• No results found

4. Bewoners en multiculturalisme

4.1. Opvattingen van bewoners over multiculturalisme in Rotterdam

Het publieke en politieke debat over multiculturalisme wordt gevoerd met een harde toon, en er is vooral aandacht voor de problemen die zouden ontstaan door multiculturalisme. In mijn onderzoek heb ik niet alleen gekeken naar de ervaringen met multiculturalisme op de kleine schaal van het verpleeghuis, maar ook naar de ervaringen van de verpleeghuisbewoners met multiculturalisme op grotere schaal, namelijk in hun stad. Dit heb ik bijna alleen gedaan met bewoners op de somatische afdelingen, omdat de bewoners van de psychogeriatrische afdelingen doorgaans al in een te ver stadium van dementie waren om hier nog een gesprek over te kunnen voeren.

Vrijwel alle bewoners zijn geboren en getogen Rotterdammers, en zij kenmerken zichzelf ook zo. Het merendeel van hen is opgegroeid in het centrum, en is later verhuisd naar nieuwe wijken aan de rand van de stad. Ze zien zichzelf als ‘echte Rotterdammers’, en een echte Rotterdammer is volgens hen rechtdoorzee, nuchter, direct, heeft gevoel voor humor en is een harde werker. De bewoners hebben de stad in de twintigste eeuw zien veranderen: ze hebben de oorlog in Rotterdam meegemaakt, de bombardementen, de wederopbouw, en soms zelfs de crisisjaren in de jaren dertig. Ze zien Rotterdam als arbeidersstad waar je hard moest werken om je hoofd boven water te houden. Rotterdam is in de vorige eeuw erg veranderd, en dit ligt volgens de bewoners grofweg aan twee dingen. Allereerst heeft het Duitse bombardement van 1940 de stad verwoest. De jarenlange wederopbouw die volgde heeft de stad een compleet ander centrum gegeven dan het centrum dat de bewoners zich herinneren uit hun jeugd. Hun stad is hun stad niet meer qua uiterlijk, maar daarnaast zijn zij stellig over de grootste factor die Rotterdam heeft veranderd: de komst van ‘de buitenlanders’. Zij onderscheiden vrijwel geen nuances in dit begrip: iedereen die niet oorspronkelijk uit Nederland

komt is een buitenlander, en waar die persoon dan wél vandaan komt lijkt er voor hen niet toe te doen.

De manier waarop zij migranten en hun kinderen aanduiden is redelijk eenduidig. Vrijwel alle bewoners gebruiken termen als ‘de buitenlanders’, ‘zwarten’ en ‘bruinen’, los van een positieve of negatieve houding ten opzichte van deze mensen. Er gaat dus niet direct een waardeoordeel uit van deze termen, al hebben deze woorden een negatieve associatie bij een groot deel van de bewoners. De mening van de bewoners ten opzichte van ‘de buitenlanders’ is onder te verdelen in grofweg drie categorieën: tolerante, neutrale en intolerante bewoners.

De groep intolerante bewoners is het grootst. Zij zien puur negatieve gevolgen van multiculturalisme, en zien dit vooral als een bedreiging voor de ‘Hollandse’ identiteit. De bewoners benadrukken vooral dat buitenlanders in hun ogen dikwijls naar Nederland zijn gekomen om economische redenen, maar dat zij hier vervolgens leven van een uitkering. Dit gaat in tegen hun eigen identiteit van hardwerkende Rotterdammers die altijd hebben moeten werken voor hun geld. Zij maken wel een onderscheid tussen buitenlanders die in de jaren zestig en zeventig naar Rotterdam kwamen, en de huidige generatie buitenlanders. Zo benoemen zij de komst van de Chinezen, die zij bestempelen als harde werkers en die volgens hen al lang in de stad zijn, evenals de Indonesiërs. Ook gastarbeiders uit landen als Spanje en Italië worden beschreven als mensen die hier kwamen om hard te werken, en die hier slechts tijdelijk bleven. Wanneer deze intolerante bewoners praten over ‘de zwarten’ hebben zij het vooral over mensen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond, en hier zijn zij ronduit negatief over. Ze zijn van mening dat deze mensen niet werken, lui zijn en leven van de sociale dienst. Daarnaast geven vrouwelijke intolerante bewoners aan dat zij zich niet veilig voelen op straat wanneer zij een groepje jongeren uit deze landen tegenkomen, ook niet toen zij nog jonger en mobieler waren. Ze beschuldigen de jongeren ervan een grote mond te hebben en geen respect te hebben voor de (blanke) ouderen en ze zijn daarnaast van mening dat de allochtone jongeren samenscholen en dus niet goed integreren.

