• No results found

WEST-JAVA Behalve dezen vorm van verpanden, waarbij de inlossing te

In document 0093 2705 L - \s (pagina 40-52)

allen tijde ! mag plaats hebben, zelfs door de erfgenamen nà den dood van den contractant, komt ook ngagade voor, waarbij de inlossing binnen een bepaalden vastgestelden termijn wordt bedongen.

In sommige desa's werd ter zake als de meest gebruikelijke termijn genoemd die van 3 jaar. Is na de verstrijking van dit tijdsverloop het pand niet ingelost, dan vervalt het rechtens in vollen eigendom 2

aan den pandiiemer.

Zooals boven werd opgemerkt, vervalt bij het ngagade z o n d e r termijn het pand n o o i t in vollen eigendom aan den pandnemer, daar zijne vrije beschikking over de zaak beperkt wordt door het verbod van verkoop of onderverpanding zonder toestemming van den pandgever. Van verkoop kan dus nooit sprake zijn. Wanneer wel een termijn is genoemd, heeft de overeenkomst een ander karakter en verkrijgt de pandnemer onder sommige omstandigheden (d.i. als men den termijn laat verstrijken zonder inlossing) het volle eigendom, dat is dus de vrije beschikking over het pand, die ook voortvloeit uit verkoop. Deze wijze van ngagade kan dus genoemd worden verkoop met recht van wederinkoop ; omdat de zaak in vollen eigendom overgaat, dat is verkocht is, wanneer binnen zekeren tijd de inlossing, d. i. wederinkoop, niet heeft plaats gehad en waardoor de verkoop werd opgeschort.

Niet altijd wordt echter dit recht zoo streng toegepast. Hier en daar bleek, dat de gewoonte de consequentie van het recht had verzacht, en werd, als de schuldenaar, na verstrijking van den ter-mijn, niet tot de inlossing in staat was, uitstel van eenjaar verleend.

Is ook deze verlenging verstreken zonder dat van het recht van inlossing gebruik kon worden gemaakt, dan wordt wel eens gebezigd het p i n d a h - g a d e , 3 dat is de schuldenaar verpandt de zaak aan een ander, voor een zoodanige som, dat hij daarmede den eersten pandnemer kan afbetalen. Gelukt echter ook deze operatie niet, dan gebeurt het wel eens dat de pandnemer eene zekere som bijpast en zoodoende het gade in d j o e w a l l ë p a s verandert, waarvan dan in het oorspronkelijk contract melding wordt gemaakt. Het is echter zeer goed bekend , dat ook zonder bijpassen , na verstrijking van den termijn, de zaak in eigendom vervalt aan den pandnemer. Men verhaalt dat, wellicht ten gevolge van eenige plaats gehad hebbende civiele vorde-ringen , de termijn van wederinkoop niet langer wordt gesteld dan vijf jaar. Wanneer deze bewering waar is, zoo is de veronderstelling niet gewaagd, dat het gebruik verband houdt met de verjaring van schulden, waarvoor mede de termijn van vijfjaar is gesteld.4

Gewoonlijk wordt op een pand niet de volle waarde geleend, in den regel slechts de helft, soms zelf minder.

1 Zie boven blz. 20 nt. 5. — Noot van de commissie.

2 Inlandsen bezitreolit. —• Noot van de commissie.

3 Zie bundel I I , blz. 65. — Noot v a n de commissie.

1 N e e n , maar wegens art. 1520 B. W. ; zie mr. E n t h o v e n , „Het adatrecht der inlanders in de j u r i s p r u d e n t i e " , 1912, blz. 16 en 138—134. — Noot van de commissie.

Naast dit oorspronkelijk pandrecht (n g a ga d e) heeft zich nog een andere vorm van verpanding ontwikkeld , nl. het w a si k a t .1 Bij het wasikat wordt geld opgenomen tegen zekerheid van een pand.

