• No results found

8 Samenhang tussen de verschillende voorzieningen in de langdurige zorg

In document Wmo- en AWBZ-voorzieningen (pagina 99-106)

De veranderingen die sinds 1 januari 2015 in de langdurige zorg zijn ingevoerd, beogen mensen met een zorg-, hulp- of ondersteuningsbehoefte zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving te laten wonen. Door thuis hulp te geven kan deze persoon niet alleen lan-ger op zichzelf blijven wonen, maar worden mogelijk ook problemen waarvoor zwaardere zorg nodig is voorkomen. Het is nog te vroeg om te kunnen beoordelen of de tijdige inzet van lichtere zorgvormen daadwerkelijk het beroep op de zwaardere zorgvormen vermin-dert of zelfs voorkomt. Dat zal pas in de loop van 2015 duidelijk worden. Wat we wel kun-nen zien is welke verbanden er tussen de voorzieningen bestaan voordat de hervormingen zijn ingevoerd. In dit hoofdstuk kijken we daarnaar voor de periode 2009-2012 en aan de hand van correlaties.

8.1 Verzorging en verpleging voor mensen vanaf 65 jaar

De verwachting is dat door de hervormingen in de langdurige zorg, vooral de voorzienin-gen die vallen onder verzorging en verpleging van mensen van 65 jaar of ouder zullen voor-komen dat mensen een beroep doen op zwaardere zorgvormen. Op basis van Eggink et al.

(2009) delen wij de zorgvormen naar zwaarte als volgt in. Als de zorgbehoefte in de tijd langzamerhand toeneemt en als de hulp en ondersteuning die via de Wmo geboden kan worden niet meer toereikend is, stapt men over op extramurale awbz-voorziening per-soonlijke verzorging (pv). Wanneer deze zorg niet meer volstaat kan verpleging (vp) wor-den ingezet. Als ook die niet meer toereikend is, kan begeleiding (bg) worwor-den gegeven.16 Het is mogelijk dat bij al deze zorgvormen een periode van kortdurend verblijf (kvb) nodig is om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Wanneer het ondanks deze voorzieningen niet langer verantwoord is om in de eigen huiselijke omgeving te blijven, kan tot een opname in een zorginstelling worden overgegaan, de intramurale zorg.

In deze paragraaf relateren we het beroep dat door 65-plussers in een gemeente op ver-zorging en verpleging wordt gedaan aan het totale aantal mensen van 65 jaar en ouder in de gemeentelijke bevolking. We bestuderen het gemiddelde beroep over de periode

2009-2012. Voor de extramurale en intramurale awbz-voorzieningen gaan wij uit van indi-caties – de gegevens van het Centrum Indiindi-catiestelling Zorg (ciz) – en niet van het daadwer-kelijke zorggebruik – data van het Centraal Administratie Kantoor (cak). Deze laatste instel-ling beschikt helaas niet over de grondslag voor het zorggebruik, waardoor er met deze gegevens geen onderscheid te maken is naar sector.

16 Soms wordt begeleiding al in een eerder stadium ingezet. Wij gaan daar in onze analyses niet van uit en volgen de systematiek van Eggink et al. (2009).

In de eerste regel van tabel 8.1 hebben we het beroep op Wmo-voorzieningen gerelateerd aan de instroom in de afzonderlijke awbz-functies. Dat wil zeggen dat wij naar instroom hebben gekeken van mensen die alleen op de betreffende functie aanspraak kunnen maken. Om een voorbeeld te geven: bij persoonlijke verzorging gaat het om het aandeel mensen van 65 jaar en ouder met alleen een indicatie voor persoonlijke verzorging binnen de sector verzorging en verpleging. Het aandeel mensen met een nieuwe indicatie voor persoonlijke verzorging en mogelijke andere awbz-functies, zoals begeleiding of kortdu-rend verblijf, wordt hierin dus niet meegenomen. Datzelfde principe passen we toe op de aandelen mensen met een nieuwe indicatie voor verpleging, begeleiding of intramurale awbz-voorzieningen; het zijn de aandelen nieuwe vragers voor alleen die specifieke func-tie. Voor kortdurend verblijf is het niet mogelijk alleen de instroom in deze voorziening te analyseren. Kortdurend verblijf wordt immers vrijwel uitsluitend toegekend in combinatie met andere voorzieningen.