“Rotterdam is niet meer zoals het geweest is, er is veel veranderd. Ontzettend veel buitenlanders. Veels teveel. En nou zien ze dat het teveel is, maar ze krijgen ze niet meer weg. En er komen er steeds maar meer bij, je snapt het niet. […] Ze doen niks en krijgen toch hun centen. […] Het is te gek voor woorden hoor, in Holland. En het wordt hoe langer hoe erger, want wij hebben dadelijk niks meer te vertellen hoor, dan zitten de buitenlanders hier” – Meneer Beetstra

Wat opvalt bij deze intolerante bewoners is hun woordkeuze: zij gebruiken allemaal het woord ‘buitenlanders’ en nooit woorden die relateren aan moslims of de islam. Uit de literatuur komt naar voren dat de woorden ‘buitenlander’ of ‘allochtoon’ synoniemen zijn geworden voor ‘moslim’ (Bink en Serkei, 2009:6), en dat de negatieve beeldvorming rondom moslims ook een negatieve invloed heeft op niet- islamitische migranten (Shadid, 2008:14). Het is onduidelijk of de bewoners de term ‘buitenlanders’ ook gebruiken als synoniem voor ‘moslim’, maar wel is het zo dat zij negatief zijn over buitenlanders in het algemeen en zij geen negatieve gevoelens hebben aangegeven tegenover typisch islamitische dingen als hoofddoekjes of moskees. Geen enkele bewoner is begonnen over de islam of andere vreemde religies, waardoor het beeld ontstaat dat de bewoners geen onderscheid maken tussen moslims en niet-moslims, maar hen zien als één grote groep buitenlanders. Naast deze grote intolerante groep bewoners heeft een kleiner deel van de bewoners geen mening over multiculturalisme in Rotterdam. Ze hebben in heel hun leven weinig contact gehad met mensen uit andere culturen en hebben geen goed beeld bij multiculturalisme. Zij interesseren zich er niet voor, zeker nu zij naar het verpleeghuis zijn verhuisd. Daar is hun wereld een stuk kleiner geworden, en velen van hen geven aan dat zij nauwelijks nog weten wat er speelt in Nederland of specifiek in Rotterdam. Ze zien multiculturalisme niet als probleem omdat zij nooit negatieve ervaringen hebben gehad met mensen uit het buitenland, en hoewel sommigen van mening zijn dat immigratie in principe verkeerd is en ‘niet hoort’, zorgt dit er niet voor dat zij negatief denken over alle buitenlanders. Daarnaast

maken zij een onderscheid tussen, in hun ogen, goede, hardwerkende buitenlanders en slechte, uitkeringstrekkende buitenlanders. Dit beeld is uiteraard alsnog sterk versimpeld en gestereotypeerd, maar dit realiseren zij zich niet. Andere bewoners realiseren zich wel dat multiculturalisme voor problemen kan zorgen, maar zij zien het ook als verrijking van de samenleving en van hun eigen leven. Zo zijn er bewoners die zelf een tijd in het buitenland hebben gewoond en zich hierdoor zeggen te kunnen identificeren met buitenlanders die een nieuw leven in Nederland willen opbouwen, of noemen zij de lokale markt waar zij veel buitenlands eten kunnen kopen.

