• No results found

Opvattingen van bewoners over multiculturalisme in het verpleeghuis “Er werkt hier van alles en nog wat, ook van die zwarten En ze hebben

4. Bewoners en multiculturalisme

4.2. Opvattingen van bewoners over multiculturalisme in het verpleeghuis “Er werkt hier van alles en nog wat, ook van die zwarten En ze hebben

allemaal van die rare namen, ja die hebben echt rare namen. Dan denk ik ja, het zal wel” – Mevrouw Faber

Mevrouw Faber vat samen wat de meeste bewoners lijken te denken over buitenlands uitziend personeel: ‘het zal wel’. Het ontgaat niemand dat er een groot aantal mensen met een buitenlands uiterlijk werkt, maar het is tegelijkertijd iets waar de grote meerderheid van de bewoners geen aandacht aan schenkt. Wanneer de bewoners zelf de afdeling mogen beschrijven, begint bijna niemand over de diversiteit binnen het personeelsbestand, maar als ik er direct naar vraag beamen ze dat er inderdaad veel, in hun ogen, buitenlandse meisjes werken. Ze maken hierbij geen onderscheid tussen de afkomst van de verzorgenden en bestempelen iedereen met een donker(der) uiterlijk als ‘buitenlands’. De afkomst van deze verzorgenden lijkt hen niet te interesseren. De bewoners gebruiken dus twee dichotome categorieën qua etnische diversiteit: ‘Nederlands’ of ‘Hollands’ versus ‘buitenlands’. Dit geconstrueerde onderscheid lijkt vooral te zijn gebaseerd op huidskleur en andere uiterlijke kenmerken, en de bewoners zijn niet bezig met het feit dat deze scheiding, zoals eerder geformuleerd door Baumann, geconstrueerd en arbitrair is (Baumann, 1996:18, 23). Zij leven in een werkelijkheid waarin er twee ‘rassen’ zijn: blank en niet-blank, en de problematische toepassing hiervan ontgaat hen. Zij hebben geen oog voor nuances en verschillen binnen deze twee groepen en categoriseren mensen op grond van hun uiterlijk en niet op bijvoorbeeld hun geboorteplaats, terwijl veel donkere verzorgenden zijn geboren in Rotterdam en niet in het buitenland. Dit contrasteert dus met het idee binnen de antropologie zoals eerder geformuleerd door Turner (1993:411): de bewoners beperken hun definitie van cultuur tot ‘Nederlands’ en ‘niet-Nederlands’. Voor hun gevoel zijn de grenzen van de Nederlandse cultuur duidelijk afgebakend en valt iedereen die niet binnen hun beeld van Nederlandse cultuur valt in de categorie ‘buitenlander’, terwijl Turner, evenals Baumann (Baumann, 1996:11) deze strenge opvattingen over de grenzen van cultuur als gevaar ziet (Turner, 1993:411). Ook waarschuwt Turner voor het idee dat culturen gezien worden als intern homogeen, omdat dit kan leiden tot gedwongen uniformiteit ( ibid.). De bewoners van het verpleeghuis zien slechts twee culturen, namelijk de Nederlanders en de buitenlanders, en ondanks het feit dat de buitenlanders een zeer grote en gevarieerde groep vormen zien de bewoners hen als homogeen in het feit dat het allemaal geen Nederlanders zijn en zij allemaal

uit een voor hen vreemde cultuur komen. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat de bewoners van vrijwel geen enkele verzorgende met een buitenlands uiterlijk weet waar hij of zij vandaan komt en zich hier ook niet voor interesseren.

De bewoners zijn, zoals eerder beschreven, kritisch over de personeelsleden, maar beoordelen hen niet of nauwelijks op uiterlijke kenmerken. Zij hechten waarde aan de manier waarop de personeelsleden werken, en veel minder aan hun leeftijd, geslacht of uiterlijk. Hoewel het merendeel van de bewoners wel aangeeft dat ze migratie en de vele buitenlanders in Rotterdam niet prettig vinden, zien zij dit grotendeels los van de migranten die werken in het verpleeghuis. Zij zien het personeel niet als homogene groep en beoordelen iedereen persoonlijk. Ook personeel met een buitenlands uiterlijk beoordelen zij niet als groep en zij geven aan dat het ene meisje fijner werkt dan een ander, maar dat dit geldt voor zowel ‘Nederlandse’ als ‘buitenlandse’ meisjes. Daarnaast zijn de bewoners doorgaans blij dat er mensen zijn die voor hen zorgen, en dat dit dikwijls mensen met een gekleurde huidskleur zijn maakt hen hierbij niet uit.

