• No results found

WEST JAVA

In document 0093 2705 L - \s (pagina 52-64)

Somtijds oefenden [de p a t j a -l a n g ' s ] in hunne desa tevens het ambt van k o e l i s i of p o e -l i s i uit.

Voor de inning en het beheer der tjoeke was aansprakelijk de d j o e r o e t o e l i s t j o e k e , mede een door den regent aangesteld en ter distriktshoofdplaats woonachtig ambtenaar onder wiens bevelen in elke troep een k a p a l a s a w a h of d j o e r o e t o e l i s t j o e k e t r o e p voor de behoorlijke invor-dering dier belasting op het

rijst-Het geestelijk element in de desa werd vertegenwoordigd door den l ë b e , aan wien, behalve de geestelijke function, de zorg voor de irrigatie en voor koepok-inenting was opgedragen.

In elke desa, hoewel niet tot het bestuur ervan behoorende,1 vond men eenige //politie//, eigenlijk spionnen of toezichthouders voor den p a t j a l a n g .

Koit vóór de reorganisatie werd de functie van k a p a l a d j a l a n ingesteld.

Bij de bestuurswijziging in 1870 werd de verdeeling in t r o e p op-geheven en de p a t i n g g i ' s werden allen als zoodanig ontslagen.

Hierbij volge eene beschrijving hoe de inning der tjoeke en djakat plaats had in de troep Tjibeuujing.

In de verschillende andere desa's werden deze mededeelingen bij oude lieden getoetst en bleken zij juist.

De desa Dago ressorteerde vóór 1870 onder den patinggi van Tjibeuujing, welke zelf het bestuur voerde over de desa Tjibeunjing en onder zich had de desa's Sekeloa en Dago, welke ieder door een l o e r a h bestuurd werden. In elk der 3 desa's had men een d j o e r o e -t o e l i s -t j o e k e , die in de desa Tji-beunjing tevens djoeroetoelis pa-tinggi was. De djoeroetoelis tjoeke der andere desa's waren aan hem ondergeschikt.

Wilde de desaman zijne sawahs oogsten, dan moest eerst aan den djoeroetoelis tjoeke gerapporteerd worden. Na den oogst kwamen de djoeroetoelis tjoeke en de lëbe het product opnemen en werd daarvan aan den djoeroetoelis patinggi ge-rapporteerd.

Deze ging daarna zelf overal rond om de opgaven te controleeren.

1 Anders beneden blz. 44. — Noot van de commissie.

gewas zorgde. ' De djoeroetoelis tjoeke stond wederom onder de be-velen van den k o e m ë t i r tjoeke, van welken rang twee personen in het regentschap Bandoeng voor-kwamen , aan elk waarvan het be-heer der tjoeke in een bepaald gedeelte van het regentschap was toevertrouwd.

De belastingplichtige mocht geen padi van het veld vervoeren voordat de djoeroetoelis patinggi de op-brengst nagezien had.

Het taxeeren van de opbrengst was gemakkelijk daar algemeen het gebruik vroeger was en thans nog is, de gedroogde padi op hoopen ( t o e m p o e k a n ) te stapelen van 50 of 100 gedeng. Feitelijk moest een der toempoekan's door hem nageteld worden. Op het veld na opname werd door den d j o e r o e -t o e l i s p a -t i n g g i de -t j o e k e , door d e n l ë b e d e d j a k a t bepaald.

De heffing geschiedde van het totaal bruio product en werd zelfs het snijloon hetwelk in deze troep overal

¥'T bedroeg 2, bij de aanwezige hoeveelheid padi geteld en van dit totaal TL als t j o e k e en TL als d j a k a t geheven.

Voor de bewaring der padi tjoeke waren twee pakhuizen nl. een te Ban-doeng en een te Tjipaganti, terwijl voor de bewaring der padi djakat eveneens een pakhuis te Tjipa-ganti was.

De belastingplichtige kon naar eigen verkiezing het door hem ver-schuldigde naar een dezer pakhuizen vervoeren.

Hij kreeg van den djoeroetoelis-patinggi een bamboe-latje (girik) waarop de af te dragen hoeveelheid was aangewezen en dat hij bij het inleveren der tjoeke aan den d j o e -r o e t o e l i s g o e d a n g , den pak-huismeester, moest toonen. Na accoordbevinding gaf laatstgenoem-de hem kwitantie welke hij welaatstgenoem-derom bij den djoeroetoelis patinggi bracht.