“Kun je dan zeggen dat zij [de buitenlanders] niet mogen werken? Die willen ook eten en drinken… […] Het is natuurlijk niet normaal, zo moet ik het zeggen. Ze horen eigenlijk in hun eigen land, om daar alles op te bouwen. […] Je hebt natuurlijk buitenlanders die heel hard werken. Dag en nacht, om hun gezin te onderhouden. Maar je hebt er ook die de kantjes er van af lopen, en die denken nou het komt wel goed, want er is wel een uitkering…” –Mevrouw Vos

De groep bewoners die tolerant zijn tegenover multiculturalisme en immigratie is het kleinst. Dit zijn bewoners die hun mening over multiculturalisme vooral baseren op persoonlijke ervaringen met buitenlandse mensen. Zo vertelde een mevrouw dat zij een ‘maatje’ 3 had uit Somalië, waar ze wekelijks mee ging wandelen. Zij was de

vrouw dankbaar dat zij haar mee naar buiten nam, en andersom was deze vrouw blij dat zij haar Nederlands in praktijk kon oefenen tijdens het wandelen. Tolerante bewoners zijn niet blind voor de problemen die Rotterdam kent, maar zij benadrukken dat je individuen niet als groep moet beoordelen. Ze zeggen dat het inderdaad zo is dat er buitenlanders zijn die slechte dingen doen, maar dat er ook genoeg Nederlanders zijn die dingen doen die niet mogen. Over het algemeen zijn de

3

Het project ‘Maatjes Gezocht’ is een initiatief van het Oranjefonds waarbij vrijwilligers gekoppeld worden aan een deelnemer, die op wat voor vlak ook begeleiding of hulp kan gebruiken.

tolerante bewoners ook in het verpleeghuis tolerant: wanneer iets niet gaat zoals zij willen of wanneer zij in een vervelende situatie zitten accepteren zij dit eenvoudiger dan de bewoners die intolerant staan tegenover multiculturalisme. De acceptatie van buitenlanders heeft dus niet alleen iets te maken met persoonlijke ervaringen, maar ook met iemands karakter en opvattingen over tolerantie op andere vlakken dan multiculturalisme.

Het grote merendeel van de bewoners is dus van mening dat de komst van buitenlanders Rotterdam sterk heeft veranderd in negatieve zin. Zij onderscheiden nauwelijks verschillende etniciteiten binnen deze ‘buitenlanders’, en zijn sterk generaliserend. Zij maken een sterk onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’, wat ook naar voren komt in de literatuur (Bink en Serkei, 2009:6). Bewoners vergroten de contrasten tussen de Nederlandse en, in hun ogen, niet-Nederlandse bevolkingsgroepen uit, en dit is vooral het geval bij mensen die nauwelijks in contact zijn geweest met niet-Nederlanders en een zekere angst hebben voor het onbekende. Dit strookt met het idee van Gorashi, die het denken in culturele contrasten koppelt aan een groeiende angst en onbehagen voor mensen die anders zijn dan jijzelf (Bink en Serkei, 2009:7). Tegelijkertijd kunnen de bewoners niet goed aangeven wat volgens hen precies het probleem van multiculturalisme is: zij komen dikwijls niet verder dan dat ‘het niet hoort’, dat de buitenlanders crimineel zijn, voor overlast zorgen en werkloos zijn. Zij hebben echter geen van allen ervaring met deze problematiek en zeggen dat ze dit weten van televisie, uit de krant en van anderen. Dit komt overeen met de literatuur over media en multiculturalisme, waarin naar voren komt dat de media de nadruk leggen op verschillen tussen culturen in plaats van overeenkomsten, en het debat voeren op basis van een stigmatiserend idee van ‘wij’ en ‘zij’, waarbij migranten in de ogen van de Nederlanders vrijwel standaard afwijken van de sociaaleconomische en sociaal- culturele Nederlandse normen (ibid.). Dit is terug te zien in het even stigmatiserende onderscheid tussen ‘wij’ versus ‘zij’ wat de bewoners maken en de bewoners gaan dan ook mee met de negatieve beeldvorming die heerst in de media. Deze negatieve beeldvorming is dikwijls ongefundeerd: de media gaan in op de

onderbuikgevoelens die veel mensen hebben wat betreft multiculturalisme en migratie, zonder dat zij hierbij nagaan of deze gevoelens stroken met de werkelijke situatie. De bewoners gaan op hun beurt weer mee met de beeldvorming in de media waardoor hun negatieve mening in stand gehouden wordt of wordt versterkt (Entzinger, 2006:8).

