• No results found

Welke opvattingen liggen ten grondslag aan de symbolische posities van De Staat?

Hoofdstuk 6: Conclusie

6.2 Welke opvattingen liggen ten grondslag aan de symbolische posities van De Staat?

De kloof tussen de twee naar aanleiding van dit onderzoek veronderstelde symbolische posities van De Staat kan verklaard worden aan de hand van de verschillende opvattingen die ten grondslag liggen aan de manier waarop die posities bepaald zijn. De Nederlandse geschreven pers nam aan dat De Staat als rockband uit de alternatieve mainstream streefde naar de beste symbolische positie in het veld van de popmuziek. Die is niet bovenaan de underground – waar te weinig rekening wordt

119 gehouden met organisatorische belangen, noch bovenaan de mainstream – waar het belang van artistieke kwaliteit, autonomie en authenticiteit compleet genegeerd wordt, maar juist in het midden daarvan, aan de top van de alternatieve mainstream. Het is deze plek waar voor een band als De Staat een stukje onsterfelijkheid te verkrijgen is, waar men de macht heeft te bepalen wat goede muziek is en waar een plek in de canon van de Nederlandse popmuziek voor het oprapen ligt. De opvatting komt voort uit een positionele logica, die als het ware the best of both worlds combineert: zoals we door het onderzoek heen hebben gezien, worden artistieke en economische argumenten hier zorgvuldig tegen elkaar afgewogen om de waarde van en het oordeel over een bepaalde artiest vast te stellen. Belangrijk is dat economische belangen daarbij zoveel mogelijk worden verhuld. Dat is iets waar De Staat volgens de Nederlandse geschreven pers niet in slaagde, al was dat ook niet wat de band zich ten doel stelde, waardoor de geloofwaardigheid van de Nijmeegse rockers in het geding kwam en ze een stukje erkenning moesten inleveren.

Uit de vijftien bestudeerde teksten bleek dat de Nederlandse geschreven pers er tot de subsidietoekenning in augustus 2016 vanuit ging dat De Staat een authentieke en autonome rockband was, die wars was van economisch kapitaal, succes na succes behaalde en zo zou

opklimmen naar de beste symbolische positie in het veld van de popmuziek. De Staat had zelf echter een heel andere route uitgestippeld. De band had wel degelijk een vergelijkbaar doel voor ogen: de Nijmegenaren wilden een ongebruikelijke positie innemen, liefst een aan de absolute top. Maar de band was in de loop van zijn carrière ook geconfronteerd met de verschillende logica’s die in het veld van de popmuziek gelden en zelf tot de conclusie gekomen dat economisch kapitaal gewoonweg noodzakelijk was om die top te bereiken, en subsidie kon daar – beter dan bijvoorbeeld commerciële sponsordeals – bij helpen. Uit de interviews bleek dat De Staat zichzelf al als een mainstreamband beschouwde, iets wat volgens bandlid Rocco Hueting min of meer onbewust zo was gegroeid:

“Dat we eigenlijk nooit iets hebben gedaan wat iemand wilde, maar dat inderdaad toch ons publiek best wel groot is gegroeid en dat we inmiddels… we zijn gewoon mainstream, weet je. Dat was de conclusie die we in 2016 grappend trokken: we zijn mainstream, het is gelukt!” (Hueting, 2019)

Voor De Staat was het indienen van een aanvraag voor een meerjarige subsidie dan ook een logische stap. De band begaf zich al aan de rechterkant van het popmuziekveld en behaalde daar diverse successen zonder dat publiek, pers of festival- en concertorganisatoren aan hun geloofwaardigheid hadden getwijfeld, dus een verhulling van economische belangen was niet nodig. Sterker nog, in het streven van De Staat om zijn missie te vervullen, namelijk het innemen van een ongebruikelijke positie binnen de popmuziek om op die manier uit te groeien tot een topgroep op nationaal en

120 internationaal niveau, stuitte de band op een blokkade. De financiële middelen van De Staat waren namelijk te beperkt om die missie van de band te kunnen vervullen. Er waren creatieve ideeën in overvloed, maar er was geen geld om ze te realiseren. De Staat bediende zich dus, veel meer dan de Nederlandse geschreven pers, van een organisatorische logica, waarbij een focus op economisch rendement nodig was om uiteindelijk alle potentiële symbolische waarde te kunnen verzilveren.

