• No results found

WEST-JAVA Kajang, bajangan, some thing or person that we have design upon

In document 0093 2705 L - \s (pagina 88-108)

WEST-JAVA

69 WEST-JAVA Kajang, bajangan, some thing or person that we have design upon

to possess, marked out as our own, E. 2—6.

Kit j a r , K.L. of baraj, het betalen, C ; majar ofmaraj, ook: bekos-tigen, vergelden, C ; S.B. een schuld voldoen, betalen met iets, O.; majaran, op iets afbetalen, een deel v. e. schuld voldoen, C. ; ngabajarkeun (of majarkeun, O.), gebruiken ter betaling, betalen met, C. ; bajaran, ook: vergelding, bezol-diging,' C. — C. 43, 56, 369 ; O. 845, 214; E. 46, 181, 41.

Kajoe, K.L. ngabajoeau, vrouw en kinderen en boedjang of wel een of meer bloedverwanten zooals b.v. een broeder of zuster den kost geven, onderhouden, maar volgens sommigen, met betrekking 'tot vrouw en kinderen en boedjang, niet gebezigd en slechts voor den kost geven aan personen andere als die men verplicht is te onderhouden. — C. 4 3 ; O. 844; E. 298.

Knjoeboed , somah bajoeboed, zie somah.

Kiijoer. i

B a k a l , babakalan, met elkander verloofd zijn, verloofde, C.; said of voung people who are courting but not as yet engaged in marriage, E. — C. 44; 0 . 814; E. 28.

Kaliënak, zie kënak.

KaliOe, K.L. vast of bepaald werk of beroep of bezigheid, wat iemand //vast// is, naar recht, C ; S.B. vaste regel, voor vaste gewoonte hebben, O.; babakoe, ook: iemands vaste bestemming, eigen taak, C. ; (bebako), ambtsveld , E.E. I 86 noot 6 ; bakoe--sawah, bezitter v. e. aandeel i. d. kommunalen grond, E . E . Eokkens I, i, 149 2; bakoe karang, bezitter van erf al of niet met anderen individueelen grond, E. E. Eokkens I , i , 49. :i Tjatjah bakoe, zie tjatjah. — C. 44, 389; O. 8 1 1 ; E. 33.

Bakoel, K.L. babakoel, opkooper, W. O. V. V. Banten 20 ; 4

bakoel tëtëdan, koopvrouwen die met verschillende levens- en genotmiddelen rondtrekken, W. O. Plv. Bauten 7. B Toekang bakoel, zie toekang IL

Kakoewat, zie koewat, noot.

K a k t i , K. of K.L. k. baktos 1. (L.). dienst jegens meerderen of overheden, wat men een meerdere aanbiedt, C. ; en paugbakti B.

baktos en paugbaktos ernevens.als nog wat mooier woorden, O.;

ugabakti, ngabaktos, ook: dienen, in dienst zijn bij iemand, onderdaan zijn v. e. vorst, O. Bakti en njanggakeun bakti, zie ook seba. — C. 44—45; O. 813, 260; E. 33.

1 Ngabajoer, K.L. ontginnen van eens anders grond, waarbij de ontginner den grond' zekeren lijd (al naar tevoren tussohen eigenaar, n o e b o g a milik, en ontginner, noe ngabajoer, afgesproken wordt, gewoonlijk 8 à 4 jaar) zal blijven bewerken en alle opbrengst oogsten, ondergehoudenis na ommekomst van dien termijn den grond zonder eenige vergoeding a. d. eigenaar over te geven. De ontginner betaalt in die jaren de belasting.

2 Opgenomen in Adatrechtbunde] IV, blz. 519.

•'Opgenomen in Adatrechtbundel I V , blz. 519.

4 Opgenomen in Adatrechtbundel I V , l>lz. B42.

5 Opgenomen in Adatrechtbundel I I , blz. 27.

B a k t o s , L. dienst enz., zie bakti.

B a l a , volk enz. = balad, zie aldaar.

B a l a b a r , K.L. een afsluiting v. bamboetwijgon met loof en a l , C. ; S.B., touw of ijzerdraad, ergens tot afsluiting, tot aan-duiding dat men daar niet kan passeeren of wel tot inerkteeken gespannen, O. — C. 45 ; O. 194 suppl.; E. 34.

B a l a b o e r , K.L. ngabalaboerkeun, iets u i t d e d e n , weggeven aan velen zoodat ieder een gedeelte krijgt, O. — C. 45 ; ' O . 194 suppl.

