• No results found

3. Dagelijks leven in het verpleeghuis

3.4. De relatie van bewoners met personeelsleden

3.4.1. Tijdelijke krachten en nieuwe gezichten

Meneer Beetstra werd naar bed geholpen door een uitzendkracht die nog niet eerder op de afdeling had gewerkt. Hij was een man van begin zeventig, en was door een ongeluk in een rolstoel terecht gekomen. Ik stond op de gang en hoorde hoe de uitzendkracht aanklopte en vertelde dat ze hem zou helpen. ‘Oh. Ben je nieuw hier? Weet je hoe het moet?’ ‘Ja, en anders moet u me maar helpen.’ ‘Helpen? Jíj werkt hier’, zei meneer Beetstra bits. ‘Wilt u dat ik u help met uitkleden in uw kamer of in de badkamer?’ Meneer Beetstra zuchtte. ‘In de badkamer. Ik moet naar de wc.’ Dat deed hij altijd voor hij ging slapen, maar dat wist de uitzendkracht niet. ‘Komt u maar. Ik neem aan dat u met de tillift gaat?’ Ik hoorde hoe de uitzendkracht hem hielp, en hoe meneer Beetstra soms zuchtend een aanwijzing gaf. ‘Niet zó!’ riep hij. ‘Sorry meneer Beetstra, we moeten elkaar een beetje helpen.’ ‘Jaja…’ Hij was het er niet mee eens. ‘Meneer Beetstra, het zou voor ons allebei een hoop gedoe schelen als u even mee helpt. Ik weet dat ik hier nieuw ben maar ik kan het maar beter meteen goed leren.’ Nu vloekte meneer Beetstra, en de uitzendkracht moest zich inhouden om niet tegen hem uit te vallen. Na een kwartier kwam de uitzendkracht naar buiten. ‘Zo, die ligt erin. Moeilijke man hoor.’

Omdat het personeel zo belangrijk voor hen is, vinden vrijwel alle bewoners het zeer vervelend om, in hun ogen, vaak door wisselende personeelsleden te worden geholpen. Omdat mijn veldwerk plaatsvond in de zomermaanden was het

aantal tijdelijke krachten hoger dan normaal, vanwege vakanties van de vaste medewerkers. Er zijn verschillende redenen waarom bewoners niet graag geholpen worden door iemand die zij niet kennen. Allereerst moeten de bewoners zich altijd over gevoelens van schaamte zetten wanneer zij worden geholpen met persoonlijke verzorging als hulp bij douchen, wassen en aankleden. Het kan ingrijpend zijn om dit uit handen te geven en om jezelf letterlijk bloot te moeten geven aan iemand, zeker wanneer dit een onbekende is. Ten tweede geven de bewoners veel autonomie uit handen. Waar zij zich eerst nog zelfstandig konden douchen, aankleden of voeden lukt dit nu niet goed meer en dit is vaak pijnlijk. Bewoners vinden het fijn als iemand die hen helpt hier begrip voor heeft en zijn van mening dat een personeelslid dat hen goed kent meer begrip heeft dan iemand die hen slechts sporadisch helpt. Het vervelendst vinden de bewoners het echter dat zij keer op keer moeten uitleggen hoe zij geholpen willen of moeten worden. Elke bewoner heeft andere wensen of problemen, en elk personeelslid moet zich hier bekend mee maken. Dit kost tijd, en die tijd hebben uitzendkrachten of flexwerkers vaak niet. Zij werken ook vaak in verschillende tehuizen of voor verschillende organisaties, waardoor zij een grote hoeveelheid aan informatie moeten verwerken en paraat moeten hebben. Hierdoor hebben zij minder ruimte om een band aan te gaan met de bewoners. Die vinden het vaak frustrerend om steeds te moeten uitleggen wat er moet gebeuren.

“Ik kan het niet goed hebben dat ik zelf aanwijzingen moet geven. Want gisterenmiddag, toen was hier een uitzendkracht om mij in bed te helpen, en dan voel ik al, die tillift, ik zit er niet goed in. […] Ik weet het nog beter dan zij. Dat is een beetje raar, maar goed… Dan zeg ik ‘ik ben jouw instructie niet hoor, ik ben jouw lerares niet.” – Mevrouw Huisman

De bewoners verwachten dat zij wonen in een omgeving waar zij geholpen worden met hun lichamelijke klachten en problemen, en wanneer blijkt dat dit niet altijd het geval is frustreert dat hen. Als zij worden geholpen door iemand die zij niet kennen, en iemand die hen niet kent, zorgt dit voor frustratie en onbegrip bij zowel de

bewoner als de verzorgende. Bewoners hebben soms grote moeite om hun frustratie te verbergen en wanneer zij hier uiting aan geven zorgt dit weer voor frustratie bij het personeelslid. Omdat zij minder vaak met dezelfde mensen werken missen zij de mogelijkheid om een bewoner goed te leren kennen, terwijl dit essentieel lijkt. Een bewoner heeft niet slechts lichamelijke problemen waar hij of zij mee geholpen moet worden, maar heeft ook een eigen karakter en wanneer je weet hoe iemands karakter is, wordt het makkelijker om bijvoorbeeld in te schatten hoe iemand op bepaalde zaken reageert.

“[…] En die moet ik vertellen hoe het allemaal moet, hoe we het allemaal doen, wat we allemaal gebruiken… En sommigen weten niet hoe ze de nachtzak aan de dagzak moeten koppelen. Dat vinden ze eng en ze kunnen het niet en ze willen het niet. En dan denk ik: wat doe je hier dan? Maar ik moet altijd rustig en lief zijn. Maar soms ben ik grof in mijn mond, ja dat is niet goed… ‘Oooh, mevrouw Faber, dat had ik niet achter u gezocht!’ zeggen ze dan. Dan denk ik: sodemieter allemaal maar op!” – Mevrouw Faber

De bewoners geven aan dat zij zeer veel verschillende gezichten zien in het verpleeghuis, en dat zij erg vaak worden geholpen door oproep- of uitzendkrachten. Het aantal wisselende medewerkers ligt in werkelijkheid lager dan in de beleving van de bewoners. Dit kan komen omdat het aantal tijdelijke krachten hoger was gedurende mijn veldwerkperiode vanwege de vakantieperiode, of dat de wisselende krachten zo’n invloed hebben op de bewoners dat zij denken dat hun aantal in werkelijkheid hoger ligt. Het grote aantal wisselende medewerkers heeft een grote impact op de zorgbeleving en daarmee het welzijn van de bewoners. Het vormt voor hen een grote bron van frustratie wanneer zij dikwijls worden geholpen door iemand die zij niet kennen.