De manier waarop die symbolische posities zich in het veld van de popmuziek tot elkaar verhouden, is te linken aan het spanningsveld waarin voortdurend verschillende logica’s door en langs elkaar heen bewegen. Ze worden zelfs regelmatig met elkaar verweven. Zo ziet de popsector muziek zelf graag als een puur cultureel product en wordt de economische functie ervan in alle vormen van communicatie met andere actoren verdoezeld, maar wordt diezelfde culturele benadering, met de focus op het unieke en het individuele tegelijkertijd ingezet als

marketingstrategie (Keunen, 2013:78). Dat zagen we in het subsidieplan van De Staat bijvoorbeeld sterk naar voren komen in de beschrijving van de beoogde speellocaties. Zo staat er in het plan dat “het bepalen van de speellocaties een belangrijke tool [is] in het verkopen van De Staat aan een zo breed mogelijk publiek”, waarin naast de bestaande infrastructuur ook factoren als het uitdagen en verrassen van het publiek en een evenwichtige verhouding tussen de uitstraling en de inhoud centraal staan (Stichting Kultuurbarbaar, 2016:30). Er werd bij het samenstellen van de tours voor de Vinticious Versions bijvoorbeeld bewust gezocht naar andere locaties dan waar De Staat doorgaans vaak speelde – “behalve een artistieke keuze ook een marketingkeuze” (Stichting Kultuurbarbaar, 2016:30). Die continue spanning tussen artistieke en economische afwegingen is het resultaat van een streven naar een pragmatische aanpak, zo stelt Keunen, waarin de hele tijd een afweging wordt gemaakt tussen een individueel handelen of een individuele logica enerzijds en een collectief handelen of een positionele logica anderzijds (Keunen, 2013:87).

Deze spanning was niet alleen waar te nemen in het subsidieplan, maar is het hele onderzoek door constant voelbaar. Toch wordt deze zelden expliciet over het voetlicht gebracht door een van de auteurs of geïnterviewden, simpelweg omdat een argument vóór of tegen de subsidietoekenning aan kracht inboet als het vanuit een dubbelzinnige logica is geformuleerd. Daarom wil ik er hier graag nog eens bij stilstaan, want of het nu dat subsidieplan, de interviews met Hueting en Klingens of de artikelen uit de Nederlandse geschreven pers behelst, overal komt de interactie tussen die

verschillende logica’s om de hoek kijken. Het resulteert in een paradox die in het veld van de popmuziek altijd de kop op zal blijven steken als het gaat om het toekennen van waarde. Het goede en professionele ondernemerschap van De Staat kan immers net zo goed geprezen als afgekeurd worden in een subveld waarin steeds wordt gezocht naar het evenwicht tussen een culturele en economische logica. Terwijl goed ondernemerschap een van de criteria is waarop het Fonds

121 Podiumkunsten meerjarige subsidieaanvragen beoordeelt, kan op basis van reeds verworven

successen als resultaat van goed ondernemerschap namelijk net zo goed beredeneerd worden dat een subsidie niet nodig is omdat de kunstenaar in kwestie al heeft laten blijken zelf in staat te zijn het hoofd boven water te houden. Hetzelfde is te zeggen over het publieksbereik van een instelling, organisatie of kunstenaar: de subsidie van De Staat had tot gevolg dat de band zich vrij kon maken van een kortetermijndenken dat was gefocust op economisch rendement, terwijl het publiek van De Staat in de tussentijd wel degelijk groeide, en daarmee ook de inkomsten van de band.

Kortom, dit onderzoek toont aan dat de ophef die ontstond naar aanleiding van de

meerjarige subsidietoekenning door het Fonds Podiumkunsten aan De Staat niet zo verrassend is en goed aansluit bij de manier waarop het veld van de popmuziek functioneert, omdat het proces van waardetoekenning in dat veld tot in de kern zijn identiteit ontleent aan een eeuwige confrontatie van oordelen die voortkomen uit tegenstrijdige logica’s. Het grillige en dynamische karakter van de popsector maakt dat er bovendien nooit een evenwicht tussen die verschillende logica’s bereikt zal worden. Wie in het veld van de popmuziek de top wil bereiken, dient gedurende zijn carrière strategisch te schakelen tussen de verschillende logica’s. Die conclusie is naar aanleiding van het onderzoek naar de subsidietoekenning van De Staat onontkoombaar. In het doel van De Staat “om echt de top te bereiken” schakelde de band van een organisatorische logica naar een positionele logica, om zich op termijn weer op een individuele logica te beroepen. Zo investeerde de Nijmeegse band in goed ondernemerschap, werd daarmee een zeker succes behaald dat de manager en de bandleden het vertrouwen gaf een meerjarige subsidieaanvraag in te dienen. Met behulp van de investeringen die werden gedaan met de toegekende subsidie kon de band zich op termijn losmaken van dat economisch rendementsdenken en zich minder afhankelijk opstellen van toonaangevende media, waarna de weg vrij was om weer volledig op artistieke en creatieve ontwikkeling te kunnen focussen en “de stap [te] maken naar een topgroep op nationaal en internationaal niveau” (Stichting Kultuurbarbaar, 2016:25).