B a l a d , K.L. of bala , volk enz., krijgsvolk, leger, C. ; bala, subjects, attendants, privates in the a r m y , R. K— C. 45 ; 0 . 833 ; R. 34.

Bal agan t r a n g , onvruchtbaar van eerie vrouw, enz. C. 4 5 .

B a l a g b a g , K.L. ngabalagbag, iemand b.v. een misdadiger de armen laten uitvademeii, langs de geheele lengte der armen een bamboe-stok-leggen en a. dezen de armen vastbinden om weerstand te beletten, C. ; S.B., iemand met de armen rechts en links uitgestrekt vastbinden tot schandstraf, O. — C. 45 ; O. 194 suppl.

B a l a n d j a , K L . hire, cost, expense, disbursements, money for cur-rent expenses, pocket money, wages, maintenance, R. ; ook:

lnkoopen doen C ; S.B. uitgaven voortspruitende uit een arbeid, b.v. voor 't ontginnen v. e. stuk g r o n d , O. ; nga-balandjaän , ook : zijn vrouw voorzien v. geld om van te leven C

— C. 4 6 ; O. 8 2 9 ; R. 3 4 , 29.

B a l a n g , halangan, «invitatie-voorwerp/-/ gezonden a. vrienden en kennissen bij de uitnoodiging tot een feest, onder medeedeeling dat zij daarvoor een bepaalde som moeten betalen (hooger dan de waarde) tot dekking der kosten , W . O . Econ. Bantën 36. -Hoeloe balang en oeloe balang, zie hoeloe. — C. 4 6 ; O. 8 3 5 ; R 35 B a l a n g k o , 3 K.L.

B a l a n g s i j a r , zie sijar.

B a l a n t i k , K.L. handel inz. kleinhandel, venten, C. ; = dagang, O . ; veehandelaar, W. O. Vtt, Preanger 4 0 , 4 1 . * Kai balantik^

zie k a i ; dagang balantik, zie dagang. — C. 46 ; O. 829.

B a l e , K.L. (Zuid-Bantën), de dessamoskee waarin ook de vreemde-lingen gehuisvest worden, C. ; a public building in every village that serves for mosque or place of worship and it is here also that all strangers unknown to the inhabitants are lodged and fed, R. ; bale bandoeng = paseban, C., zie onder seba; bale desa, huis voor vergaderingen en logies voor door-trekkenden en bekenden v. h. dorpshoofd door de desalieden gezamenlijk gebouwd, E.R. Fokkens I I , i, 2 7 , 5 publiek lokaal dienende tot vergaderplaats van het dorpsbestuur, doorgangs-huis voor reizigers, tot samenkomsten v. d. jongelingen v. h.

1 Men zal bv. a. e. dorpshoofd 't aantal inwoners zijner desa vragende zeggen: Hoeveel „balad" hebt gij? „Loerah! boga sabaraha balad'J"

2 Opgenomen m Adatrechtbundel I V , blz. 507.

3 Holl., belasting-aanslagbiljet, vooral v. d. bedrijf belasting, ook wel i li alg. legitimatiebewijs.

1 Opgenomen in Adatrechtbundel I I , blz. 52.

6 Opgenomen in Adatrechtbundel I V , blz. 518. Zie ook E.K., U I , blz. 212.

71 WEST-JAVA dorp, O. ; imah bale, zie imah ; patok bale, zie patok ; oeiiggah bale watangan, zie oenggah. — 0. 47, 29, 118 ; O. 826; K. 35.

B a l e g , of akil baleg of ahir baleg, volwassen, enz., zie akil baleg.

B a l e s , K.L. vergelding, C ; malëskeun, ook: iets op iemand ver-halen, C. — C. 4 7 ; O. 833; E. 3 5 , 338.

B a l i , babalen (K.L.), handeldrijven, reizende met zijn waren naar andere plaatsen. O. 192 suppl.

B a l i k , malik rai, kunstterm voor het ugabakti (als betoon v.

hulde een geschenk geven), een ieder naar zijn positie en ver-mogen, door de ondergeschikten aan een optredenden chefb.v.

door de desahoofden aan een wadana bij zijn optreden, O. — C. 499; O. 177.

Balitoeng, Mal., likwidatie, met elkander afrekenen, verrekenen. C. 48.

BaloehOPi', K L . afdeeling, alg. benaming voor bij elkander be-hoorende districten, C. ; voormaals : land rondom de hoofd-plaatsen der regentschappen onder rechtstreeksch bestuur v.

d. regent, de Haan, Prijangan IV § 2041. Boekoe baloe-boer, zie boekoe. — C. 49.

