb hh wel). Bruto pgb hh wordt in de cak-administratie tot h&v gerekend en is geen aparte functie bij de functiecombinaties.

hh = huishoudelijke hulp; h&v = hulpmiddelen en voorzieningen; zin = zorg in natura.

Bron: cak, scp-bewerking

De indeling op basis van totalen van Wmo-voorzieningen in tabel 4.5 komt uit tabel 4.4.

De totalen uit de indeling op basis van functiecombinaties zijn aanzienlijk lager dan die op basis van totalen per Wmo-voorziening, zoals tabel 4.5 laat zien. Groei vindt alleen plaats bij hulpmiddelen en voorzieningen (incl. bruto pgb hh) en bij de combinatie van huis-houdelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen. Van de gebruikers van een individuele Wmo-voorziening heeft 69% alleen huishoudelijke hulp in natura en 22% alleen hulp-middelen en voorzieningen (inclusief bruto pgb hh). Slechts 9% heeft beide. Bij alleen huis-houdelijke hulp in natura is er geen overlap. Bij hulpmiddelen en voorzieningen is het aan-tal personen dat gebruik maakt van meer dan één voorziening aan-talrijk, maar wel dalend: van

46% in 2009 naar 22% in 2012. Voor alle voorzieningen samen zijn de percentages lager.

Deze stijgen van 12% in 2009 naar 16% in 2012.

Op de Wmo-voorziening huishoudelijk hulp gaan wij nog wat dieper in door hiervoor ook het percentage pgb-gebruikers te rapporteren en de uitgaven in kaart te brengen.

Uit de cijfers van tabel 4.4 kan worden afgeleid dat het percentage cliënten huishoudelijke hulp met een pgb in de periode 2010-2012 rond de 15% ligt (15,3% in 2010 en 2011, en 14,9% in 2012). Vanwege onvolledigheid van het cijfermateriaal voor pgb’s in 2009 vermel-den we geen cijfers voor dat jaar.

In tabel 4.6 is de ontwikkeling van de uitgaven voor huishoudelijke hulp ontleed in volume- en prijseffecten.

Tabel 4.6

Uitgaven huishoudelijke hulp, 2009-2012 (in uren en in euro’s)a

2009 2010 2011b 2012

uren (mln.) hulp in natura

basis (hh1) 30,7 31,8 37,1 39,0

basis + organisatie (hh2)c 25,0 24,6 21,8 19,1

totaal hulp in natura 55,8 56,4 58,9 58,1

pgbd 13,1 13,8 18,5 13,1

totaal 68,9 70,2 77,4 71,1

prijzen per uur (€)e hulp in natura

basis (hh1) 17,48 20,83 20,84 21,38

basis + organisatie (hh2)c 22,34 23,08 22,91 23,38

totaal hulp in natura 19,66 21,81 21,59 22,04

pgb (85% prijs zin) 16,71 18,54 18,35 18,73

totaal 19,10 21,17 20,82 21,43

uitgaven (p x q) (mln. €)f hulp in natura

basis (hh1) 537 663 773 834

basis + organisatie (hh2)c 559 568 498 446

totaal hulp in natura 1096 1231 1271 1279

(Vervolg)

2009 2010 2011b 2012

pgb 219 256 339 245

totaal 1315 1487 1610 1524

a Steekproefomvang prijzen 2011: 69%, 2012: 71% van de gemeenten.

b Omdat de cijfers voor 2011 en die vanaf 2011 uit twee verschillende enquêtes komen, kan er sprake zijn van een lichte trendbreuk doordat de gemeenten in de twee steekproeven verschillen.

c hh2 is inclusief hh3 en hoger.

d Deze aantallen zijn fictief, want berekend door de pgb-uitgaven te delen door 85% van gemiddelde prijs van hh zin.

e Prijzen 2009 en 2010 zijn jaargemiddelden, prijzen 2011 en 2012 zijn eindejaarsprijzen (31 december).

f Uitgaven zijn berekend door uren en prijzen uit de tabel met elkaar te vermenigvuldigen.

hh = huishoudelijke hulp; zin = zorg in natura.