De djakat werd bij den dorps-geestelijke (lëbe) of bij den land-bouwer zelven opgeschuurd. Aan

i De djoeroetoelis tjoeke troep is dus dezelfde als die hiernevens

dioeroe-toolis patmggi heet. J

2 Zie boven blz. 16. — Noot van de commissie.

3 5 WEST-JAVA

1. A p a n a g e v e l d e n ( s a w a h k a p a r a b o n ) van het districts-hoofd waren gelegen in de desa Tandjoenglagi enz. en hadden voor-heen aan de regenten van Parakan moentjang toebehoord op wier last zij oorspronkelijk ontgonnen waren. einde het heen en weer brengen te voorkomen.

De verdeeling hiervan geschiedde op papier en kregen de deelge-rechtigden een bewijs, waarop zij hun aandeel bij eenig desageestelijke konden innen.

Dikwijls ging deze, indien daar-toe aangezocht, eerst tot verkoop van het djakataandeel over en droeg het geld af.

In geval met ijver gediend werd door den taxateur werd het voorge-schrevene opgevolgd, of indien de belastingschuldige zeer eerlijk was werd het werkelijk verschuldigde ook afgedragen. Doch het zal geen be-toog behoeven, en het werd door oude menschen dikwijls erkend, dat de gewone gang van zaken was, dat dikwijls op de opgaven der land-bouwers werd vertrouwd zonder taxatie in .loco en dat dezen als hun product dikwijls opgaven het-geen voor eigen gebruik bestemd was. Was het veld of werkkracht gehuurd, was zaadpadi geleend enz., dan werden deze schulden eerst voldaan en van het overblijvende, dat naar de rijstschuur zou gebracht worden, werd 2 X T'Ö betaald.

A m b t s i n k o m s t e n . De bezoldiging van de bovenge-noemde * ambtenaren en beambten bestond voor allen uit geheele of gedeeltelijke vrijdom van lasten, voor de meesten bovendien uit de diensten van een aantal hun toe-gewezen dienstplichtigen (r a h a-j a t ' s) 2 en verder voor zoover zij betrokken waren bij de koffiecultuur

ïinus de patinggi's en de desa-besturen, i de commissie.

of p a n j e r a n g , bepaalde perso-nen wien zulks onder vrijstelling van andere verplichte diensten was opgedragen en die elk aansprake-lijk waren voor de bewerking van eene zekere uitgestrektheid (s a b o e-b o en to et, elders: sa p och oen) volgens opgaaf der bevolking 15 k o t a k ' s , * waarvan zij vijf tjaeng padi aan den regent hadden af te dragen, terwijl de meerdere op-brengst aan henzelven bleef.

De jaarlijks af te dragen hoe-veelheid padi werd tijdens het bestaan van evengenoemd regent-schap door de p a n j e r a n g, voorshands uaar de in de desa Tandjoenglagi zelve gelegen bewaar-plaats (tj a n d oli) vervoerd in af-wachting van de nadere bevelen van ', den regent.

Indien rondom de aldus op bevel ontgonnen sawah's nog terreinen waren, welke uit de aangelegde leidingen bevloeid konden worden, stond het den panjerang's vrij deze ten eigen bate tot sawah's te maken.

Dergelijke velden droegen den naam s a w a h t j e t j e g e r ,

Na de opheffing van het regent- ' schap Parakan Moentjang werden de tot dusverre aan de regenten toebehoord hebbende sawah's apa-nage van het districtshoofd, hetwelk daarvan dezelfde inkomsten bleef vorderen. 4

2. T j o e k e .

Een tweede en meest belangrijke broti van inkomsten vormde de tjoeke, de belasting op het rijst-gewas, bestaande in de vordering

uit kofflepercenten, voor hen die over de wegen en liet transport-wezen stonden uit een aandeel in de tjoeke, voor de politie-en j ustitie-autoriteiten uit de opbrengst van de belasting op de buffelslacht (de kop, de huid, de hoorns en

boven-! dien een gulden koper). Omtrent de aaudeelen in de tjoeke geeft bijgaande opgave eeu overzicht. 2

De ambtsinkomsten [van den

! p a t i n g g i] bestonden uit : a. een evenredig deel van de tjoeke door zijne onderhoorigheid opgebracht ;

b. vrijstelling van belasting (tjoeke en djakat) over 10 tjaeng padi van eigen gewas ;

c. koffieprocenten ;

d. de diensten van eenige dienst-plichtigen (p a n o e k a n g), 3 welkx in aantal van de diverse patinggi*

verschilden.