Baloelc, K L . een vrouw die i. d. desa rondgaat om sirih, tabak enz. te verkoopen. — C. 4 9 , 573, 44.

B a n d a , I, k. (K.L.) kagoengan 1. (L.P.), goed, goederen, bezitting, eigendom, C. ; S.B. geld en goed, kapitaal, middelen, O.; the prime cost, E.; eigendom v. d. grond, E. K. I , 18 = milik, E. E. II 4 3 , 44; babauda, ook: banda, vergaderen, C ; mibanda, iets voor zich nemen, zich toeëigenen, iets dat 't eigendom van een ander is onder zich hebben, O.; banda bawa, de goederen welke mee ten huwelijk worden gebracht en niet i. d. gemeenschap vallen, E. E. I 36 noot f; ' banda reu-greug, vaste (onroerende) goederen, C.; banda riba, goed dat met woeker verkregen is, oneerlijk verkregen goed, C.; banda sadrab, goed dat a. niemand bepaald toebehoort, C. ; arta banda, zie arta; harta banda, idem; radja banda, zie radja;

noeloejkeun banda kolotna, zie toeloej ; jasa banda, zie jasa;

njosok ka banda tiïsna, zie sosok. — C . 50, 518, 520, 536—537 ; O. 790, 212; E. 3 7 , 394.

B a n d a , I I , K.L Jav., babandan, gevangene, C. — C. 5 0 ; O . 7 9 0 . B a n d a n g , K.L. ngabandang, gevangen nemen eu wegvoeren. C. 50.

Bandar, K.L. Perz., zeehaven, koopstad, handelsplaats, handelswijk (a. d. haven), C ; 2 bandaran, a custom house, a place at the mouth of a river where toll is taken , R. — C. 50 ; E. 37.

Bande, (Zuid Banten) — paseban (onder seba), O.; bande agoeng, the reception hall of a great man. E. — C. 50; E. 37.

Bandega, K.L. z.v.a. badega, zie aldaar.

B a n d i l , K.L. zaakwaarnemer, zaakgelastigde, C. 50.

B a n d i n g , K.L. ngabandiiigkeun, voordragen v. twee of meer

per-1 Hiervoor zogt men ook: banda asal.

5 Ook: m a r k t i.h. b i n n e n l a n d , b.v. bandar goola, suikermarkt, centrum v. d. handel in arènsuiker, waar handelaren en yerkoopers samen komen.

sonen om er één van te benoemen, C. — C. 50; O. 7 9 1 , 8 2 , 182 suppl.; E. 37.

Bandoeng, bale bandoeng, zie bale.

Baildrang, bandrangan, sfaatsiepiek, naam v. d. voorrijders , die de staatsiepieken dragen. C. 5 1 , 418.

Bangkarak, een gescheiden vrouw of weduwe. C. 52.

Bangkel, K.L., Bangkelan, Bangkelan, rond venter, W.O. H.N.

Preanger 45. '

Bangkong, kahijeuman bangkong, zie hijeum.

Bangsa, K.L. familie, geslacht, natie, volk, soort, C. ; S.B. stam, O.; race, nobility, of high on noble descent, E.; hanteu pilih pilih bangsa, zie pilih. — G. 53; O. 856; E. 39.

Bantjang, een deel ergens van verliezen, kwijtraken, afnemen of ontnemen, b.v. door verbruik, verkoop enz. C. Zie ook djoewal.

— C. 54; O. 786.

Bantji, K.L. man die zich het voorkomen geeft v. vrouw te zijn.

C. 54. s

Bantjong, K.L. babantjong, een verheven koepelvormig gebouwtje op de aloen aloen, waarin wel vergadering wordt gehouden, van waar soms bevelen worden gegeven en wel betalingen worden gedaan, C. ; S.B., koepeltje enz., staande tusschen de aloen aloen en de gëdong. A:oorheen hadden de dislriktshoofden ook een babantjong, O. — C. 37 ; O. 850.

Bantoe, K.L. boenta bantoe, handlangersdiensten verrichten, C. ; pangbantoe, ook: hulptroepen, 0. — C. 54; O. 787; K. 282.

Bantoon, zie bawa.