Uit de eerste regel van tabel 8.1 blijkt dat er sprake is van een positieve samenhang tussen het beroep op de Wmo-voorzieningen en de instroom in persoonlijke verzorging: gemeen-ten waarin het beroep op de Wmo-voorzieningen hoog is, kennen ook een hoog aantal nieuwe vragers van persoonlijke verzorging. Een hoger beroep op een lichte zorgvorm lijkt niet samen te gaan met een afname in de instroom in een zwaardere zorgvorm, zoals we aan het begin van het hoofdstuk veronderstelden. Waar het positieve verband waarschijn-lijk op wijst, is dat gemeenten waar een toename in Wmo-voorzieningen samengaat met een toename in de nieuwe vragers naar persoonlijke verzorging een oudere bevolking heb-ben of een bevolking met veel beperkingen. Om te achterhalen of deze factoren daadwer-kelijk een verklaring voor het positieve verband bieden, is het schatten van een model nodig. Dit valt buiten de opzet van deze Wmo- en awbz-monitor. Mogelijk dient voor het schatten van een model ook gebruikgemaakt te worden van andere data. Analyses met data op individueel niveau geven vaak beter inzicht in de invloed van achterliggende facto-ren.

De eerste regel van tabel 8.1 laat tevens zien dat de samenhang tussen het beroep op de Wmo-voorzieningen en de instroom in de andere onderscheiden awbz-voorzieningen zwak is. Zo zwak dat we kunnen concluderen dat er geen sprake is van een verband. Onze verwachting was dat met name in de sector verzorging en verpleging voor 65-plussers sprake zou zijn van een duidelijk verband. Dat is dus maar zeer beperkt het geval. Voor de andere sectoren zullen wij daarom het beroep op de Wmo-voorzieningen en de afzonder-lijke awbz-functies niet nader bestuderen.

9 8 s a m e n h a n g t u s s e n d e v e r s c h i l l e n d e v o o r z i e n i n g e n i n d e

Samenhang tussen bestaande cliënten en nieuwe cliënten voor voorzieningen met verschillende zorg-zwaarte grondslag v&v, bevolking 65 jaar of ouder, gemiddelde over 2009-2012

aandeel nieuwe cliënten in gemeente

pv vp bg kvbb intramuraal

aandeel bestaande cliënten in gemeente

Wmo (hh, h&v of beide)a +

pvc vpc bgc kvbd intramuraal

aandeel bestaande cliënten in gemeente

Wmo (hh, h&v of beide)a + extramuraal

pv ++

vp

bg

kvb

a De gegevens hebben betrekking op gebruik en betreffen niet alleen het beroep dat door 65-plussers wordt gedaan, maar het beroep van de totale gemeentelijke bevolking.

b De informatie over een beroep op kortdurend verblijf betreft altijd indicaties waarin het beroep op zorg een combinatie met kortdurend verblijf is.

c In tegenstelling tot de bevindingen die in de eerste regel van de tabel zijn gepresenteerd hebben de kolommen niet meer betrekking op indicaties voor alleen de betreffende voorziening, maar gaat het om combinaties van steeds zwaardere zorg. Bij pv gaat het om een indicatie voor persoonlijke verzorging (we weten helaas niet of deze zorg in combinatie met gebruik van Wmo-voorzieningen is).

Bij vp gaat het om indicaties waarin naast verpleging ook een beroep op andere lichtere zorg kan worden gedaan; in dit geval is dat persoonlijke verzorging. Bij bg gaat het om indicaties waarin niet alleen een beroep op begeleiding kan worden gedaan maar ook op verpleging of persoonlijke verzorging of op beide.

hh = huishoudelijke hulp; h&v = hulpmiddelen en voorzieningen.

pv = persoonlijke verzorging; vp = verpleging; bg = begeleiding; kvb = kortdurend verblijf.

