• No results found

Resultaten interviews en workshop

4.2. b Productmodificatie en innovatie

Productmodificatie (overheid, bedrijfsleven, belangen en consumentenorganisa-ties)

Productmodificatie (beperkte aanpassing van producten) wordt door het bedrijfsleven als een belangrijke ontwikkeling gezien. Het veranderen van de hoeveelheid transvetten en verzadigde vetten alsmede zout in producten kan bij een gelijke voedselinname al een belangrijk effect op de gezondheid van de mens hebben. Aangegeven wordt dat het dan wel belangrijk is om in hetzelfde domein/soort product te blijven. Zoals bij de stap van wit naar bruin brood, van bruin naar volkoren en van volkoren naar meergranen. Beleidsmedewerkers stellen dat beschikbare kennis binnen dit terrein lang niet altijd goed vertaalbaar is voor het MKB, bijvoorbeeld: hoe zorgt een bakker voor minder transvetzuren in zijn producten?

Belangen en consumentenorganisaties vragen zich af wat het effect is van processing op voedings- waarden en de activering van aanwezige potentieel gezondheidsbevorderende inhoudstoffen. Daarnaast wordt er door een geïnterviewde de term ‘verchemisering’ van voedsel gebruikt, waar- mee bedoeld wordt dat steeds meer basisingrediënten van voedsel vervangen worden door complexere verwerkte producten (bijvoorbeeld; pannenkoekmix in plaats van bloem en ei). De vraag daarbij is: wat zijn de consequenties voor de vertering en opname in het lichaam?

Productinnovatie (overheid, bedrijfsleven, gedragswetenschappers, ethici en maatschappelijk onderzoekers) Beleidsmedewerkers stellen dat productinnovatie met name bereikbaar is voor

welgestelden, omdat innovatieve producten doorgaans duurder zijn dan gewone producten. Men vraagt zich af welke rol nieuwe technologieën kunnen spelen (functionele voeding, ‘food solutions’, nanotechnologie, GMO, etc.), met inbegrip van hoe de consument de nieuwe technologische moge- lijkheden beleefd.

Het bedrijfsleven geeft verder aan dat Nederland een uitzonderingspositie heeft wat betreft de houding van de consument ten aanzien van GMO (genetisch gemodificeerde organismen) en geno- mics. Nederland staat redelijk neutraal tegenover dit onderwerp ten opzichte van ons omringende kritische landen (de houding van de consument t.o.v. GMO). Dit maakt het mogelijk om in Nederland het onderzoek op het vlak van GMO en genomics op een weloverwogen, rationele en wetenschappelijk onderbouwde wijze uit te voeren. Dit is minder in omringende landen mogelijk, waar veel emotionele en politieke complicaties belemmerend kunnen werken.

Gedragswetenschappers zijn daar overigens niet zo zeker van. Zij vragen zich af wat consumenten nog acceptabel vinden t.a.v. bepaalde technologische ontwikkelingen en/of het gebruik van grond- stoffen in de voortbrengingsketen

Voor ethici en maatschappelijk onderzoekers is het op maatschappelijk geordende wijze invoeren van nieuwe technologieën een belangrijk onderwerp. Zij geven aan dat het zinvol is om van voor- gaande introducties van nieuwe technologieën zoals GMO te leren. De invoering en het gebruik van bijvoorbeeld stamcelonderzoek kan tot grote maatschappelijke consequenties leiden die op dit moment moeilijk zijn in te schatten. Ook het gebruik van biotechnologie, nanotechnologie, andere nieuwe technologieën evenals combinaties van technologieën, zullen gevolgen hebben die onder- zocht moeten worden.

Functional foods Functional Foods leek eerst een goed onderwerp om maatschappelijke vooruit-

gang in de gezondheid te boeken. Nu is de overheid vooral van mening dat het een marketingin- strument is voor het bedrijfsleven waarmee een selecte groep consumenten benaderd kan worden. Bij beleidsmedewerkers is er een zorg rondom het beschikbaar komen van pillen met bioactieve bestanddelen die gerelateerd worden met gezondheid. De vraag is deze bestanddelen net zo werk- zaam zijn in geïsoleerde vorm als in de matrix. Het idee is dat de interactie en samenwerking van alle stoffen in bijvoorbeeld een appel een goede werking op de gezondheid heeft en niet alleen de geïsoleerde bestanddelen. Ook voedings en fysiologieonderzoekers vragen zich af of een ‘gevarieerd menu’ voldoende vervangen kan worden door een voeding op basis van een compositie van supple- menten of nieuwe producten met specifieke claims. Zij vinden dat voorkomen moet worden dat zulke nieuwe producten bestaande gezonde basisproducten uit het voedselpakket “duwen”. Als voorbeelden worden verwerkte groenten in een flesje of fruitdranken genoemd, die een substituut claimen te zijn voor het groente- of fruitadvies, maar dat in wezen niet zijn. Een aanvullende vraag hierop is of functionele voeding, producten met een gewijzigde nutriëntensamenstelling of voedingssupplementen wel in staat om gezondheidsproblemen te verminderen. Voor ouderen lijkt dit echter wel tot de mogelijkheden te behoren (zie kopje ouderen). Een specifieke vraag is er rond

het effect van probiotica op het maag-darmkanaal (belangenorganisaties).