Bao, K.L. het vijfde geslacht in teruggaande orde, 0. ; S.B., bet-overgrootvader, -moeder, achter-achterkleinkind, O.; (bauh), the fifth in descent, the father counting first, and the terms for each relationship are thus expressed: bapa, anak, intjoe, boejoet, tjanggah or tjinggeh and wareng. These four last terms appear to be inversely used, thus the bapa will call the 14th gene-ration from himself his bauh and that same bauh will allude to the same bapa as his bauh. ;! These lines complete seven gene-rations, which the natives designate as toedjoeh toeroenan and which in general is considered very ancient and when property is at stake, if it has been in the family for seven generations;

it amounts to what we call prescription, E. Zie ook tjanggah.

— C. 54; O. 7 8 3 ; E. 45.

Baoe, K.L. babaoe, titel in het ïjërbonsche v. d. beambte i.

1 Opgenomen in Adatreolitbundel I V , b!z. 375. Bepaaldelijk marskramer in borstels, lampen, zakdoeken, zeep, knoopen e. d.; vooral lieden uit Buiten-zorg drijven dezen handel tot zeli's in Oost-Java.

2 E n zich in het openbaar steeds als vrouw gekleed vertoont.

3 E r heeft verwarring i. d. namen plaats gehad. Bao is -5a generatie, wareng 7" generatie, (E. 71-1). lu den laatsten zin zal men dus voor baidi moeten lezen wareng en dan schijnt do bedoeling Ie zijn dat de 7e generatie i.d. nederdalende linie en de 7= generatie i. d. opgaande linie beide de wareng zijn v. d. persoon in kwestie, dus loopende over 13 (niet 14) geslachten,

7 3 WEST-JA VA

d. Preanger genoemd djagasatroe, 0 . ; ' desabestuurslid en eerste persoon na het desahoofd, E.R, I I I 227. — O. 850.

B a p a , K.L. of pa 2 of mama k. rama of ama n 1. (L.P.), vader, C ; bapa en pa S., ama ki sëpoeh of kasëpoehan of mama (door een kind in pi. v. bapa) B . , nevens ama als B. in gebruik r a m a , maar dit laatste slechts in geschriften en i. h. dagelijksch leven niet of zeer zeldzaam sprekende tot den vader. Ook voor zichzelf gebruikt men rama n i e t , 4 wel kang rama maar dat ook slechts in brieven. Met bapa wordt bij den minderen man in samenstelling met den naam v.e. kind ook iemand benoemd, gewoonlijk zijn oudste k i n d , maar dit is niet verplichtend. Eu iemand die geen kinderen heeft neemt wel eens den naam v. h. kind v. e. ander om zoo zijn kindernaam kwijt te raken, O . ; bapa, p a , ama, refined expression used only when speaking of men of r a n k , rama honorary expression, R. ; bapa desa indoeng lëmboer, hoofdstad, C ; bapa poeloeng, pleeg-vader, C i doeloer sabapa, zie doeloer; misah bapa, zie pisah.

Zie ook kolot. — C. 55, 13, 427, 663^ 363, 482, 5 6 8 ; O. 837, 7 2 2 , 2 6 5 ; R. 1 1 , 4 1 , 3 2 9 , 3 9 3 .

B a r a , toelak b a r a , zie toelak.

B i i r a d j a , baradja p a t i , benaming v. d. personen behoorende tot het dienstpersoneel v. d. regent en die belast zijn met het afvuren der kanonnen als die bij sommige plechtige gelegen-heden behooren te worden gelost, O. s

B a r a g a d j o e l , K L . (Zuid Banten), aanvoerder of woordvoerder van klagers uit een desa, C. — C. 55 ; O. 807.

B n r a j , z.v.a. bajar, zie aldaar.

B a r a j a , K.L. k. of rerehan k., wëdët of koelawëdët k.p., (kadang) warga of (kadang) koelawarja 1. (K.L.) of'pangampih 1. (C, 1 7 ) , (kadang) wargi of (kadang) koelawargi l.p. (L.P.) of pangampih l.p. (C. 56) (L.P.) — bloedverwant(en), familie, C ; baraja S.

rerehan ook pangampih of ais pangampih, B., aanverwant(eu), maagschap (ouders, kindereu, ooms en tantes, zoomede broeders en zusters worden niet begrepen onder baraja), O . ; of the same descent or kiudred, R. ; sanak baraja, zie sanak. Zie ook onder koela. — C. 5 6 , 7 1 4 , 5 1 7 , 7 1 7 , 1 7 , 2 5 1 ; O. 8 0 6 , 1 suppl. ; R. 42.

B a r a n a , K.L. goederen, schatten, C. Radja barana, zie radja. — C. 5 6 ; O. 799.

