• No results found

Dit hoofdstuk is gericht op het duidelijk maken van ‘witte vlekken’. Met andere woorden; op welk onderwerp is er een grote behoefte aan onderzoek, maar vindt er relatief weinig onderzoek plaats. Of: welke randvoorwaarden zijn momenteel onvoldoende aanwezig voor het doen van onderzoek naar voeding en gezondheid. De witte vlekken worden duidelijk door een koppeling te maken tussen de hoofdstukken 3 en 4, waarin de behoefte wordt gedefinieerd, en de hoofdstukken 6 en 7 waarin wordt aangegeven wat er al plaatsvindt. Dit is aangevuld met opmerkingen uit hoofdstuk 5 waarin de visie van de kennisinstellingen verwoord is. Het moge duidelijk zijn dat er door het vast- stellen van witte vlekken niet direct een samenhangende onderzoeksagenda ontstaat. Een aanzet tot discussie over een samenhangende onderzoeksagenda wordt gegeven in hoofdstuk 9, discussie, en uitgewerkt tot aanbevelingen in hoofdstuk 10. Om een overzicht te krijgen van de witte vlekken is de informatie uit de hoofdstukken 4 t/m 7 wordt de informatie verdeeld over vier clusters: • Cluster 1: onderwerpen die veel genoemd zijn en waar nu relatief weinig onderzoek plaatsvindt • Cluster 2: onderwerpen die veel genoemd zijn en waar nu al veel onderzoek plaatsvindt • Cluster 3: onderwerpen die minder vaak genoemd zijn, ongeacht de hoeveelheid onderzoek die

nu plaatsvindt

• Cluster 4: onderwerpen die additioneel door de kennisinstellingen worden aangedragen

8.1 Witte vlekken ten opzichte van bestaand Nederlands onderzoek en (inter)nationale initiatieven

Cluster 1: veelgenoemde onderwerpen waar nu relatief weinig onderzoek plaatsvindt

Onderwerpen die vaak naar voren worden gebracht, maar waar nog relatief weinig onderzoek plaatsvindt, zijn:

A. Determinanten van voedselkeuzegedrag: • Gedrag en aanbod van voedsel

• Gedrag en voedselkwaliteit (smaak, aantrekkelijkheid) • Gedrag en kennis

• Productinformatie • Voorlichting en onderwijs • De rol van ouders • Voeding en beweging

• De houding en verantwoordelijkheden van actoren in de maatschappij B. Functionaliteit en kwaliteit van voedselproducten:

• Productinnovatie • Gezondheidsclaims • Voedingsadviezen

Al deze onderwerpen komen vaak terug in de interviews met de experts, maar worden relatief weinig gevonden in lopend onderzoek. Hierbij kan worden opgemerkt dat er twee onderwerpen afgedekt gaan worden in de FND, namelijk ‘gedrag en voedselkwaliteit’ en ‘productinnovatie’. Van de overige onderwerpen komen er nog twee terug in het Europese kaderprogramma (KP7), te weten: ‘productinformatie’, de doelgroep ‘ouders’. Naast de inhoudelijke onderwerpen die hierboven genoemd zijn, vallen nog een aantal onderwerpen onder cluster 1, te weten:

• Samenhangend beleid en regie op het gebied van onderzoek naar Voeding en Gezondheid • Het versterken van samenwerking tussen wetenschappers

• Integrale aanpak van onderzoek • Het uitvoeren van lange termijn studies

Cluster 2: veelgenoemde onderwerpen waar al veel onderzoek plaatsvindt

Onderwerpen die in dit cluster 2 vallen en die dus veel genoemd worden, maar ook al in veel onder- zoeken aandacht aan wordt besteed zijn:

A. Determinanten van voedselkeuzegedrag • Gedrag en het belang van voorlichting

• Specifieke aandacht voor doelgroepen, met name kinderen, jongeren en ouderen. B. Functionaliteit en kwaliteit van voedselproducten:

• Functional Foods

C. Chronisch ziekten en voedingsfysiologie:

• Specifiek aandacht voor obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten • Inzet van epidemiologische studies

Naast deze inhoudelijke onderwerpen valt ten aanzien van de aanpak op dat het bedrijfsleven al vaak een rol in het onderzoek heeft.