Gedragswetenschappers zijn verdeeld over functional foods. Enkele menen dat gezondheidsbevor- derende effecten nauwelijks zijn toe te schrijven aan individuele componenten in de voeding, maar dat het voedingspatroon in zijn totaliteit moeten worden bezien. Ook meent men dat we nog zo weinig weten over welke voedingspatronen en bestanddelen werkelijk gezond zijn. Volgens sommi- gen zijn we nog niet eens in staat om een simpele vraag of vezels helpen bij diabetes te beantwoor- den.

Een enkele ethicus heeft overigens geen moeite met farmacologische oplossingen als oplossing van ongezond eetgedrag, mits dit mensen daadwerkelijk helpt gezonder te leven.

Medische wetenschappers geven aan dat er een belangrijke taak is voor de overheid om goede voeding, functional foods (als aanvulling op het voedingspatroon) en nutraceuticals (met een preventief-medische werking) functioneel gescheiden te houden. Nu gaan functional foods en zelfs gewone voeding ook al de kant van geneesmiddel op (zijn ze gericht op mensen die al iets hebben, bijvoorbeeld te hoog cholesterol). Dit vraagt om duidelijke spelregels en regelgeving

4.2.c Gezondheidsclaims

Gebieden die zich lenen voor gezondheidsclaims zijn bloeddruk en cholesterolverlaging, effecten van probiotica en beïnvloeding van mental performance. Claims richten zich meestal op bepaalde componenten. Voedings en fysiologieonderzoekers stellen dat de gezondheidsbevorderende werking van een dergelijke component vaak niet (goed) wetenschappelijk onderbouwd is en daardoor soms ingetrokken moet worden. Deze situatie kan mogelijk kritiek worden wanneer gezondheidsbevorderende componenten als losse producten (supplementen, pillen) in de verkoop worden gebracht. Supplementen krijgen veel schapruimte en voorzien dus blijkbaar in een behoefte van consumenten. Veiligheid in de gezondheidsvoedselketen vraagt daarom om duidelijke kaders en naleving om misbruik te voorkomen. Ook post-launch monitoring van vooral nutraceuticals moet nagestreefd worden. Er wordt gesteld dat er onvoldoende kennis is over de gezondheidsbevorderen- de werking van supplementen. De vraag is echter tot op welk niveau, in vergelijking met genees- middelen, claims onderbouwd moeten zijn. Moet hier de stelling gelden dat iets (met een gezondheidsbevorderende werking) beter is dan niets?

Het bedrijfsleven (retail) geeft aan haar claims vast te stellen op basis van wetenschappelijke consensusvorming. Claims en logo’s worden pas na die consensusvorming gekoppeld aan produc- ten. Partijen die hier een rol bij spelen zijn FAO, WHO, WUR e.d.

Gedragswetenschappers plaatsen een aantal kanttekeningen bij het gebruik van gezondheids- claims: gezondheidsclaims mogen de ongezonde aspecten van voedingsproducten niet overschreeu- wen, ze moeten met terughoudendheid worden gehanteerd en wetenschappelijke inzichten met terughoudendheid worden gepubliceerd (om herroepen van claims te voorkomen). Ook moeten gezondheidsclaims niet teveel beloven; het probleem van (on)gezondheid wordt niet opgelost via voeding alleen. Hiervoor is overigens Europese regelgeving in de maak.

Belangen- en consumentenorganisaties zien een belangrijke rol voor de VWA bij de inspectie van Functional Foods, door het inventariseren van alle claims en het koppelen van monitoring aan inspecties, en deze gegevens openbaar en publiek te maken.

Ethici en maatschappelijk onderzoekers vragen aandacht voor onderzoek naar de identiteit en claims van voedingsproducten in een sociaal-wetenschappelijke context. Het gaat niet alleen onder- zoek naar de onderbouwing van de claim, maar ook om onderzoek naar de beleving van de nieuwe producten. Een enkeling verwacht echter weinig nieuwe gezonde voedingsproducten; consumenten zullen vooral farmaceutische producten blijven gebruiken omdat dit door de verzekeraar betaald wordt en (doorgaans) echt werkt.

4.2.d Nutrigenomics

De thema’s ‘meer bewegen’ en ‘minder eten’ lijken geen oplossing voor obesitas te leveren. Er is nieuwe kennis nodig over eetlustremmende concepten (voedsel met lage opneembaarheid of voed- sel dat een gevoel van volheid simuleert). De semioverheid en voedings- en fysiologieonderzoekers verwachten dat nutrigenomics hierin een grote bijdrage kan leveren. Dit vraagt om flinke investe- ringen en geduld, want nieuwe toepassingen en concrete producten zullen nog enige jaren op zich laten wachten. Op dit moment is financiering via WCFS en Regieorgaan Genomics gerealiseerd.

Nutrigenomics is echter zeer breed. Welke kennisleemten moeten nog worden opgevuld om een bijdrage aan de oplossing van het obesitas-vraagstuk te kunnen leveren?

Gedragswetenschappers verwachten geen grote doorbraken op het gebied van nieuwe nutriënten, maar wel innovaties op langere termijn door de inzet van nutrigenomics. De inzet van nutrigenom- ics wordt verder van belang geacht voor de wetenschappelijke onderbouwing van gezondheids- claims.

Vanwege de lange termijn speelt nutrigenomics nog geen belangrijke rol voor het bedrijfsleven. In het ene deel (de werkingsmechanismen) is de wetenschap er nog lang niet aan toe om de huidige inzichten te vertalen naar concepten (laat staan producten) die effectieve interventie-strategieën opleveren. In het andere deel (individueel gezondheids/voedingsadvies geven) is de kennis nog ontoereikend om dit op zinvolle wijze te kunnen doen.