Bron: scp (egh’09/’10) en i&o Research (egh’11-’13) scp-bewerking; scp (Wmo-evaluatie); bmc/sgbo (benchmark)

Wat in tabel 4.6 allereerst opvalt, is dat bij de ontwikkeling van het aantal uren het totaal aantal uren per saldo licht stijgt, maar dat het aantal uren hh1 sterk stijgt en het aantal uren hh2 sterk daalt. Er wordt dus steeds meer huishoudelijk hulp verstrekt in de vorm van de meest eenvoudige hulp. Dat substitutieproces doet zich al voor sinds de invoering van de Wmo in 2007. De verhouding tussen uren hh1 en uren hh2 was in 2005 nog 1 op 4 (Van der Torre et al. 2011) en is nu 2 op 1. Het (fictieve) aantal uren pgb neemt in 2011 sterk toe en daalt ongeveer even sterk in 2012. De prijzen laten over 2009-2012 een stijgende ontwikke-ling zien. De prijzen van hh1 stijgen iets meer dan die van hh2. Van 2010 op 2011 blijven de prijzen min of meer stabiel. De stijging is in 2012 kleiner dan in 2010. Ook liggen de prijzen van hh1 en hh2 elk jaar dichter bij elkaar. De uitgaven voor het totaal aan huishoudelijke hulp in natura is met name tot 2011 gestegen. Vanaf 2011 zijn de uitgaven nog maar licht toegenomen. De pgb-uitgaven stijgen in 2011 zeer sterk (van 256 mln. naar 339 mln.), maar dalen vervolgens in 2012 tot onder het niveau van 2010. Mogelijk hebben de pgb-maatregelen voor de extramurale awbz-voorzieningen onbedoeld een beperkende invloed op de vraag naar het pgb hh gehad.

4.3 Conclusies Nieuwe cliënten

Het aantal nieuwe gebruikers van huishoudelijke hulp bedraagt in 2012 65.000, dat voor hulpmiddelen en voorzieningen ongeveer de helft hiervan. Er komen met name minder nieuwe gebruikers van huishoudelijke hulp in natura bij. De afname is gemiddeld 7% per jaar, maar versnelt elk jaar. Het totale nieuwe gebruik van individuele Wmo-voorzieningen (huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen) exclusief overlap, daalt over de

periode in 2012 met 10%. Huishoudelijke hulp maakt, wat nieuwe gebruikers betreft, onge-veer twee derde uit van het totale beroep op individuele Wmo-voorzieningen.

In 2012 daalt bij elke leeftijdsgroep het aantal nieuwe Wmo-gebruikers. De daling varieert tussen 6% en 13% en is gemiddeld 9%. Ondanks het feit dat individuele Wmo-voorzienin-gen vooral op ouderen zijn gericht, omvat in 2012 de leeftijdsgroep 18-64 jaar toch nog ruim een derde van het totale gebruik. Tussen de 65 en 80 jaar neemt het aandeel van de leeftijdsgroepen toe met de leeftijd, daarna af.

Totaal aantal cliënten

Het aantal personen dat in 2012 gedurende het jaar huishoudelijk hulp heeft ontvangen, bedraagt 444.000. Voor ontvangers van hulpmiddelen en voorzieningen is dat aantal 174.000. Van deze aantallen maken 50.000 personen gebruik van beide voorzieningen.

Over de periode 2009-2012 stijgt het aantal gebruikers van huishoudelijke hulp in natura gemiddeld met 2% per jaar. Bij hh1, bij de meeste gemeenten eenvoudige hulp, is die stij-ging veel hoger (gemiddeld +8% per jaar) dan bij hh2, meestal schoonmaak en organisatie van het huishouden (gemiddelde –12% per jaar). Dit reflecteert de verschuiving van hh2 naar hh1 die sinds de invoering van de Wmo in 2007 zichtbaar is en die ook zichtbaar wordt als we kijken naar uren in plaats van naar personen. Is de verhouding tussen uren hh1 en uren hh2 in 2009 nog 6 op 5 (bij de invoering van de Wmo zelfs 6 op 24). In 2012 is die verhouding 6 op 3.

Over de periode 2010-2012 blijft het aantal pgb’s, inclusief die voor een alfahulp, per saldo ongeveer gelijk. Het aantal gebruikers van huishoudelijke hulp (in natura en via een pgb samen) stijgt over de korte periode van 2010-2012 met 1%.

In elk van de jaren 2010-2012 ligt het percentage cliënten huishoudelijke hulp met een pgb rond de 15. Dit percentage daalt zeer licht.

We zien verder dat het aantal gebruikers van hulpmiddelen en voorzieningen dat een eigen bijdrage betaalt, in 2012 stijgt met 39%. Op basis van het aantal personen dat een eigen bijdrage betaalt, stijgt de som van het aantal gebruikers voor huishoudelijke hulp in natura, pgb huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen in 2012 met ongeveer 6%.

We zien verder dat het aantal gebruikers van hulpmiddelen en voorzieningen dat een eigen bijdrage betaalt, in 2012 stijgt met 39%. Op basis van het aantal personen dat een eigen bijdrage betaalt, stijgt de som van het aantal gebruikers voor huishoudelijke hulp in natura, pgb huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en voorzieningen in 2012 met ongeveer 6%.

In document Wmo- en AWBZ-voorzieningen (pagina 28-39)