1 't Woordenboek toekent hierbij aan „volgens Koorders"; voor djagasatroe geeft 't eehter de vertaling: titel van een distriktsboambto bij de reorganisatie van de P r e a n g e r afgeschaft, O. 409. [Vgl. boven blz. 30, en 31. -Toevoeging van de commissie.]

2 Onder den geringen stand neemt de vader na. de geboorte v. zijn eerste kind den naam van dat kind aan niet pa als titel ervoor, O. [Pa is uilzon-d e r i n g , uilzon-de gewone vorm in uilzon-dit geval is b a p a . . . . Verz. j

3 Vrai, door do ouders en de kindoren gebruikt, intiemer ol' gemeen-zamer dan r a m a , C.

•' Onjuist.

* E n waarmee nog meer?

Barang, K.L. eeiiig goed of eenige zaak, goederen, 0 . ; particularly apparel, household goods or things for sale, R. ; barang goena kaja, gemeenschappelijk huwelijksgoed, Adatrechtbundel IV, 534;

barang hiroep, een ferm bij kommissiehaudel, beteekeneude dat zoo de goederen niet v. d. hand gaan men ze mag teruggeven, C ; barang kinajah, onbeheerd goed, C ; barang paeh, een term bij kommissiehaudel, aanduidende dat men geen goederen mag teruggeven en ook wat niet v. d. hand gaat houden moet, C ; barang riba, oneerlijk verkregen goed, zich zonder mede-weten of verlof v. d. eigenaar toegeëigend goed, zooals vruchten die afvielen v. d. boom en die men maar meepakte (vrg. arta riba onder arta), O.; barang soeloer, persoonlijk toebehooren van één der echtelieden i. c. de vrouw, Adatrech'tbuudel IV, 534 barang titihir, nalatenschap, C. » Dagang barang, zie dagang toekang barang, zie toekang II. — C. 56, 232, 291, 429, 645 O. 808, 50 suppl., 333; R. 41.

Barangsijar, zie sijar.

B a ï ë p , pangbarëpna, de oudste v. iemands kinderen, soms 1. van tjikal, idem, zie aldaar. C. 57.

Baris, K.L. slagorde, krijgsvolk, leger, in slagorde staan, enz., C. ; of the rank or quality of, R.; barisan, ook: desapolitiebeambte, E. R. I l l 2 2 1 ; pabaris, idem, idem. Ngadëg(keun) baris, zie adëg; tata baris, zie tata; masang baris, zie pasang. — C. 58-O. 8 0 3 - 8 0 4 ; R. 42.

Basa, basa djëro, refined language, the language used about courts or towards great men, R. Zie ook djëro. Djoeroe basa, zie djoeroe; oempak basa, zie oempak. — C . 3 3 ; O. 819; R. 43.

Basmi, K.L. ngabasmi S. 13., de huizen v. e. dorp, dat zal op-houden te bestaan, afbreken, een betrekking of een zeker soort beambten opheffen, O. — C. 60; O. 822.

Batal, K.L. niet geldig, van onwaarde, C. ; S.B. of badar (volgens

^Koorders), niet doorgaan, O. — C. 60; O. 819, 839; R. 43.

Bati, K.L. wat men ergens op of bij wint, winst, voordeel, C. ; babaten, winst zoeken te behalen door handel, door koopen om weer te verkoopen, O.; padi koopen, tot rijst verstampen en daarna de rijst verkoopen, W. O. Econ. Batavia 1 1 ; 2 handel drijven in rijst, idem 39; •• ngababatenkeun, van iets winst trachten te behalen b.v. van toevertrouwd goed, C. Njokot bati, zie tjokot ; saparo bati, zie paro ; maparo bati, zie paro. — C 60 •' O. 815, 190 suppl.; R. 45.

Batoe, goerat batoe, zie goerat.

Batoor, die er bij behoort, van menschen en voorwerpen die bij elkaar zijn of behooren, die iets mededoet of in iets deelt, k.

1 Men zal in deze woordenlijst nog andere woorden en uitdrukkingen aan-treffen, die soms alleen, soms met voorvoeging v. barang worden gebruikt b.v. radjakaja of b a r a n g radjakaja, enz.