Dit pand blijft echter in handen van den pandgever, die er ook de opbrengst van bekomt. Hij verbindt zich echter om aan den geldschieter een zekere interest te betalen, hetzij in geld, hetzij in padi. Eerst bij onmacht van den schuldenaar om de rente te betalen, die gewoonlijk per maand en vrij hoog wordt berekend, of om het oorspronkelijk kapitaal terug te storten , vervalt het pand in eigen-dom aan den geldschieter . . . .

Overgang van grond kan voorts plaats hebben bij erfenis en wel al dan niet als een gevolg van uiterste wilsbeschikking (wasij at).

Is er een testament, dan wordt daarin vaak alles verdeeld, ofschoon de moslimsche wet in dit geval toestaat, dat er slechts over i van het goed beschikt worde. Doorgaans is er echter geen testament en wordt de nalatenschap verdeeld. s Bij kleine bedragen, en als de erfgenamen eensgezind zijn, geschiedt de verdeeling ondershands, anders, en ook bij belangrijke nalatenschappen, wordt de hulp ingeroepen van de bevoegde macht, dat is doorgaans de h o o f d -p a n g h o e 1 o e, omdat de n a ï b te Tjibèbèr slechts erfenissen verdeelt, die eene waarde van f 20 niet te boven gaan. Voor de regeling dezer kleine nalatenschappen behoort het onderdistrict Palasari tot het ressort van den ka l i p a h (ook wel n a ï b genoemd) te Tjilakoe.

Doorgaans bestaan de nalatenschappen uit een huis met erf en een weinig sawahs. Bij onderlinge schikking wordt dan het huis en erf met het huisraad en imah lisoeug 3 aan de weduwe afgestaan, terwijl de sawahs onder de kinderen worden verdeeld, * waarbij de vrouwelijke erfge-namen een halve mannenportie krijgen. Zelfs bij algeheel gemis aan kennis van de bepalingen omtrent h e t5 erfrecht, is het voorschrift, dat de dochters de helft van een zoonsaaudeel bekomen , algemeeu bekend. Wordt de hulp van de geestelijkheid ingeroepen, dan wordt de geheele nalatenschap getaxeerd, wat gewoonlijk opgedragen wordt aan den betrokken kalipah of naïb. De totale geldswaarde van alle nagelaten zaken ( t i r k a h ) wordt eerst verminderd met het geschatte bedrag van de zg. t am l i k , d.i. het huisraad, dat de man ver-plicht is de vrouw te geven zoowel bij echtscheiding als bij over-lijden, en met de mas k a w i n of bruidschat. 6 Het is nl. gebrui-kelijk dat de bruidschat niet dadelijk wordt betaald. De helft blijft als onafgedane schuld aan de vrouw voorbehouden en wordt eerst later betaald bij echtscheiding of bij den dood van den man. JSTa aftrek van mas kawin en tamlik wordt nagegaan het aandeel van de

1 Zie bundel I I , blz. 61. — Noot van de commissie.

' Of blijft zij onverdeeld. — Noot van de commissie.

J Volgens Coolsma's Soendaneesch woordenboek: huisje van het rijstblok. — Noot van de commissie.

4 Zie boven n t 2. — Noot van de commissie.

5 Moslimsche. — Noot van de commissie.

6 Mas kawin is de huwelijksgift van het Mohammedaansehe r e c h t , niet de, hier onbekende, Indonesische bruidschat. — Noot van de commissie.

23 WEST-JAVA

vrouw. Dit bedraagt | van de beschikbare som en wordt s o e m o e n1

genoemd. Deze soemoen wordt gewoonlijk betaald met woonhuis, erf en vruchtboomen. Bedraagt dit alles te zameu meer dan het ]-, dan moet het meerdere in padi of geld worden terugbetaald. In het tegenovergestelde geval wordt het mindere bijgepast. Wat na aftrek van de soemoen overschiet wordt a ç ab a h genoemd2 en tusschen zoons en dochters verdeeld in verhouding van 2 tot 1. Erven de dochters ook sawahs of tëgals, zoo worden deze bouwgronden gewoonlijk verhuurd of in deelbouw afgestaan, doorgaans aan een der broers, die dan tevens de lasten, aan het grondbezit verbonden, op zich neemt. Soms beheert de oudste broer deze gronden.