+ = positief verband tussen 0,3 en 0,5; ++ = positief verband ≥ 0,5; ○ = een heel zwak verband (tussen –0,3 en 0,3).

Bron: cak en ciz, scp bewerking

Tabel 8.1 presenteert verder de relatie tussen het aandeel van het beroep op een lichte zorgvorm en het aandeel van de instroom in een zwaardere zorgvorm op gemeenteniveau waarbij de instroom in de zwaardere zorgvorm niet alleen een beroep op die specifieke awbz-functie betreft, maar het ook kan gaan om een combinatie van die zwaardere functie met lichtere zorgvormen. Het aandeel cliënten met een indicatie voor persoonlijke verzor-ging blijkt positief samen te hangen met het aandeel mensen dat instroomt in de extramu-rale awbz-zorgvoorziening verpleging. Voor de andere zorgvormen binnen verzorging en verpleging voor 65-plussers geldt dat tussen het aandeel cliënten in een lichtere zorgvorm en het aandeel cliënten in de instroom van een zwaardere zorgvorm geen verband bestaat.

Tabel 8.2

Samenhang tussen bestaande cliënten en nieuwe cliënten extramurale en intramurale awbz-voorzieningen grondslag v&v, bevolking 18-64 jaar, gemiddelde over 2009-2012

nieuwe cliënten

a De gegevens hebben betrekking op gebruik en betreffen niet alleen het beroep dat door 18-64-jarigen wordt gedaan, maar het beroep van de totale gemeentelijke bevolking.

b De kolommen hebben betrekking op meer dan alleen de indicatie voor de betreffende voorziening.

Bij pv gaat het alleen om een indicatie voor persoonlijke verzorging (we weten helaas niet of dit in combinatie met Wmo is). Bij vp gaat het om indicaties waarin naast verpleging ook een beroep op andere lichtere zorg gedaan kan worden; in dit geval is dat persoonlijke verzorging. Bij bg gaat het om indicaties waarin niet alleen een beroep op begeleiding kan worden gedaan maar ook op verpleging of persoonlijke verzorging of op beide.

c De informatie over een beroep op kortdurend verblijf gaat altijd om indicaties waarin het beroep op zorg een combinatie met kortdurend verblijf is.

hh = huishoudelijke hulp; h&v = hulpmiddelen en voorzieningen.

pv = persoonlijke verzorging; vp = verpleging; bg = begeleiding; kvb = kortdurend verblijf.

++ = positief verband ≥ 0,5; ○ = een heel zwak verband (tussen –0,3 en 0,3).

Bron: cak en ciz, scp bewerking

1 0 0 s a m e n h a n g t u s s e n d e v e r s c h i l l e n d e v o o r z i e n i n g e n i n d e

De positieve verbanden voor de gemeentelijke bevolking van 65 jaar en ouder met een indicatie voor verzorging en verpleging vinden we ook voor de gemeentelijke bevolking in de leeftijd 18-64 jaar met die indicatie (zie tabel 8.2). Het aandeel cliënten in de leeftijd van 18-64 jaar dat enige vorm van hulp of ondersteuning via de Wmo ontvangt, hangt positief samen met het aandeel mensen in diezelfde leeftijdsklasse dat voor het eerst een indicatie voor de extramurale awbz-functie persoonlijke verzorging heeft gekregen. Ook het aan-deel mensen dat een indicatie voor persoonlijke verzorging heeft, hangt positief samen met het aandeel mensen dat voor het eerst een indicatie voor de extramurale awbz-functie verpleging heeft. Voor de andere functies binnen verzorging en verpleging voor mensen van 18-64 jaar oud geldt dat het aandeel dat een indicatie voor een lichtere zorgvorm heeft, geen verband kent met het aandeel in de instroom van een zwaardere zorgvorm.