2 Opgenomen in Adatrechtbundel I V , blz. 14.

3 Opgenomen in Adatrechtbundel I V , blz. 46.

75 WEST-JAVA (K.L.); soms kan tja, rentjang of re wang, Jav. 1. (L.P.), be-diende, (mede)genoot, vennoot, volgeling, C. ; ' batoer batoer of entjang rentjang, al iemands bedienden, C. ; ngabatoeran, ook:

to associate, E.; batoer boeroeli, huurknecht(en), C. ; of batoer boeroehan, loondienaar, O.; batoer padoe k. batoer pabën 1., de persoon met wien men twist of strijdt, C. ; " batoer sasoesoe, zoogbroeder, zoogzuster, C. INToempangan batoer, zie toempaug.

— C. 6 1 , 260 , 516 , 520 , 95 , 5 , 597 ; O. S17 , 45 suppl., 798 ; E. 45.

Batok, këricl batok, zie kërid.

Bawa, K. mawa, jn betrekken, laten deelen in C.; S.B. (ngaban-toen) P. (L.), O .3; mawa mawa of mamawa k. njatandak 1.

(L.P.) iemand i.e. zaak betrekken, C. ; 4 bawa ngadjadi en bawa ti koedrat, met iets ter wereld gekomen zijn, C. Banda bawa, zie banda. — C. 6 1 , 62 , 122, 295 ; O. 823 , 746 ; E. 46.

Bawah, K.L. en dibawali, Mal. onder de macht, onder't gebied of derg., C. ; dibawali of dibawah parentah, Mal. ook: onder-hoorig aan, O.; ngabawah, ook: besturen, O. ; ngabawahkeun, onderwerpen enz. C. s ; dibawah tangan, Mal., onder de hand d.i. onder de macht, C. 6 Koendang bawahan, zie koendang.—

C. 62, 617 ; O. S24.

Bawon, K.L. Jav., benaming v. h. aandeel dat zij die rijst helpen snijden v. d. oogst ontvangen. C. Vrg. babon.—C. 62; O. 191 suppl. ; E. 46.

Beak, K. (bejak) k. seëp of seët 1. (L.) verstreken v. e. tijd, C.

(zonder seët) verbruikt, vol v. vertrouwen, O.; seët = beak, E.—

C. 66, 560; O. 845; E. 4 6 , 436, 436—437.

Bebas, k. loenas s. (K.L.), impas 1. (K.L.), afbetaald, aangezuiverd v. e. schuld, vrijgesproken, C ; S.B. of gewoonlijk S. parautos B. (L.) ook: op b.v. door uitverkoop, O. — C. 62; O. 853--854; E, 47.

Bëdag, zie boeroe.

Bëdah, K.L. een nieuwe sawah aanleggen, C. ; bëdaheun, te ont-ginnen, braak, C. ; bëbëdah, ook : new sawah's lately made, E.;

ngabëbëdah, veranderen v. bouwgrond in sawah, Ees. Bantam 59; (sawah) bëbëdahau, benaming v. e. nieuw ontgonnen sawah gedurende de eerste drie jaren, O .7 — C. 64; O. 838-839;

E. 4 7 , 4 8 , 307.

I De vertaling „volgeling" wordt alleen gegeven bij rentjang, hoewel rentjang als 1. van batoer staat vermeld.

- Ook in rechte.

3 Ook: meebrengen ton huwelijk (niet vallende i. d. gemeenschap).

4 't Woordenboek van Coolsma vermeldt bij bawa : bawa k. (K.), bantoen s. (L.), tjandak 1. (L.P.)

5 't Woordenboek geeft alleen den passieven vorm: dibawahkeun.

II Ook: ondershands v.o. regeling, v. e. geschrift.

' In Prijangan gebruikt men bëdah en afleidingen voor sawahaanleg, onverschillig wat de grond tevoren was. [Zie ook boneden op béra. — Toe-voeging van de commissie.]

Bëdo, niet doorgaan, C. ; ngabëdokeun, ook: een verloving af-zeggen. C. 65.

Jiëdoeg, KL. ngabëdoeg, kunstterm voor het bewerken (wieden of beplanten) v. e. sawah tegen een zeker loon v. 's morgens zes tot 's middags twaalf uur, O.; een halven dag arbeiden als los koelie voor loon in geld en voeding, W.O. Lb. Preauger 14. ' Koeli ngabëdoeg, zie koeli. — C. 65; O. 8 4 1 ; E. 48.

Rëdol, pangbëdol samboeng, a payment made for deserting the cockpit; name of a (ax levied in Bantam by the native chiefs on those who remove from their jurisdiction, E. 345.

Beja, K.L. tol, impost, belasting of accijns op artikelen van ver-bruik, C. — O. 66; O. 844; E, 4 6 , 54, 329.