Elk dezer panoekang's betaalde geld of padi, of presteerde diensten voor zijn heer en verkreeg daarom vrijstelling van heerendiensteu. Een of twee schrijvers (djoeroetoelis-tjoeke) hielden aanteekening van de verschuldigde en ingeleverde padi tjoeke terwijl de patinggi meestal nog een particulier schrij-ver voor andere zaken had.

D e l o e r a h . . . . had dezelfde bronnen van ambtsinkomsten als de p a t i n g g i doch in mindere mate . . . [w.o.] een oorspronkelijk niet, later wel vastgesteld aantal panoekang's; zoo had bv. deloerah van Tjangkoewang vijf panoekang's waarvan drie zijne sawah's bewerk-ten, de vierde was een soort

huis-1 E e n sawahvak van onbestemde grootte.

2 Niet aangetroffen. — Noot van de commissie.

3 Zie boven blz. 14. — Noot van de commissie.

4 't Bezit van apanagevelden was niet algemeen en ook niet aan bepaalde ambten verbonden. Zij waren weinig uitgebreid en dankten hun ontstaan a:m bizondere omstandigheden. [Omtrent de sawah kaparabon in Tjikondang, zie boven blz. 11. — Toevoeging van de commissie.]

37 WEST-JA VA

bediende terwijl de vijfde hem zakgeld gaf als hij naar het ge-bergte moest. 1 De loerah van Dago had drie panoekang's welke hem naar gelang hunner draagkracht f 15 of f 2 0 , totaal f55 gaven, zooals men het noemde voor leeftocht (b ë k ë 1) en zakgeld op zijne tour-nees.

Behalve de reeds vermelde in-komsten kregen althans de loerah's van het district Oedjoengbroeng koeion een aandeel in de djakat hetwelk 16 gedeng per tjaeng be-droeg. 4 Dit werd van het den de uit zijn ressort opgebrachte dja-kat (48 gedeng per tjaeng), p i t r a h (f 0.24 per gulden) en i p ë k a h s (f 0.10 per gulden). Van zijn aan-deel in djakat en pitrah stond hij weer \ aan den l o e r a h af. Ook had hij inkomsten uit de hulp bij sterfgevallen verleend ( s a l a w a t -gelden).

van den elfden bos, na aftrek van het oogstloon

Te Bandoeng [werd] bepaald welke hoeveelheid padi, te samen uitmakende een derde van het ge-heel, aan ieder der daarvoor in aanmerking komende ambtenaren en beambten binnen het district en ter regentschapshoofdplaats uit-gereikt zou mogen worden. 2 . . .

Het | gedeelte der tjoeke waar-over de regent de beschikking hield , strekte in de eerste plaats om daaruit de ambtenaren te bezoldigen, welke voor de inning der belasting hadden te zorgen. 3

De rest placht in het pakhuis ter. districtslioofdplaats bewaard te blijven om te worden uitgereikt aan hen, welke voorzien van een j schriftelijk bewijs (këpër) van den regent zich daarvoor aanmeldden of werd op diens verlangen te zijnen behoeve verkocht. be-dienden van den regent, zoo ook diens behoeftige bloedverwanten enz., eiken Woensdag in een der naburige pakhuizen eene bepaalde hoeveelheid padi verkregen , met de uitdrukking p a r e r ë b o aange-duid.

Van droge gewassen werd geene tjoeke geheven. Algemeen was het echter gebruik dat bij wel-slagen van den oogst de welge-stelde landbouwers, meer bij wijze van een vrijwillig huldebetoon , aan de voornaamste inlandsche

ambte-' W a t vooral ambte-'t geval was voor ambte-'t werk m de koffietuinen.

- Voor liet district T j i k o n d a n g , zie boven blz. 9. — Noot van de commissie.

3 Voor hetzelfde, zie boven blz. 26. — Koot van de commissie.

* Van 200 gedeng.

