• No results found

3. Dagelijks leven in het verpleeghuis

3.1. De werk en woonsfeer

Het is twee uur ‘s middags. Alle bewoners zitten op hun kamer of zijn van de afdeling af, want er is een sjoelmiddag beneden in de eetzaal. Mevrouw Barendsen zit in haar eentje aan een eettafel in de huiskamer, de ruimte is verder leeg. Ik heb

2http://www.zorgmetsterren.nl. Vanwege privacyredenen zal ik niet linken naar het verpleeghuis

van verschillende personeelsleden gehoord dat zij vinden dat deze mevrouw beter op haar plek zou zijn op de psychogeriatrische afdeling, omdat ze dementerend is. Ik besluit naast haar te gaan zitten en ik vraag haar hoe het gaat. Ze begint te huilen. Ik heb van personeelsleden gehoord dat dit een standaardreactie is en dat je de mevrouw hier op kunt aanspreken. ‘Mevrouw Barendsen, wat hadden we nou afgesproken?’ vraag ik. ‘Ja... Niet huilen aan tafel’, zegt ze. Ze stopt met huilen maar ik merk dat het vrijwel onmogelijk is om een gesprek met haar te voeren. Dan komt de verpleegkundige van de afdeling de huiskamer binnen. ‘Als ik dit zie, breekt soms mijn hart’, zegt hij, en ik vraag hem wat hij bedoelt. ‘Dat ze hier zo zit, helemaal alleen.’ Ik vraag hem of dat vaak gebeurt, en hij zegt dat dit bijna dagelijks voorkomt. Het personeel heeft weinig tijd om bij mevrouw Barendsen te gaan zitten, en andere bewoners maken geen contact met haar. Haar zoon komt bijna elke ochtend, maar de middagen duren erg lang. Dan mengt mevrouw Barendsen zich in ons gesprek: ‘Ik heb nieuwe schoenen!’ Ik kijk onder tafel en zie twee versleten schoenen. ‘Mooi hoor, die zitten vast erg lekker!’ Mevrouw Barendsen glimlacht en ik kijk de verpleegkundige aan. ‘Sorry, ik moet weer verder’, zegt hij.

Net als vele andere zorginstellingen heeft ook dit verpleeghuis te maken met een krap budget en daardoor minimale personeelsbezetting. De verzorgenden hebben het erg druk, en met name wanneer zij de bewoners uit bed halen en wassen is er een piek in die drukte. Zij proberen de bewoners zo goed en zo snel mogelijk uit bed te helpen, en daarbij rekening te houden met persoonlijke wensen van bewoners wat betreft bijvoorbeeld willen uitslapen of juist vroeg willen opstaan. Dit zijn dikwijls stressvolle en vermoeiende werkzaamheden: bijna alle bewoners zitten in een rolstoel en het kost veel energie om hen te helpen. De verzorgenden zijn hier het grootste deel van de ochtend mee bezig, en nemen soms nauwelijks tijd voor een pauze. ’s Middags is het weliswaar iets rustiger omdat er dan veel minder bewoners uit bed gehaald worden na een middagdutje en meestal niet alle bewoners op de afdeling zijn, maar alsnog is het druk en de werkdruk is dan ook vrij hoog. De bewoners weten dit en hoewel zij dit vervelend vinden, verwijten zij de verzorgenden niets. Zij zijn van mening dat de meeste verzorgenden zo hard werken

als ze kunnen, maar dat er te weinig geld is voor meer personeel. Zij hebben veel respect voor de verzorgenden, die niet alleen heel hard werken, maar dikwijls ook moeilijk en vies werk moeten doen wat niemand graag doet. Daarnaast zijn er bewoners die moeite hebben met de, in hun ogen, ondankbaarheid van bepaalde andere bewoners.

“Zo’n leuk werk lijkt het me niet hoor. Het zijn hier meestal ondankbare mensen. […] Ik vind dit werk zo ondankbaar hè. Mensen zijn meestal niet dankbaar dan hè. Ze denken dat je het moet doen, nee… Maar dat went ook hoor. Ze zeggen wel eens dat alles went, behalve een vent.” –Mevrouw van der Ploeg

Hoewel de bewoners dus vrij positief zijn over de zorg die zij krijgen, vinden zij het tijdsgebrek wel hinderlijk. Het gebeurt regelmatig dat zij lang moeten wachten op hulp wanneer zij naar het toilet moeten of hulp nodig hebben met iets anders. Er werken per afdeling van achttien bewoners meestal drie of vier verzorgenden, waardoor het onvermijdelijk is dat bewoners soms moeten wachten. Hier hebben zij begrip voor, maar het heeft wel een negatieve invloed op hun zorgbeleving: het kan zeer frustrerend zijn als je naar het toilet moet maar lang moet wachten op hulp. Dit zorgt daarnaast voor gevoelens van afhankelijkheid en hulpeloosheid. De bewoners geven de verzorgenden hier niet de schuld van: ze weten dat zij doen wat ze kunnen en leggen de schuld vooral bij de overheid. Ze zijn op de hoogte van het politieke debat over de zorgkosten en hebben, net als vele anderen, het idee dat de budgetten voor verpleeghuizen steeds kleiner worden en er overal op bezuinigd moet worden, en dat zij hier het slachtoffer van worden.