Voor de bemoeienis van den panghoeloe of naïb in zake de ver-deeling en regeling van nalatenschappen wordt ,1ïï van de geheele waarde verschuldigd. Dit loon wordt o e s o e r genoemd.

Het komt vaak voor, dat men zijne bezittingen reeds bij leven verdeelt bij wijze van h i b a t of schenking, om erfkwesties te voor-komen. Dan wordt wel eens het beding gemaakt, dat of alle bedeelden of één hunner zorgen zal voor het levensonderhoud van den bezitter.

Behalve het landrentekohier en den landrentelegger bestaan er geen registers of staten, waaruit het grondbezit blijken kan.3 Van eiken overgang van grondbezit en van alle grondveranderingen dient in het desakohier aanteekening te worden gehouden. Dit gebeurt echter lang niet altijd noch overal, evenmin als dat elk individueel aandeel op het terrein is aangegeven door zichtbare merkteekens. Alleen bij sawahs treft men bij uitzondering wel eens een k a k a l en (greppel) of een verhoogde dan wel verbreede galëngan aan, om de grensscheiding aan te duiden. Hoe onvoldoende de begrenzing der individueele aandeden ook zijn moge, grensgeschillen komen nochtans zelden voor en dan nog maar alleen in de vlakke desa's, waar binnen uitgestrekte sawahcomplexen de miliks vaak trouwens zeer grillig van vorm zijn en hier en daar wel eens in elkander grijpen. Daar in de bergdesa's de sawahs meer verspreid voor-komen en uit complexen van niet meer dan enkele grondaandeelen bestaan, wordt daar zoo goed als nooit van grensgeschillen vernomen.

Waar grenskwesties voorkwamen, was het tot nog toe het desa-bestuur gelukt om zonder veel moeite partijen tot een vergelijk te brengen. De gewone loop van zaken in de onderwerpelijke gevallen is, dat men zich wendt tot den poendoeh, onder wiens ressort het grondaandeel i. c. behoort. Deze brengt de zaak voor bij den loerah.

Het desahoofd stelt een plaatselijk onderzoek in, in tegenwoordig-heid van den poendoeh, vaak ook van den amil, die door

i Coolsma geeft: soemoem. — Noot van de commissie.

2 Ook volgens Coolsma (asnbah) en beneden de woordenlijst op dit woord.

— Noot van de commissie. .

s Voor het district Tjikondang wordt m bundel IV, blz. 279, gesproken van een dioeal-akadregister voor districts- en onderdistrictshoofden, dat volgens blz. 280 bij het dësahoofd berust. Doch deze dateeren van 1897, bundel 11, blz. 58. — Noot van de commissie,

zijne bemoeienissen met de djakat trouwens gecenseerd wordt goed op de hoogte te zijn van de grootte en de belendingen van ieders grondaandeel. Bij de beslissing van deze personen, die beschouwd worden als tot het desabestuur te behooren, legt men zich doorgaans neer, zoodat slechts zeer zelden de tusschenkomst noodig is geweest van tjamat of wedana.

[De t j o e k e . ]

Regeling van de belasting der bouwvelden vóór de reorganisatie van het bestuur.

De belasting, welke vóór de reorganisatie van de bouwvelden werd geheven, droeg den naam van tjoeke en drukte alleen op het hoofdgewas der sawahs, zijnde padi.

Het woord t j o e k e zou van chineeschen oorsprong zijn1 en heffing of cijns beteekenen, terwijl het verband moet houden met t j o e t a k ,1 dat, eveneens oorspronkelijk chineesch, de beteekenis zou hebben van leverancier, in dit geval dus degeen, die de tjoeke opbrengt.

Deze tjoeke nu werd opgebracht in natura en bedroeg een bepaald gedeelte (yL) van de feitelijk geconstateerde opbrengst der sawahs.

Met de regeling en administratie dezer belasting binnen het district waren bepaalde ambtenaren belast met den titel van d j o e r o e t o e l i s t j o e k e , door sommigen, doch onjuist, ook wel d j o e r o e t o e l i s d i s t r i c t genoemd.