5 Goolsma geeft ipkah: hetgeen men bij het huwelijk aan den panghoeloe betaalt; vgl. boven blz. 12. — Noot van de commissie.

naren en het desahoofd een klein geschenk in natura kwamen aan-bieden (seba). Zelfs nu is dit ge-bruik nog niet geheel verdwenen.

Mede een voordeel, aan ver-scheidene betrekkingen verbonden, was de vrijstelling van tjoeke van een zeker gedeelte van de op-brengst der aan de betrokken ambtenaren persoonlijk toebehoo-rende sawahvelden. Ook de desa-hoofden en enkele desabestuurders deelden in dit voorrecht. De aldus belastingvrije hoeveelheid padi duidde men aan met de omschrij- ; ving a s o e p k a n a l a k ë r a n . x

3. K o f f ie p r o c e n t en. 2 4. S u i k e r p r o c e n t e n3 (voor arènsuiker).

5. P a d j ë g p a m o t o n g . Voor elk stuk groot vee het-welk men wenschte te slachten, moest aan den k o p r a l één gulden koper (sag o d en) aan padjëg pamo-tong worden voldaan. Ook moes-ten aan dien ambmoes-tenaar worden afgedragen de huid en horens van het geslachte dier, beide ter ver-zending naar de regentschapshoofd-plaats, hetwelk evenwel dikwijls

vergeten werd. De evenvermelde gelden plachten na storting te Bandoeng door den djaksa aldaar verdeeld te worden, waarbij ook de wadana, tjamat, kopral en pat-jalang's van het betrokken district zeker aandeel erlangden. Aan laatst-genoemde beambten moest boven-dien de kop van het geslachte dier worden ter hand gesteld. *

6. P a n ë r a n g.

Bij verkoop van vee werd eene

1 Letterlijk: behoorende tot de lakëran; vgl. boven blz. 10 en 17.— Noot van de commissie.

2 Voor het district Tjikondang (ïjiandjoer), zie boven blz. 10. — Noot van de commissie.

3 Voor hetzelfde, zie boven blz. 7. — Noot van de commissie.

* Vgl. boven blz. 9. — Noot van de commissie.

39 licentie van den wadana of tjamat vereischt voor welk bewijsstuk een i bedrag van 50 duiten werd ge-j vorderd, bekend onder den naam i oewang panërang. !

De k o p r a l was het wederom die voor de opmaking dezer licen-tiën zorgde en de kosten daarvan inde, welke gelden eveneens ge-deeltelijk ter regentschapshoofd-plaats moesten worden afgedragen, voor het overige verdeeld werden tusschen den wadana, tjamat en kopral.

7. ï j o e k e p a s a r .

Op de groote pasar's in het regentschap waren zg. t o e k a n g t j o e k e p a s a r aangesteld, die van de verkoopers eene kleinig-heid als pasarbelasting hieven. In de opbrengst deelden het districtshoofd en enkele andere ambtenaren. 2

8. P e u p e u n t a s a n . [Overvaart]

Geheven bij enkele belangrijke overvaarten waar door den regent in de behoefte aan trans-portmiddelen was voorzien. Het be-drag der overvaartgelden, naar om-standigheden een of twee duiten per persoon, werd ter hoofdplaats van het regentschap aan den djoeroetoelis peupeuntasan afgedra-gen , die voor de verdeeling zorgde.

9. P a h a d j a t .

Viermalen 'sjaars, in de maan-den Moeloed, Ëoewah, Poewasa en Eajagoeng had de l o e r a h in zijne desa de zg. pahadjat, een geschenk in rijst, kippen, eieren, vruchten enz. ten behoeve van de Inl. be-stuursambtenaren te verzamelen. De hoeveelheid daarvan werd aan zijn plichtsgevoel overgelaten; ook be-stond in de desa geene bepaalde;

regeling omtrent de wijze van ;

< Vgl. wang pêksa boven b k . 9. - Noot van de commissie.

2 V°-l. boven blz. 11. — Noot van de commissie.

inning dezer pahadjat, zij werd door het dorpshoofd aan het hoofd van de troep, den patinggi, ter hand gesteld, die het verkre-gene naar de districtshoofdplaats deed vervoeren. Na aankomst al-daar werd een gedeelte door den wadana en mindere ambtenaren voor zich gehouden, het overige, zeker niet het leeuwenaandeel. naar Bandoeng gebracht. i

10. P a n j a m b o e n g a n . Evenals ook thans nog in meer-dere of minmeer-dere mate geschiedt, hadden voorts de dorpshoofden bij huwelijks- of besnijdenisfeesten ten huize der inlandsche ambtenaren te zorgen voor eene bijdrage in eet-waren, brandhout als anderszins, panjamboengan geheeten, welke zij op gelijke wijze als de pahadjat plachten te verzamelen.