Bola, K.L. iemands lot vrijwillig met hem deelen, C ; S.B. mede gaan tot i. d. dood desnoods, O.; ngabelaän paeh, to succour even unto death, E. ; belapati, mede i. d. dood gaan, C ; sprekende fot een meerdere ook belapatos, O.; ook :" voor een gevallene opkomen om hem te wreken , C. — C. 67, 454 ; O. 827 • E. 49.

Bëlënggoe, K.L. Jav., ngabëlënggoe, i. d. boeien slaan, krom-sluiten. C. 67.

B ë m b o e s o e ,2 recognitie per kop geweid vee betaald a . b . hoofd der desa, waar 't vee tijdelijk been is gezonden zoolang 't in de streek waar 't thuis hoott niet geweid kan worden omdat de oogst te velde staat, ten einde van de bescherming en de hulp van het hoofd bij diefstal verzekerd te zijn, E. E. I I I 146 noot d.

Bendara, :i Jav., heer, meester, meesteres. C. 69.

Bëude, K.L. ngabëndekeun, iets bij bekkenslag bekend maken, O

— C. 69; O. 7 9 0 - 7 9 1 .

Hene, bebene, verloofde, v. h. meisje gezegd, C. ; beminde, in sommige streken alleen v. h. meisje of de vrouw, O.; a female sweetheart, a mistress, an affianced woman, E. ; kabene, z.v.a.

bebene, C. ; beuebeureuh, verloofd(en) zijn, C. — C. 69 7 8 ; O. 785; E. 47.

Bënër, K. k. lërës of lësër of rërës, 1. (L.), recht (zijn), recht-vaardig, waar, juist, recht hebben, G. ; S. lërës B., ook: het recht, gelijk (hebben), O.; ngabënërau, recht spreken, richten, oordeelen 't zij veroordeelend 't zij i. h. gelijk stellend, C. ; ngabënërketm k. ngalërëskeun 1., i. h. gelijk' stellen, recht-vaardigen, voor recht of waar of onschuldig verklareu, C. ; 4 bëbënëran k. lërësan 1., het recht, rechtsverhouding, rechterlijke uitspraak, C. ; S. lëlëresan B., ook: rechterlijke beslissing of

! Opgenomen in Adatrechtbundel I I , blz. i l . [Zip ook boven blz. l o o n Is.

- • Toevoeging van de commissie.]

- Juist gespeld? [Vgl. mesi of pamesi, boven blz. 50 nt. Toevoegin"

van de oommissie.]

3 Aan een geschrift ontleend V In dezen vorm een Javanismu. Wordl 't woord gebruikt i. h. Soend., dan zal 't bandara luiden.

1 De laatste beteekenis niet bij ngalërëskeun.

77 WEST-JAVA afdoening, O.; kabënëran, gerechtigheid, a, d. vereischten voldoen, C. ; S. kalerësan B., rechtvaardig, O. Eleh bëuër, zie eleh; parëboet bëuër, zie rëboet. — C. 69—70 , 339—34-0, 340 , 517; O. 7 86—7 87; R. 50.

Bentara, K.L. ngabentarakeun, bekend maken. C. 72.

B ë r a , K.L. onbebouwd of braak liggen inz. v. e. sawah, C ; bëbëra, i. d. Preanger nieuw outgouneu sawah's gedurende de eerste drie jaren, O.; new-made sawah's, R. ; bëbëraan, i. h. Buitenzorgsche nieuw ontgonnen sawah gedureude de drie eerste jaren, O . ' — C. 7 2 ; O. 839, 183 suppl. ; R. 47.

Bere, mere k. (K.), maparin (L.P.) = marin, masihan (L. en L.P.) 2

ngaleler (iets minder hoog dan maparin) 1., iets geven, iets schenken, C. ; S. ngaleler en maparin B. maar in sommige streken maparin het mooiste of hoogste, O.; pamere, beschik-king bij testament of bij schenbeschik-king, E.R. I 118 noot a; 3

pamere lëpas, volledige schenking, E.R. I 25 noot c. ; 4 mere adil = ngadilau (zie adil), C ; mere kaädilau, recht doen, C. ; mere ngaudjoek, op krediet geven, C ; mere gantang, den kost geven a. e. bediende, O.; mere njaho, S. ; hatoer oeninga, B., kennis geven, berichten resp. aan een mindere en meerdere, O.; maparin (pi)tërang, kennis geven, b.v.

de regent schrijvende a. e. distriktshoofd, O.; mere make, kleeding geven, Meeden , C. Zie ook hatoer en sangga. — C. 7 3 , 4 5 1 , 335, 3 2 , 3 , 1 9 , 4 0 1 , 416, 432; O. 58, 112, 797, 732, 112, 317.