“Er zijn hier natuurlijk veel donkere meisjes. Maar nee hoor, ik ben alleen maar blij dat die meisjes er zijn. Want als die er niet waren, zaten we niet in de boot hoor. En over het algemeen zijn die heel aardig. Ja, er loopt ook wel eens een onaardige tussen, maar dat kan ook aan je eigen bui liggen […] en met Nederlandse meisjes heb je dat ook hoor.” – Mevrouw Harmsen

Enkele bewoners denken negatief over de aanwezigheid van buitenlands personeel, maar zij accepteren dit doorgaans wel en zijn zich er van bewust dat zij hen moeten beoordelen op hun werk en niet op hun afkomst, en wanneer zij zeggen dat de buitenlandse verzorgenden hun werk soms niet goed doen, voegen zij er vrijwel altijd aan toe dat dit ook geldt voor sommige Nederlandse verzorgenden. Uiteindelijk beoordelen ook deze bewoners de verzorgenden op hun kundigheid en verkiezen zij bijvoorbeeld een donkere vaste kracht die zij kennen boven een blanke uitzendkracht die zij niet kennen.

“Er werken hier ontzettend veel buitenlanders, teveel! Een hele hoop donkeren allemaal, als er één blanke is, is het al veel. Het is allemaal bruin. Maar ja, ze zijn er nu eenmaal. […] En bij de blanken heb je er ook slechte tussen zitten hoor.” – Meneer Beetstra

Bewoners geven wel aan dat buitenlandse verzorgenden volgens hen dikwijls een ander karakter hebben dan de Nederlandse. Hierbij maken zij ook een onderscheid tussen oudere en jongere verzorgenden. Zij kenmerken jonge, Nederlandse verzorgenden als brutaal maar gezellig en hardwerkend. Sommige bewoners zien jonge buitenlandse verzorgenden als zeer verlegen, zeker als zij nog niet zo lang in Nederland wonen en nog taalproblemen hebben. Een bewoner is dan ook van mening dat ‘zij niet zo zelfbewust zijn als hun Nederlandse kameraden. Wel als ze hier

weer opgegroeid zijn, dat zijn net Nederlandse meisjes. Die zijn ook veel vrijer al’ (- mevrouw Harmsen). Veel jonge verzorgenden met een buitenlandse achtergrond zijn

hier geboren of opgegroeid en qua gedrag verschillen zij weinig van verzorgenden met een Nederlandse achtergrond. Er is volgens veel bewoners wel een verschil tussen Nederlandse en buitenlandse oudere verzorgenden. Waar zij de Nederlandse verzorgenden bestempelen als lief en betrokken, noemen zij de buitenlandse oudere verzorgenden eerder druk, snel en aanwezig. Iedere bewoner heeft hierin een andere voorkeur: waar de één het fijn vindt om rustig benaderd te worden, prefereert iemand anders een verzorgende die verbaal tegen hem of haar is opgewassen. Al met al benadrukken de bewoners dat iedere verzorgende anders is en dat iedereen tekortkomingen en pluspunten heeft.

Op de somatische afdelingen heeft één bewoner grote problemen met het buitenlandse personeel en zij geeft vaak in zeer negatieve bewoordingen aan dat zij niet geholpen wil worden door iemand met een donkere huidskleur. Omdat zij weigerde met me te praten is het onduidelijk waarom zij dit niet wil. Personeelsleden zeggen dat zij dit ‘gewoon’ niet fijn vindt en dat zij hier tot op zekere hoogte rekening mee houden. Wanneer er een blanke verzorgende aanwezig is, helpt die de bewoner meestal omdat het anders zeer veel stress en frustratie oplevert voor zowel de bewoner als een donkere verzorgende. De verzorgenden zijn