11. P a m or os.

Bovendien was het algemeen gewoonte dat, althans de eenigszins welgestelde desalieden, ook indien zij zelve een huwelijks- of besnij-denisfeest of andere feestelijkheid van dien aard wenschten te geven, den wadana en veelal ook den tjamat eenig geschenk (pamoros) bestaande in vleesch, een schaap, een geit, kippen, rijst als anders-zins kwamen aanbieden.

12. P a s o e g o e h a n .

Bij bezoeken aan hunne desa kwam eindelijk het onthaal der reizende ambtenaren evenzoo ten laste der bevolking, welke het noodige daarvoor aan rijst, kippen enz., de zg. pasoegoehan aan den loerah had te verstrekken.

Ook dit gebruik leeft thans nog eenigermate voort.

13. T o e g o e r - en r a h a i a t - i

d J

ï e u s t e n . l

1 Geheel aan deze beschrijving beantwoordende pahadjat's vormen nu nog een der omschreven inkomsten der dorpshoofden.

De iiilandsche ambtenaren van eenigen rang, zoo in het distrikts-bestuur de w a d a n a e n t j a m a t , verkeerden verder in het dagelijksch genot van zg. t o e g o e r ' s .

Deze t o e g o e r ' s , wel te onder-scheiden van de r a h a j a t ' s , waren personen welke, uit de voor deze dienstprestatie aangewezen desa's, bij beurtregeling uitkwamen voor de verrichting van huiselijke dien-sten ten behoeve van het betrokken hoofd. In den regel bleven deze dienstplichtigen , welke alzoo geheel te vergelijken zijn met de na de reorganisatie van het inlandsen bestuur toegekende p a n t j e n ' s , gedurende een vijftal dagen werk-zaam en overnachtten zij daarbij ten huize van het hoofd.

Hun aantal was betrekkelijk ge-ring, het distriktshoofd b.v. beschikte in den regel over niet meer dan drie of vier, de tjamat over één of twee t o e g o e r ' s per dag.

Onbeperkt daarentegen was het getal r a h a j a t's , hetwelk de inland-sche ambtenaren en beambten aan zich verbonden, onbeperkt ten minste in dien zin dat, met den regent aan het hoofd , althans ieder ambtenaar van aanzienlijken rang niet slechts ten eigen bate, maar ook ten behoeve zijner bloedver-wanten , de bevolking in dit opzicht vrij wel als //taillable et corvéable à merci// beschouwde.

Eene nauwkeurige definitie van den aard dezer ra h a j a t -diensten laat zich bezwaarlijk geven, daartoe zijn zij te veelsoortig en van te uiteenloopenden vorm.

In de eerste plaats betroffen zij het onderhoud van paarden en vee, voorts de levering der dagelijksche benoodigdheden, somtijds zelfs van de kleediug der hoofden, de voor-ziening in leeftocht als anderszins

wanneer eenig hoofd zich voor korteren of längeren tijd op reis begaf, kortom de tegemoetkoming in schier alles hetgeen eenig hoofd behoefde of begeerde en hem anders tot uitgaven van noemenswaardig bedrag zou hebben genoopt.

In alle die gevallen nu waren het de r a h a j a t ' s, bepaalde per-sonen , uit den aard der zaak de meest vermogende, in de desa daartoe uitgekozen, welke tegen vrijstelling van de verplichte dien-sten aan de wegen, in de koffie-tuineu enz., hun bijstand hadden te verleenen.

Een bijzondere klasse van r a ha-j a t ' s vormden de zg. p a n o ek a n g ' s . p a n j a w a h ' s o f p a n j e -r a n g ; welke . . . belast wa-ren met het onderhoud der [sawah]

velden [der inlandsche ambtenaren]

onder toekenning van eenig aandeel in de opbrengst. '

C. U i t t r e k s e l u i t de m o n o g r a p h i e v a n h e t d i s t r i c t T a n d j o e n g s a r i , r e g e n t s c h a p S o e m e d a n g (1896).