“Die meisjes werken hard, en dat ze na twaalf uur niet meer lopen te zingen mag je die meisjes niet kwalijk nemen. […] Je moet hier af en toe lang wachten, dat is ook irritant, en als je dan belt zeggen ze ‘we komen eraan’, en ik moet met een tillift verplaatst worden dus dan ga ik vast klaar zitten, en dan komen ze een half uur later… Maar daar kunnen ze ook niets aan doen. Omdat er hier bijvoorbeeld drie meisjes zouden moeten lopen en soms lopen er maar twee. En

dat op achttien mensen, dat is veel. En allemaal hulpbehoevende mensen die aangekleed moeten worden, allemaal rolstoelgebruikers…” – Mevrouw Harmsen

Ondanks de drukte op de afdelingen proberen de verzorgenden de sfeer op de afdeling zo goed mogelijk te houden, zij het met beperkte mogelijkheden en middelen. Zo werd de gezamenlijke huiskamer tijdens mijn veldwerkperiode oranje versierd vanwege het Europees kampioenschap voetballen, of worden er bijvoorbeeld samen pannenkoeken gebakken. Op de spaarzame momenten dat de verzorgenden tijd over hebben doen zij soms een spelletje met de bewoners, maken met elkaar fruit schoon of lezen gezamenlijk de krant. De bewoners waarderen deze relatief kleine dingen erg en het versterkt de band tussen de bewoners en degene die hen verzorgen, hoewel uiteraard niet elke bewoner behoefte heeft aan zulke activiteiten. Ook door ervoor te zorgen dat de huiskamer, de keuken en de gangen er schoon, opgeruimd en gezellig uitzien wordt gewerkt aan een vrolijke, positieve sfeer. Op de meeste afdelingen is een gastvrouw aanwezig, die helpt bij de maaltijden en zorgt voor koffie of thee. Zij is flexibeler dan de verzorgenden en heeft dus meer ruimte om bij de bewoners te gaan zitten voor een praatje, en hetzelfde geldt voor de vrijwilligers die de gastvrouw ondersteunen.

Veel bewoners vertellen uitgebreid en erg enthousiast over de bewonersvakantie die eerder dit jaar is georganiseerd. Enkele bewoners en verzorgenden zijn samen een aantal dagen op vakantie geweest, en dit was een groot succes. Volgens de verzorgenden was het erg vermoeiend, maar was het mooi om te zien hoe de bewoners van deze dagen genoten, en de bewoners hadden het er maanden later nog over. De gezamenlijke ervaring van de vakantie heeft ook de verbondenheid op de afdeling versterkt: bewoners gaven aan het fijn te vinden om enkele dagen met personeelsleden op te trekken in een nieuwe omgeving. Zulke uitstapjes zijn zeer zeldzaam en worden zeer op prijs gesteld door de bewoners, en in navolging van de somatische afdelingen is er in de periode na mijn veldwerk een vergelijkbare bewonersvakantie georganiseerd voor de psychogeriatrische afdelingen.

Personeelsleden proberen niet alleen aandacht te hebben voor verbeterpunten en voor wat misgaat, ook positieve punten worden benoemd: in sommige teamruimtes of toiletten liggen schriftjes of hangen posters waar je positieve punten op kunt schrijven. Zo staan er grappige uitspraken van bewoners in, succesvolle activiteiten of komische situaties. Collega’s complimenteren elkaar met geleverd werk en steken elkaar een hart onder de riem. Op deze manier proberen ze het teamgevoel te versterken en de sfeer op de afdeling te verbeteren, en een positieve sfeer straalt ook door naar de bewoners. Ondanks de zware en drukke werkzaamheden realiseren de personeelsleden zich dat het verpleeghuis het

thuis is voor alle bewoners, en zij doen hun best om de afdeling ook als zodanig aan

te laten voelen. Onderling is de band van de verzorgenden wisselend. Men is aardig en hulpvaardig naar elkaar toe, maar er wordt ook geroddeld en geklaagd over collega’s. Een belangrijk punt hierbij is het verschil in niveau tussen verzorgenden: personeelsleden met een lage opleiding hebben minder bevoegdheden dan personeel met een hogere opleiding. Verzorgenden met veel bevoegdheden zorgen bijvoorbeeld ook voor de medicijnen, de rapportages en gesprekken met familieleden en artsen. Dit werk is fysiek minder inspannend dan het wassen, aankleden en naar het toilet helpen van de bewoners, en over deze verzorgenden wordt dan ook vaak beweerd dat zij expres lang achter de computer zitten en het zware en vieze werk bewust aan anderen overlaten. Wanneer iemand frustraties heeft over een collega wordt dit vaker geuit tegenover een medecollega dan tegen de persoon in kwestie, wat roddelen tot gevolg heeft. Personeelsleden zijn soms niet goed op de hoogte van de werkzaamheden van medecollega’s die meer bevoegdheden hebben en zij begrijpen soms niet waar dat werk achter de computer goed voor is.

Ondanks de drukke werkzaamheden en het feit dat het werk nooit ophoudt en er altijd wel iets te doen is, doen de personeelsleden dus hun best om tijd te maken voor persoonlijk contact tussen hen en de bewoners. Daar waar mogelijk proberen zij ook aandacht te besteden aan ontspanning door middel van bepaalde activiteiten. De bewoners waarderen dit zichtbaar, al zijn zij ook gefrustreerd vanwege de werkdruk en het feit dat zij soms lang moeten wachten voor zij

geholpen worden, maar zij begrijpen dat de verzorgenden hier vaak niets aan kunnen doen en wijten dit aan het krappe budget van de instelling. Wanneer je hulpbehoevend bent en dikwijls moet wachten op hulp, zorgt dit voor gevoelens van afhankelijkheid en frustratie, en bewoners reageren dan ook dikwijls negatief als verzorgenden tegen hen zeggen dat ze ‘niet zo ongeduldig moeten zijn en gewoon even moeten wachten’, omdat ze, in hun eigen beleving, soms het grootste gedeelte van hun dag ergens op moeten wachten.