8.2 De andere sectoren

Voor de andere sectoren, de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de gehandicaptenzorg (gz), hebben we eveneens de verbanden tussen de zorgvoorzieningen bekeken. Voor de ggz geldt dat er geen samenhang tussen de zorgvoorzieningen bestaat. Voor deze sector is daarom ook geen tabel met bevindingen gepresenteerd. Binnen de gz is wel sprake van verbanden tussen de zorgvoorzieningen. Het aandeel cliënten met Wmo-voorzieningen hangt samen met het aandeel in de instroom voor de extramurale awbz-functie persoon-lijke verzorging en wel zo dat als het aandeel cliënten dat een beroep op Wmo-voorzienin-gen doet hoog is dat gepaard gaat met een hoger aandeel nieuwe cliënten persoonlijke verzorging. Verder is er een positief verband tussen het aandeel cliënten met een indicatie voor persoonlijke verzorging én verpleging en het aandeel nieuwe cliënten dat een beroep op begeleiding doet en het aandeel cliënten met persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding en het aandeel nieuwe cliënten dat in aanmerking komt voor kortdurend ver-blijf (zie tabel 8.3).

Tabel 8.3

Samenhang tussen bestaande cliënten en nieuwe cliënten extramurale en intramurale awbz-voorzieningen grondslag gz, totale bevolking gemiddelde over 2009-2012

nieuwe cliënten

a De gegevens hebben betrekking op gebruik.

b De kolommen hebben betrekking op meer dan alleen de indicatie voor de betreffende voorziening.

Bij pv gaat het alleen om een indicatie voor persoonlijke verzorging (we weten helaas niet of dit in combinatie met Wmo is). Bij vp gaat het om indicaties waarin naast verpleging ook een beroep op andere lichtere zorg gedaan kan worden; in dit geval is dat persoonlijke verzorging. Bij bg gaat het om indicaties waarin niet alleen een beroep op begeleiding kan worden gedaan maar ook op verpleging of persoonlijke verzorging of op beide.

c De informatie over een beroep op kortdurend verblijf gaat altijd om indicaties waarin het beroep op zorg een combinatie met kortdurend verblijf is.

hh = huishoudelijke hulp; h&v = hulpmiddelen en voorzieningen.

pv = persoonlijke verzorging; vp = verpleging. bg = begeleiding; kvb = kortdurend verblijf.

+ = positief verband tussen 0,3 en 0,5; ○ = een heel zwak verband (tussen –0,3 en 0,3).

Bron: cak en ciz, scp bewerking

8.3 Samenvatting

Onze analyses wijzen erop dat gemeenten die een groot aandeel cliënten met aanspraak op een lichtere zorgvorm hebben, vaak ook een hoger aandeel cliënten kennen die voor het eerst een beroep op een zwaardere zorgvorm doen. Dit positieve verband tussen de zorgvormen lijkt samen te hangen met factoren in een gemeente die zowel het beroep op lichtere zorgvormen als de instroom in zwaardere zorgvormen beïnvloeden. Zo zal een oudere gemeentelijke bevolking of een hoog aandeel mensen met lichamelijke beperkin-gen op zowel lichte zorgvormen als de instroom in zwaardere zorgvormen een positief effect hebben. Mogelijk brengen de hervormingen in de langdurige zorg verandering in de sterkte van het positieve verband, doordat gemeenten vaker over zullen gaan op de inzet van lichtere zorgvormen waarmee substitutie optreedt. Om dit te kunnen meten is het noodzakelijk een verklarend model te schatten. Met een model is het mogelijk om voor een keten van voorzieningen te bekijken hoe het beroep hierop inwerkt op elkaar en tege-lijkertijd te corrigeren voor factoren die het beroep op zorg beïnvloeden. In een volgende

1 0 2 s a m e n h a n g t u s s e n d e v e r s c h i l l e n d e v o o r z i e n i n g e n i n d e

Wmo- en awbz-monitor zou een dergelijk model geschat kunnen worden. Daarvoor is het nu nog te vroeg omdat de hervormingen in de langdurige zorg pas recentelijk in uitvoering zijn gebracht.

9 Relatie tussen het gebruik van voorzieningen en

In document Wmo- en AWBZ-voorzieningen (pagina 99-106)