[ S t e l l e r was de c o n t r o l e u r J. de G r a a f f . ]

Gemeene weidegronden werden eerst aangewezen gedurende het jaar 1895. Vóór dat jaar placht het vee gedurende den regenmoesson voor-namelijk te worden geweid op de zooeven beschreven ontwoude ter-reinen ; gedurende den drogen tijd hetzij mede terzelfder plaatse, hetzij op de afgeoogste sawahs.

Bij missive dd° 18 Juli 1895 n°. 6045/20 - vestigde de resident der Preanger-Regentschappen er de aandacht op, dat, bij gebreke van maatregelen tot onderhoud, de weidegronden der bevolking veelal werden bedreigd met verwildering, ter voorkoming waarvan in overweging werd gegeven //het uitroeien der s a l ij a r a 3 in de eerste en voornaamste plaats door de eigenaren van het vee«. Voor het geval echter, dat deze niet bij machte mochten zijn om dat werk

1 Over r a h a j a t ' s , t o e g o e v ' s en p a n o e k a n g ' s in vroeger tijd wordt uitvoerig gesproken in de H a a n , P r i j a n g a n , I V , Hfdst. X X I .

3 Vgl. bundel I I , blz. 16, alwaar ook de latere aanschrijving van 28 J u n i 1898. — Noot van de commissie.

3 Volgons Coolsma: „benaming in sommige streken gegeven aan de plant tai-hajam, wegens de snelle verbreiding en de algemeene verbreidheid dezer plant". — Noot van de commissie.

43 WEST-JAVA

geheel te verrichten, zou //met het oog op het groote en algemeene belang der zaak, de overige bevolking der desa hierin behulpzaam moeten zijn//.

Bij onderling goedvinden kwam verder de bevolking overeen, dat, indien een veebezitter de hem aangewezen taak niet zelf op zich kon of wilde nemen, door den loerah der dessa, waarin de weidegrond was gelegen, een kleine vergoeding (mesi) 1 in geld of padi zou worden bedongen.

Terwijl nu de resident bij vorengemelde missive verzocht de in-diening van een staat van de algemeene weidegronden, bleek het alras, dat deze voorheen nergens werden aangetroffen, althans nim-mer bepaald waren aangewezen of afgeperkt. Eerst nu er de aandacht op werd gevestigd, vond dit laatste plaats, en werden in de desa's Eantja Ekek, Tjiloeloek, Haoerngombong, Tjitali, Tjidjamboe, Nange-rong, Genteng, Eantjakalong, Tjiboenar, Tjisoegan, Pasirbiroe en Tji-masoek verschillende terreinen als algemeene weidegronden uitgezet, de meeste ten behoeve van twee of meerdere desa's te zamen. Het schoonkappen en onderhoud vond plaats als door den resident was voorgeschreven, nl. veelal in vrijen arbeid door koelies, door de veebezitters daartoe ingehuurd, somwijlen ook door henzelve, bijge-staan door de overige desalieden.

Het districtspersoneel bestond in den laatsten tijd vóór de reorga-nisatie " uit een aantal ambtenaren, wier werkkring niet duidelijk was begrensd. In hoofdzaak komt de formatie en het karakter der betrekkingen dezer ambtenaren overeen met hetgeen dienaangaande voor Tjitjalengka •" werd medegedeeld.

Aan het hoofd stond een .wedana, oudtijds tjoetak geheeten. Hem stonden ter zijde : twee tjamats, waarvan één te Tandjoeng sari en een te Depok was geplaatst, één djoeroetoelis wedana, één //djoeroetoelis pase-ban// en één //kliwon//. De djoeroetoelis paseban zorgde voor hetbrieven-vervoer, en had daartoe onder zich acht postloopers (prijaji), voor elke tëroep één. Tusschen den djoeroetoelis paseban en zijne prijaji's in stond éeu //kebajan//. Evenals in Tjitjalengka'zorgde de //kliwon//

met een //djagasatroe// voor de transportmiddelen, de ontvangst van gasten en wat verder daarmede in verband stond. * Dit zou men

met een //djagasatroe// voor de transportmiddelen, de ontvangst van gasten en wat verder daarmede in verband stond. * Dit zou men

In document 0093 2705 L - \s (pagina 52-64)