In elk onderdistrict was een zoodanige djoeroetoelis tjoeke, een gevestigd te Tjibèbèr voor het onderdistrict Tjikondaug en een te Tjilakoe voor het onderdistrict ïjikëtoeg. Zij werden door den wedana benoemd, en stonden wel is waar als zoodanig onder dezen, doch in dienstzaken richtten zij zich dadelijk tot hunnen feitelijken superieur, den d j o e r o e t o e l i s k o t a d.i. den djoeroetoelis tjoeke die te Tjiandjoer gevestigd was. De te Tjibèbèr en Tjilakoe geves-tigde djoeroetoelis tjoeke hadden onder zich de zg. p a n g l a k o e t j o e k e of ook wel d j o e r o e t o e l i s k a m p o e n g genoemd, die elk een tëroep tot ressort hadden en door den djoeroetoelis werden aangesteld, met kennisgave aan den wedana. Eens in het jaar en wel als de padi //keur b e u r e u m h e d j o / /2 was, gingen de panglakoes elk binnen hun ressort rond om milik voor milik den stand van het gewas na te gaan en eeue globale raming te doen van den oogst. Deze taxaties werden opgenomen in een register, dat opgezonden werd aan den betrokken djoeroetoelis tjoeke, die*

daaruit den aanstaanden oogst voor zijn onderdistrict raamde en doorzond naar den djoeroetoelis tjoeke te Tjiandjoer. Zoodra nu de sawahbezitter zijn oogst had opgestapeld bij den sa o e n g , - gaf hij daarvan kennis aan den panglakoe, onder wien hij ressorteerde.

Deze ging dan wederom rond om man voor man den oogst op te

1 J a ? — Noot van de commissie.

2 Letterlijk: tijdens rood-groen. — Noot van de commissie.

8 H u t , loods. — Noot van de commissie.

35 WEST-JAVA

nemen door het aantal gedengs te tellen. Men drukte de hoeveel-heid liefst uit in t i m b a n g s = 10 gedeng en s a n g g a ' s = 5 gedeng. * Van elke timbang was één gedeng, van elke sangga één po tj on g als tjoeke verschuldigd. Na deze opname kreeg elke persoon een bamboelat (girik), waarop met een mesje gegrift werden de naam van den persoon, de hoegrootheid van zijn binnengehaalden oogst en de hoeveelheid gedengs, welke hij als tjoeke had op te brengen.

Daarna mocht de oogst pas opgeschuurd worden.

Met de voldoening van de tjoeke werd evenwel gewacht op een bevel uit Tjiandjoer. Zoodra dit was ontvangen, brachten de djoeroetoelis tjoeke het aan de panglakoes over, die het verder in de kampoengs bekend maakten. Iedere belastingschuldige moest nu, voorzien van de hem verstrekte girik, de daarop uitgedrukte hoeveelheid padi brengen naar het padipakhuis waaronder hij ressorteerde. Zoowel te Tjibèbèr als te Tjilakoe was zulk een padipakhuis, waar de tjoeke door den betrokken djoeroetoelis in ontvangst werd genomen na vergelijk met de giriks. Elke gedeng moest minstens vijf katti's wegen. Werd bij na weging aan de goedang een lager gewicht bevonden, dan moest de betrokken persoon het gewicht vol maken. De djoeroetoelis tjoeke zorgde verder voor de verzending der padi naar Tjiandjoer, zoodra er vandaar een aanvraag kwam. In de boekoe tjoeke was ieders grondaandeel ingeschreven met vermelding van de uitgestrekt-heid en de opbrengst onder normale omstandigheden. Wanneer na de raming van de panglakoes een veld door misgewas werd ge-teisterd, of indien de eigenaar meende te hoog te zijn aangeslagen, zoo werd er kennis van gegeven aan den betrokken panglakoe, die wederom rondging om zich van den toestand van het plantsoen te vergewissen en daarna eene hertaxatie te doen van den oogst.