echter van mening dat de bewoner hierin niet altijd haar zin kan krijgen en dat zij soms moet accepteren dat zij wordt geholpen door iemand waar zij eigenlijk niet door geholpen wil worden. Het personeel stelt zich hierbij op als hecht team en wil er niet alleen voor zorgen dat de bewoners goed verzorgd worden, maar ook dat ieder personeelslid zijn of haar werk kan doen in een fijne werksfeer. Hoewel zij allemaal tegen discriminatie zijn, zeker wanneer dit plaatsvindt op hun eigen afdeling, zijn zij ook van mening dat een vrouw in de laatste fase van haar leven haar mening over racisme en multiculturalisme niet meer zal veranderen en daarom gaan zij hier ook niet over in discussie. De personeelsleden met een buitenlandse achtergrond voelen zich ook niet persoonlijk aangevallen wanneer iemand niet wil dat zij hem of haar helpen. ‘We weten wie het zegt’, zeggen zij, en trekken zich er niets van aan. Ze vinden het vooral erg voor de bewoner in kwestie dat zij leeft met zoveel haat en afkeer in zich. Zeker de vaste krachten kennen de bewoners goed en zij kunnen negatief gedrag van hen goed relativeren. Zij weten hoe ze met een bewoner om moeten gaan en hoe hij of zij benaderd wil worden. Zij begrijpen vaak ook waar negatief gedrag uit voortkomt en zien discriminerende opmerkingen als uiting van bijvoorbeeld een slecht humeur of depressie. ‘Wij moeten het met deze bewoners doen, en de bewoners maar met ons’, is een veelgehoord antwoord op de vraag wat zij er van vinden wanneer bewoners negatief zijn over iemand afkomst. Toen ik op de psychogeriatrische afdeling kwam en uitlegde waar mijn onderzoek over ging, zeiden de verzorgers meteen ‘oh, dan moet je maar eens met meneer Timmermans gaan praten’. Meneer Timmermans had de ziekte van Parkinson en een symptoom hiervan was een verhevigde uiting van zijn emoties. Wanneer hij iets niet leuk vond begon hij automatisch te huilen. Hij was erg negatief over ‘die bruinen’, zoals hij het personeel met een buitenlandse achtergrond aanduidde. Meneer Timmermans vertelde dat het leven hier niet meeviel, en dat dat voornamelijk lag aan zijn ziekte. Ik vroeg hem of hij goed overweg kon met de zusters. ‘Ach, die zusters! Allemaal bruin!’ ‘Ohja?’ ‘Ja, waar ze allemaal wel niet vandaan komen… Afrika, Suriname, Marokko… Uit Timboektoe.’ ‘Vindt u dat niet fijn?’ ‘Nee, natuurlijk niet!’ Meneer Timmermans was emotioneel en kon niet goed

onder woorden brengen waarom hij zo’n moeite had met het etnisch diverse personeelsbestand. Ik vroeg hem of hij vond dat de stad was veranderd in vergelijking met toen hij jong was. ‘Ja, enorm! Al die buitenlanders! Het is allemaal begonnen met de Surinamers!’ ‘Hoe bedoelt u, wat is begonnen met de Surinamers?’ ‘Nou’, zei hij huilend, ‘ik was getrouwd met mijn eerste vrouw, een hele mooie vrouw was het hoor. Maar na een paar jaar… Ze had een ander. En wat voor ander, zo’n grote brede Surinamer met vol goud, zelfs in zijn mond!’ Hij begon te huilen en ik moest mezelf eraan herinneren dat dit een symptoom van de Parkinson was, maar vanwege deze heftige reactie durfde ik er niet op door te gaan. Hij vroeg wat ik eigenlijk kwam doen, en ik legde uit dat ik me bezighield met de tevredenheid van de bewoners over het leven op de afdeling. Meneer Timmermans vertelde geëmotioneerd dat hij nooit bezoek kreeg, dat hij nooit van de afdeling afging en eigenlijk ook nooit in de huiskamer kwam. Soms ging hij met Christel, een Nederlandse zuster waar hij het goed mee kon vinden, een fles jenever halen in het winkeltje beneden, en het is dat hij met zijn rolstoel niet bij de fles in de koelkast kon, anders zou hij een fles per dag wegtikken. Hij vertelde me dat hij heus niet al het personeel onaardig vond, maar dat ze gewoon zo weinig tijd voor hem hadden. Met Christel kon hij het goed vinden, en met een Poolse zuster. Hij zei dat hij niet snapte dat ik zo lang de tijd had om bij hem te blijven kletsen: moest ik niet werken? In de weken die volgden ging ik af en toe bij hem langs om een praatje te maken. Tijdens onze gesprekken bleek hij een lieve man te zijn, die zeer gefrustreerd was door zijn lichamelijke en geestelijke achteruitgang en dat uitte tegenover de gekleurde personeelsleden. Ik kwam er achter dat hij een echte Rotterdammer was, en dat hij niet van migranten hield omdat hij vond dat ze zijn stad negatief hadden veranderd. Samen met de persoonlijke ervaringen wat betreft zijn ex-vrouw zorgde deze angst voor het onbekende voor zijn negatieve opvattingen over de buitenlandse verzorgenden.