Beres, K.L. beberes, schikkingen maken, C. ; orde stellen op zijn zaken, O.; meres, z.v.a. beberes, C. ; mereskeun, ook : troepen opstellen, in orde scharen, O. Tampa beres, zie tampa, noot.

— C. 7 4 ; O. 804.

Bërësih, K.L. of bersih S.B., onschuldig, zuiver, ook v. winst, O."' — C. 74; O. 804; R. 65.

lïeroli, KL. gevangenis, C. — C. 74; O. 800, 591.

Bërsih, = bërësih, zie aldaar.

Besan, K.L. benaming v. d. betrekking tusschen de wederzijdsche ouders v. gehuwden, O. Vrg. warang. — C. 74-75 ; O. 820-821.

Bësar, toewan bësar, zie toewan; njonja bësar, zie njoiija.

Bëtjiira, Mal., a matter of lawsuit or judicial investigation'.

R. 47-48. Gëclong bëtjara, zie gëdong. Vrg. pitjara.

Beiilah, beulah pëtjah, huisraad, dat bij ontbinding des huwelijks,

1 Zie ook boven op bëdah. — Noot van de commissie.

- Ook masih L en L . P . komt voor.

3 Schenking onder de levenden. De bijkomende woorden zijn: pangleler, p a p a r i n , pasihan , pangasih 1. C. ; p a p a r i n , pasihan B. (L.P.), O. Vrg. bibat.

I n 't woordenboek van Coolsma, is pangasih vertaald m e t : gift, geschenk, pasihan m e t : gave, gunstbewijs; evenwel wordt paparin gelijkgesteld inet pangasih en pasihan en tevens 1. genoemd v. p a m e r e , waaruit volgt dat de beteekenis van al deze woorden gelijk mag genomen worden.

4 JJ.w.z. zonder voorbehoud.

6 Ook: netto.

hetzij door dood van den man, hetzij door echtscheiding, aan de vrouw verblijft, zonder verrekening, Hoofdpanghoeloe Ban-doeng. Yrg. tamlik. '

Beuli, K. meuli, k., ngadoewit s. (L.) ngagaleuh (L.P.), ngartos, ngamauah, ] . , iets koopen, verwerven, winnen, C. ; S. nga-doewit, P. roeser P. (L.) van zich zelf of een mindere sprekende tot een meerdere, ngagaleuh en ngamauah B., O.; beulian, v. e. knecht (boedak), slaaf, slavin , C. ; pameuli, ook : koopprijs voor een meisje, 2 C. ; meulikeun S. ngagaleuhkeun B. (v. e.

meerdere of aanzienlijke), geld besteden om iels te koopen, O;

median, opkoopeu, O.; kabeuli k. kagaleuh 1., ook: met iets meegekocht, i.e. koop begrepen, v. menschen: slaaf, C. ; kabeuli, door schuld in geld of goed afhankelijk geworden van iemand, O. ; meuli akad, een stuk grond koopen onder ver-bintenis het a. d. verkooper weer te zullen afstaan zoodra deze de koopsom terugbetaalt, O.; djoewal beuli en djoewal meuli, zie djoewal; meuli këmplang(an), zie djoewal; djoewal bli gade, zie gade; meuli gade, meuli akad, zie ook g a d e . — C 77, 1 5 1 , 1 7 1 , 364; O. 826, 582; R. 53.

Beuuang, K. k. kenging, 1. (L.) verkregen, in zijn macht of bezit krijgen of gekregen hebben, vrucht C. ; meunang S. kenging B.

ook : het winnen met betrekking tot spelen , procedeeren enz., O. ; beubeunangan S.B. :f opbrengst, oogst, buit, O.; meunang-keun S.B., ook: tot echtgenoot iemand krijgen, O.; nëngah beubeunangan, zie tëngah. — C. 77; O. 793 , 79 , 465 ; R. 53.

Beuughar, kabeungharan, vermogen, C. — C. 78; O. 854.

Beurat, S.B. kapitaal v. e. zaak (rechtszaak), O. — C . 7 8 ; O.

Beurat, S.B. kapitaal v. e. zaak (rechtszaak), O. — C . 7 8 ; O.

In document 0093 2705 L - \s (pagina 88-108)