Hiervan werd aanteekening gehouden in de registers, terwijl de oorspronkelijk vastgestelde tjoeke zoo noodig met een evenredig deel werd verminderd.

Het dient nog te worden vermeld, dat zoowel bij de raming als bij de betaling der tjoeke alleen rekening werd gehouden met den tot gedengs gebonden oogst, zoodat de h e u t j a k of gebroken aren, die men bij den oogst in eene mand pleegt in te zamelen, en het snijloon of b a wo n bij het vaststellen van de verschuldigde tjoeke buiten beschouwing bleven. Het was destijds al gebruikelijk, dat bij verhuur van sawahs zoowel de tjoeke als de djakat werd opgebracht door den huurder. 2

Deze djakat was vóór de reorganisatie op volkomen dezelfde leest geschoeid als thans. Ook toen werd slechts met het aantal gedengs en niet met het gewicht rekening gehouden, terwijl met de inning er van de amils waren belast, die, wanneer de pangla-koes tjoeke eene schatting deden van den vermoedelijken oogst en later de feitelijke opbrengst opnamen, met dezen rondgingen om voor de belangen der djakat op te komen.

1 NI. van vijf k a t i , zie 14 regels lager. — Noot van de commissie.

5 Zie boven blz. 17 nt 2. — Noot van de commissie.

Zooals vroeger * reeds werd aangeteekend, werd niet de geheele opbrengst aan tjoeke naar Tjiandjoer vervoerd, doch werd zij m drie deelen verdeeld, waarvan i in het district bleef ter bezoldiging van de hooger reeds genoemde ambtenaren. De djoeroetoelis tjoeke bekwam als bezoldiging 15 tjaïng, welke hij zich afhield van het overschietende f, dat voor den regent was bestemd, en voordat dit naar de hoofdplaats werd verzonden. Hij was voorts vrij van alle verplichte diensten en had de beschikking over 8 rahajats. 2 De panglakoes ontvingen hunne bezoldiging van den djoeroetoelis tjoeke, die hen ieder 200 gedeng betaalde uit de hem competeerende hoeveel-heid van 15 tjaïngs. Voorts waren ook deze panglakoes van alle ver-plichte diensten vrijgesteld en hadden zij de beschikking over een rahajat.

[ M a n o e m p a n g s . ]

Men onderscheidt de manoempangs in m a n o e m p a n g l a h a n , dat zijn lieden die geen erf doch wel een eigen huis bezitten, en m a n o e m p a n g i m a h , lieden, die huis noch erf hebben en bij een ander inwonen. De eigenaar van het erf of van het h u i s , bij wien de manoempang inwoont, heet d o e n o e n g a n d . i . heer.

I n ruil voor de vergunning om zijn huis op een andermans erf op te zetten, of om bij een ander in te wonen, heeft de manoempang allerlei diensten voor zijn doenoengan te verrichten.

Zoo moet hij dezen behulpzaam zijn in de bewerking zijner bouw-gronden en in het verrichten van zijne verplichte diensten. Soms wordt hij met allerlei arbeid van huiselijken aard belast.

I n sommige streken worden de m a n o e m p a n g i m a h nog nader onderscheiden in m a n o e m p a n g i m a h in engeren zin en m a n o e m p a n g n j ë m p i l . Wonen de eersten samen met den doenoengan en bekomen zij in diens huis een deel van het hoofd-gebouw, de manoempang njëmpil moet zich met een deel van de voorgalerij of t ë p a s tevreden stellen en gewoonlijk zelf zorgen voor den kost. Men zegt van deze manoempangs, dat zij b o g a h a w o e s o r a n g a n d . i . een eigen keuken hebben. :l

Nog eene klasse van manoempangs wordt gevormd door de m ad i i k , d . i . lieden, d i e , omdat zij, eerst kortelings in de desa gekomen, nog geen huis of erf bezitten, voor korten tijd min of

meer als gast bij iemand inwonen.

Tot de manoempang imah kunnen nog worden gerekend de b o e d j a n g s , die onderscheiden worden in b o e d j a n g a n a k en b o e d j a n g k o e l i e . De eersten zijn kinderen en jonge m a n n e n , die behalve inwoning ook voeding en nu en dan kleeren krijgen.