Op een dag kwam ik weer op de afdeling om een praatje met hem te maken, toen ik werd aangesproken door een Surinaamse verzorgende. Aangeslagen vertelde ze me dat meneer Timmermans plotseling was opgenomen in het ziekenhuis, en al gauw was overleden. Hij lag opgebaard in zijn kamer en als ik

wilde, kon ik naar hem toe. Ik besloot dit niet te doen en vroeg aan haar of zij was gaan kijken. ‘Ja, ik heb afscheid genomen. Het was toch een lieve man.’ Ik vroeg haar wat ze vond van zijn discriminerende houding en ze antwoordde dat hij niet voor niks op de PG-afdeling woonde. Parkinson ging dikwijls gepaard met dementie en meneer Timmermans had daar niet goed mee om kunnen gaan. De verzorgende voelde zich niet persoonlijk aangevallen door zijn houding, en zei er goed doorheen te kunnen kijken.

Het verhaal van meneer Timmermans vormt een uitzondering. De meeste bewoners van de PG-afdelingen zijn in meer of mindere mate in zichzelf gekeerd en lijken nauwelijks te letten op het uiterlijk van de verzorgenden. Sommige bewoners weten niet waar zij zijn of denken dat zij in hun eigen huis zijn, waar wel heel veel mensen op bezoek zijn. Zij zijn gedesoriënteerd en weten soms niet hoe zij eenvoudige handelingen zoals gaan zitten, koffie drinken of eten moeten uitvoeren. Zij zijn blij wanneer iemand hen daar bij helpt, en het lijkt hen niet te deren wie dat is en hoe diegene er uitziet. Soms lijken zij niet goed te weten wie de verzorgenden zijn: zijn het soms hun kinderen of kleinkinderen? Door alle problemen die de geestelijke achteruitgang met zich meebrengt lijkt de huidskleur van de verzorgenden van secundair belang. Wat ik opvallend vond op de PG-afdelingen is dat sommige verzorgenden met een zwaar Surinaams of Antilliaans accent spraken, en dat ik zelf soms moeite had om hen te verstaan. De bewoners hadden hier stukken minder moeite mee dan ik.

Ook hier kent het personeel de bewoners goed en weten zij hoe zij moeten reageren op bepaald gedrag en bepaalde opmerkingen.

“Je zou maar zo zwart zijn. Je schrikt je iedere keer dood als je in de spiegel kijkt.” – Mevrouw Brouwers

Mevrouw Brouwers woont op de PG-afdeling en heeft de ziekte van Alzheimer. Ze maakte bovenstaande opmerking tegen een medebewoner toen een Surinaamse verzorgende langs haar liep. Die deed net alsof ze het niet gehoord had, en toen ik haar later vroeg waarom ze mevrouw Brouwers niet gecorrigeerd had, zei ze dat dat

geen zin had. ‘Nu zegt ze dit, morgen zegt ze weer dat mijn donkere huid juist mooi is. Ik weet niet of ze meent wat ze zegt en ze vergeet het toch meteen weer. Ze kan grof zijn tegen iedereen, vooral tegen mensen die ze te dik vindt of wiens kleding ze maar niks vindt.’

Op beide afdelingen gaven de personeelsleden aan dat zij van de bewoners, afgezien van de genoemde voorbeelden, vrijwel nooit iets negatiefs hoorden over de etnische diversiteit in de teams. Voor zover de bewoners dus al negatieve gevoelens over multiculturalisme hebben heeft dit geen negatieve invloed op de werksfeer en tijdens mijn onderzoeksperiode was er ook vrij veel ruimte om hier grapjes over te maken: na de warme maaltijd ging een verzorgende rond met twee pakken vla voor de toetjes: blanke vla en chocoladevla, en vrijwel iedereen koos voor de blanke vla. ‘Kijk, zo aanwezig is discriminatie hier nou!’, zei de verzorgende lachend.