Cluster 3: minder vaak genoemde onderwerpen, ongeacht de hoeveelheid onderzoek die nu plaatsvindt

Minder vaak genoemde onderwerpen (die daarmee niet onbelangrijk zijn) zijn: A. Determinanten van voedselkeuzegedrag

• Gedrag: algemeen, onbewust, relatie met fysiologie

• Specifieke aandacht voor afzonderlijke doelgroepen; volwassenen, lage SES en allochtonen B. Functionaliteit van kwaliteit van voedselproducten

• Onderzoek naar effecten van Voedingspatronen, groente en fruit, specifieke ingrediënten en stapeling en risk benefit analysis

• Toepassing van nutrigenomics C. Chronisch ziekten en voedingsfysiologie:

• Identificeren van determinanten en risicofactoren: metabole programmering, spijsvertering, vetcellen, energiehypothese

• Specifiek aandacht voor darmziekten, kanker, allergieën en vergrijzing • Opzet van interventiestudies en biomarkers

• Gedragsinterventies/ therapieën en personalized nutrition

Wellicht dat diverse van deze onderwerpen essentieel zijn in een samenhangende onderzoeks- agenda voor voeding en gezondheid, ook zal zijn ze minder vaak genoemd. Opmerkelijk is verder dat het onderwerp ‘Voedingspatroon’ (t.o.v. ingrediënten) in deze tabel door alle kennisinstellingen wordt genoemd (zie hoofdstuk 5). Naast de specifieke onderzoeksonderwerpen die hier genoemd zijn, wordt ook aandacht gevraagd voor samenhang in onderzoeksprogrammering en -financiering, de rol van wetenschappers en andere maatschappelijke actoren, de rol van Europees onderzoek en stimulering van het bedrijfsleven, met name MKB, en het meer praktische aspect als de afstemming van beschikbare data.

Cluster 4: onderwerpen die additioneel door de kennisinstellingen worden aangedragen

Aanvullende onderwerpen die door de betrokken kennisinstellingen zijn genoemd op grond van de eigen inventarisaties, visievorming en onderzoeksprogrammering zijn vooral gerelateerd aan onder- zoeksmethoden en –technieken:

- Risk-benefit analyses

- Modelleren en scenariostudies, kosten-effectiviteitsanalyses - Challenge of stress

- VCP

- Verbeteren van de voedingsmiddelentabel

- Er wordt ook meer aandacht gevraagd voor de specifieke doelgroep patiënten

8.2 Conclusie

De overheid heeft in de afgelopen jaren enkele grote initiatieven ondersteund/ geïnitieerd waarbij voeding en gezondheid een rol speelt: WCFS en FND. Door substantieel bij te dragen aan deze initia-

tieven geeft de overheid een impuls aan het bedrijfsleven rond het ontwikkelen van gezonde voeding en daarvoor relevante wetenschappelijke onderzoeksvelden. Daar heeft de economie baat bij. Wat daarbij opvalt, is dat rondom voeding vooral de aanbodskant versterkt wordt, iets wat de overheid altijd al heeft gedaan. Was die stimulering eerder vooral gericht op de primaire landbouw, momenteel is er een verschuiving gaande richting de fase daarna; het agrofood-complex. Maar juist ook aan de niet-materiële, maatschappelijke kant kan de overheid een belangrijke rol vervullen op het terrein van voeding en gezondheid.

De FND ontwikkelt producten die kunnen bijdragen aan een verbetering van de volksgezondheid. Dat moet in 2015 een besparing van de ziektekosten opleveren van ? 500 miljoen (Status rapport, fase 2: Een nieuwe focus en elan van de F&N Delta, pagina 27,28). Maar de gezondheid van consu- menten en van de bevolking als geheel als functie van voeding (totaal dieet), leefpatroon en achter- grond blijft bij deze productgeoriënteerde benadering buiten beschouwing. Concluderend kan dus gesteld worden dat aan de in dit rapport verwoorde sterke roep om een integrale benadering van voeding en gezondheid niet beantwoord wordt in de FND. De doelstelling van het FND, verbetering van de volksgezondheid, kan dan ook versterkt worden door een extra initiatief op te starten dat verder gaat dan het ontwikkelen van nieuwe producten.

In het nog op te starten zevende Europese kaderprogramma (KP7) lijken een aantal onderdelen van een integrale benadering van gezonde voeding aanwezig: sociologie en gedragsonderzoek, voedingspatroon, welzijn, voedingsgerelateerde ziektes obesitas en allergieën, kinderen en ouderen als doelgroepen. Op dit moment is echter nog onduidelijk in welke mate de Nederlandse kennisin- stellingen hierbij betrokken zullen worden. Daarnaast is onduidelijk in hoeverre de uiteindelijke gefinancierde projecten aan zullen sluiten bij de Nederlandse situatie. Ook moet gemeld worden dat het gaat om projecten van maximaal 4 jaar. Concluderend kan gesteld worden dat er mogelijk- heden lijken te zijn binnen het zevende kaderprogramma, maar dat het voorlopig onduidelijk blijft welke aanbevelingen (hoofdstuk 10) daadwerkelijk opgepakt zullen worden.