Zij verrichten allerlei diensten welke de doenoengan hun opdraagt, doch worden eenigszins als kinderen van deu doenoengan beschouwd.

De boedjang koelie zijn gewone bedienden. Behalve voeding en i Zie boven blx. 9. — Noot van de commissie.

s Zie boven blz. i l en 14 nt 3. — Noot van de commissie.

s Letterlijk: voeding baard eigen. — Noot van de commissie.

27 WEST-JA VA

huisvesting genieten zij een jaarlijksch loon, dat naar gelang van hunne bedrevenheid afwisselt van 50 tot 100 of 150 gedengs padi. 1

B. U i t t r e k s e l u i t d e m o n o g r a p h i e v a n h e t d i s t r i c t O e d j o e n g b r o e n g k o e i o n2 r e g e n t s c h a p B a n d o e n g

( 1 8 9 3); o p v e r z o e k d e r c o m m i s s i e v o o r h e t a d a t r e c h t v e r v a a r d i g d d o o r R. A. K e r n .3

[Ter linkerzijde van onderstaand uittreksel uit deze Landrente-mono-grafie, die opgesteld is door den kontroleur in kommissie Keiler van Hoorn en den aspirant kontroleur in kommissie Blanken, heb ik een en ander vermeld uit de Landrente-monografie van 't distrikt Tjitjalengka, opgesteld in 189 , door den kontroleur in kom-missie P . K. W . K e r n , voor zoover dit tot aanvulling strekken kan of een afwijkende voorstelling van zaken geeft. Wat de ambts-inkomsten betreft, i s , zooals men zien z a l , de monografie van Tjitjalengka veel uitvoeriger.

De hier gegeven schets is in hoofdzaak ontleend aan 't rapport van den Gouvernements-kommissaris v. Rees omtrent de Preanger-Eegentschappen.

In de spelling der Soendasche woorden heb ik me eenige wijzi-gingen veroorloofd om ze in overeenstemming te brengen met de in de lijst van Soendasche adatrechtstermen hier beneden gevolgde.]

Aan het hoofd van het district stond de k a p a l a t j o e t a k , 1849 vervangen door den wedana.

[Den w e d a n a ] was ter zijde Deze had onder zich eerst een, gesteld een mede ter hoofdplaats later meerdere onderdistrictshoofden van het district gevestigd t j a m a t , [t j a m a t ' s ] en verder twee man-bestemd voor alle verrichtingen tri's voor de waterleidingen, welke de w e d a n a binnen het

district hem wenschte op te dragen.

I n diens schriftelijke werkzaamheden was voorts de d j o e r o e -t o e l i s w e d a n a he-t dis-tric-ts- districts-hoofd behulpzaam.

De m a n t r i o e l o e o e l o e, be-last met het toezicht op de waterlei-dingen, behoorde voorheen niet tot het districtsbestu ur, doch tot de k a o e m , het aan de moskee ver-bonden personeel, aan welks hoofd de n a i b stond.

De positie van het districtshoofd was zeer gering. Er was een geest

1 Zie boven t>lz. J 5 en 18. — Noot van de commissie.

2 Sedert Stbl. 1911 n° 622 en Stbl. 1913 n° 356 als district Bandoeng bekend, - Noot van de commissie.

3 De noten zijn, indien niet finders aangeduid, van den heer Kern.,

//koemëtir besar*

'/mandor kopi//

terwijl de bij dieu aanplant be-trokken desahoofden het toezicht

van centralisatie, die vele bevelen direct van den regent deed uitgaan.

Voor eiken tak van dienst was een reeks van personen aangewezen, waarvan de hoogste in rang direct met de regentsp a s e b a n in ver-binding stond en de laagste in rang in elke d e s a of minstens in elke //troep// [eenige naburige

de-| sa's K.] gevonden werd.

Wel werd het districtshoofd in

Wel werd het districtshoofd in

In document 0093 2705 L - \s (pagina 40-52)