Op het eerste gezicht lijkt er binnen de teams geen probleem te zijn met collega’s met verschillende etnische afkomsten. Tijdens de pauzes wisselen collega’s uit Suriname, Curaçao en Nederland recepten met elkaar uit, ze vertellen elkaar waar je het goedkoopst bepaald eten kan kopen en over hoe anders sommige dingen in Nederland geregeld zijn in vergelijking met hun moederland. De verschillen lijken op het eerste gezicht dus vooral te zorgen voor een verrijking, maar wanneer je goed naar de teams kijkt zie je ook problemen. Zo geven verschillende Nederlandse verzorgenden toe dat zij anders met Nederlandse collega’s omgaan dan met buitenlandse, en dat het met Nederlandse collega’s meestal beter loopt omdat zij elkaar beter begrijpen en meer dezelfde (werk)mentaliteit hebben dan de collega’s met een buitenlandse achtergrond. Volgens sommige blanke verzorgenden zijn gekleurde verzorgenden trager in hun werk en zijn ze bijvoorbeeld eerder moe en nemen ze vaak langer pauze dan is toegestaan. Dit heeft niet alleen te maken met iemands afkomst, maar ook met iemands niveau. Omdat er verzorgenden met verschillende niveaus en dus verschillende bevoegdheden werken, verschillen de werkzaamheden tussen verzorgenden sterk. Sommigen zijn er puur om de bewoners te helpen met het opstaan, wassen en aankleden, terwijl anderen daarnaast nog zorg hebben voor de medicijnen en rapportages. Deze laatste

werkzaamheden worden door veel laaggeschoolde verzorgenden gezien als ‘lui’ werk: collega’s die bezig zijn met administratie en rapportages zitten in hun ogen wel erg vaak rustig achter het bureau terwijl zij van kamer naar kamer rennen. Het lijkt de bewoners dus nauwelijks op te vallen dat veel medewerkers een niet- Nederlandse afkomst hebben. Zij beoordelen de verzorgenden op hun capaciteiten en hun bejegening, en niet op hun uiterlijk. Daarnaast zijn zij van mening dat je iedereen individueel moet beoordelen en ze maken, op een enkele bewoner na, dus geen grote generalisaties over bepaalde bevolkingsgroepen. Desondanks zien de bewoners wel dat er veel medewerkers zijn met een donkere huidskleur, en zij duiden hen aan in termen die wellicht stigmatiserend over zouden kunnen komen, maar hier bedoelen zij niets mee. Hoewel zij iedere verzorgende dus apart beoordelen, maken zij grote generalisaties in hun ideeën over hun afkomst: iedereen die er niet Nederlands uitziet, scharen zij automatisch onder ‘de buitenlanders’, en zij weten doorgaans niet wat iemands etnische achtergrond is. Het onderwerp lijkt hen niet genoeg te interesseren om hen er in te verdiepen. Wanneer een bewoner er wel problemen mee heeft om geholpen te worden door iemand met een gekleurd uiterlijk, proberen de verzorgenden hier tot op zekere hoogte rekening mee te houden en tegelijkertijd proberen zij te zorgen dat de medewerkers met een niet- Nederlands uiterlijk zich niet gediscrimineerd voelen door de bewoners. De verzorgenden kennen de bewoners doorgaans goed en weten hoe zij hun gedrag moeten interpreteren en nemen discriminerende opmerkingen niet serieus.

6. Conclusie

Nederland is sinds de negentiende eeuw veranderd van nachtwakersstaat, waar de overheid slechts zorgde voor de veiligheid van haar burgers, naar een samenleving waar de overheid zorg draagt voor het welzijn van haar burgers door bijvoorbeeld zaken als werkgelegenheid, onderwijs en sociale zekerheid op overheidsniveau te regelen. Ook de gezondheidszorg is in handen van de overheid, en de zorg voor ouderen maakt in Nederland al decennia lang deel uit van het overheidsbeleid. In de komende jaren zal de groep ouderen in Nederland snel groeien en ook hun levensverwachting neemt toe. Op 1 januari 2012 waren er 2,5 miljoen 65-plussers, en de verwachting is dat dit in 2015 zal zijn toegenomen tot 2,7 miljoen (CBS