Doorgaans zijn mensen toleranter tegenover etnische diversiteit wanneer zij hier ervaring mee hebben door zelf in het buitenland te hebben gewoond of door contact met buitenlandse mensen te hebben. De bewoners die niet tolerant tegenover buitenlanders staan hebben dikwijls nog nooit contact gehad met buitenlanders buiten diegenen die werkzaam zijn in het verpleeghuis, en beschouwen zichzelf sterker dan de tolerante groep bewoners als echte Rotterdammers.

De betekenis die de bewoners geven aan het begrip multiculturalisme heeft weinig met ideologie te maken en is eerder feitelijk: zij verstaan hieronder de aanwezigheid van veel mensen met een buitenlandse achtergrond. Ze zien de term dus niet als stroming die streeft naar gelijkheid voor alle culturen en wil tegengaan dat de ene cultuur superieur zou zijn boven de andere, wat contrasteert met het ideaalbeeld van Turner, waarin multiculturalisme de dominante cultuur wil uitdagen tot gelijke behandeling van minderheidsgroepen (Turner, 1993:412). Het merendeel van de bewoners vindt dat de buitenlanders die in Nederland wonen zich moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur, en wanneer zij dit niet willen zouden zij beter naar hun land van herkomst terug kunnen gaan. Er heerst dus weldegelijk een vorm van superioriteitsgevoel wat betreft de Nederlandse cultuur. Desalniettemin formuleert geen enkele bewoner een duidelijke definitie van deze Nederlandse cultuur, en zeggen zij slechts dat deze bestaat uit blanken en is ‘zoals het vroeger was’. Daar waar Turner multiculturalisme ook definieert als proces om sociale gelijkheid onder verschillende culturen te bereiken (ibid.), zijn de bewoners stellig over deze sociale gelijkheid: ze betitelen buitenlanders als mensen die veel vaker dan Nederlanders een uitkering hebben, die moeite hebben om hun hoofd boven water te houden en daardoor vaker in de criminaliteit verzeild raken.

De bewoners lijken niet alleen negatief te staan tegenover migranten vanwege de vermeende problematiek die zij veroorzaken, maar ook omdat hun komst er voor heeft gezorgd dat de sfeer in de stad is veranderd. Het Rotterdam zoals de bewoners dat kennen uit hun jeugd of uit hun werkende leven is er niet meer. Zij geven aan dat zij het centrum van de stad niet meer herkennen wanneer zij daar nu heengaan, en dat dit niet alleen komt door het veranderde stadsaanzicht, maar vooral door de vele etnische groepen die nu te zien zijn in het straatbeeld. Het feit dat zij onbekend zijn met deze groepen zorgt voor een min of meer natuurlijke angst, en voor hun informatie gaan de bewoners af op de media. Die berichtten zeer simplistisch over het debat over multiculturalisme (Eyerman, 2008:103) en dit wordt overgenomen door het publiek en dus ook de bewoners van het verpleeghuis. De bewoners volgen in grotere mate de media dan blijkt uit het artikel van Kleinnijenhuis (Kleinnijenhuis voor RMO, 2003:103), waaruit blijkt dat het publiek slechts tot op zekere hoogte meegaat in wat de media zeggen en schrijven. Dit kan verklaard worden door de afgenomen mobiliteit van de bewoners en de kleine wereld waarin zij leven in het verpleeghuis: zij zijn meer dan anderen aangewezen op de media voor hun informatievoorziening. Zoals eerder beschreven berichten de media vooral over etnische diversiteit in de ‘wij’ versus ‘zij’ vorm: verschillen en vermeende problemen worden benadrukt, terwijl positieve verhalen over multiculturalisme en etnische diversiteit veel minder aandacht krijgen. Deze tweedeling is terug te zien in de opvattingen van de bewoners: zij praten vol generalisaties over ‘de buitenlanders’ en zien hen als homogene groep die duidelijk verschilt van ‘de Nederlanders’.

4.2. Opvattingen van bewoners over multiculturalisme in het verpleeghuis