• No results found

Beantwoording subvraag 3: Welke symbolische positie wenste De Staat in augustus

Hoofdstuk 5: De Staat volgens De Staat zoals volgt uit het subsidieplan

5.2.4 Beantwoording subvraag 3: Welke symbolische positie wenste De Staat in augustus

subsidieplan van Stichting Kultuurbarbaar?

Subvraag 3 wordt beantwoord op basis van de analyse van het subsidieplan van Stichting Kultuurbarbaar. Natuurlijk moet vooropgesteld worden dat dit het doel van deze tekst is om de beoordelingscommissie ervan te overtuigen de subsidieaanvraag te honoreren. Het subsidieplan doet er dus vanzelfsprekend alles aan om De Staat een zo gunstig mogelijke positie toe te wijzen. De vraag is alleen: tot welke exacte positie leidt dat en hoe verhoudt die zich tot de symbolische positie die naar voren kwam op basis van de interviews?

In de analyse van het subsidieplan kwam zowel het gedachtegoed van Becker als dat van Bourdieu van pas. Enerzijds spreekt uit het subsidieplan de behoefte aan en ruimte voor

samenwerking en kennisdeling, anderzijds benadrukt De Staat een ongebruikelijke positie binnen de popmuziek te willen innemen en dingen anders dan anderen te willen doen. Hier komen Beckers idee van kunstwerelden als informele community’s waarin gemeenschappelijke doelen worden

nagestreefd en Bourdieu’s notie van het culturele veld als strijdtoneel waarop wordt gevochten om de meeste macht samen. Door de popmuziekindustrie te beschouwen als een kunstwereld waarin sociaal en cultureel kapitaal worden uitgewisseld via informele relaties, kun je als actor echter ook vertrouwen opbouwen. Hoe beter het vertrouwen, hoe onafhankelijker je je kunt opstellen ten opzichte van de andere actoren in het veld. Dat komt ook naar voren in het subsidieplan: De Staat hecht er waarde aan de support act zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen en met elkaar een zo mooi mogelijke avond te maken; tegelijkertijd komen goede support acts ook de reputatie van De Staat ten goede. In het subsidieplan zien we vooral die altijd aanwezige spanning tussen het

collectieve en het individuele belang terugkomen.

De symbolische positie die De Staat wenste in te nemen laat zich vanuit de drie verschillende logica’s vormgeven. Dat de activiteiten, visie en missie van De Staat aansluiten bij de romantische idealen van de rockesthetica die leidend is in de alternatieve mainstream, blijkt uit de codes die ingaan op het authentieke en autonome karakter, het onderscheidend vermogen, de ambitie en de

115 artistieke focus van de band. Die kwaliteiten die vanuit een individuele logica redeneren worden erkend door andere actoren in het veld, waaronder de Volkskrant – die De Staat in een liverecensie in 2016 uniek én ongenaakbaar noemde –, waardoor ze in aanzien stijgen. Zo wordt die individuele logica vooral wordt gevoed door de individuele, persoonlijke smaak, maar levert die in het geval van De Staat ook symbolisch kapitaal op omdat de smaak van De Staat gelijk is aan die van een

consecrerende actor die in het veld van de alternatieve mainstream veel macht heeft. De Staat verschuilt zich in het subsidieplan strategisch achter het oordeel van de Volkskrant om met behulp daarvan zijn sterke symbolische positie aan te tonen. Zo dragen de opvattingen die vanuit een individuele logica redeneren dus bij aan de symbolische positie van De Staat. Ook de codes die een positionele logica in zich meedragen teren op de erkenning van andere consecrerende actoren in het veld van de alternatieve mainstream. Maar De Staat is zich ook bewust van zijn afhankelijkheid van de kennis en expertise van het label, festivals en promotors voor de organisatie en promotie van de tours, de bestaande infrastructuur voor mogelijke speelplekken en de gemeente Nijmegen voor zijn thuisbasis, de studio en repetitieruimte die in de oude Nijmeegse popzaal Doornroosje werden gebouwd. Om echt de top te kunnen bereiken, zo stelt het subsidieplan, heeft De Staat extra

financiële middelen nodig, omdat de band niet eeuwig op de goodwill van anderen kan blijven teren. Zo zien we hier net als in de interviews de opvatting dat met economisch kapitaal mogelijk

symbolisch kapitaal kan worden verworven in de vorm van een stukje onafhankelijkheid. Er wordt in het plan uitgebreid stilgestaan bij het ondernemende karakter van de band en het streven naar zo maximaal mogelijke inkomsten. Het belang van economisch kapitaal bij het onderhouden van een onderneming als die van De Staat wordt nergens verhuld. Het wordt juist gebruikt om een streven naar meer symbolisch kapitaal aan te tonen. De Staat wil de top bereiken, en daarvoor beschikken ze al over het benodigde culturele en sociale kapitaal, maar hebben ze volgens het subsidieplan ook economisch kapitaal nodig – juist om zich minder afhankelijk te kunnen opstellen van de andere actoren in het veld. Die sterke behoefte aan economisch kapitaal komt dus net als in de interviews duidelijk naar voren in het subsidieplan. Meer nog zien we hier echter hoe De Staat met behulp van dat economisch kapitaal vertrouwen probeert te winnen en op zoek is naar een bevestiging van zijn invloed, status of reputatie in het popmuziekveld. Dat gebeurt met name door alle symbolische successen naar voren te schuiven: de grootste en belangrijkste festivals, voorprogramma’s, tours in binnen- en buitenland en talkshows worden aangehaald om die symbolische positie te bevestigen. Zo komt de symbolische positie die op basis van het subsidieplan geschetst kan worden overeen met de positionering van De Staat naar aanleiding van de interviews. Tot aan de subsidietoekenning

beschouwde De Staat zich als een ambitieuze band die op de rand van de alternatieve mainstream en de mainstream bivakkeerde, nieuwsgierig naar de mogelijkheden die het rechter subveld van de grootschalige productie zouden kunnen bieden. Uit het subsidieplan blijkt de sterke drang van De

116 Staat om zich te onderscheiden van zijn collega’s in het popmuziekveld, een behoefte die zich

allerminst laat tegenhouden door een romantisch ideaal waarin economische belangen verhuld worden. Zowel de interviews als het subsidieplan laten een nieuwsgierigheid naar die rechterkant van het veld zien en het zelfvertrouwen om zich verder te kunnen ontwikkelen in die mainstream. Met het bereiken van de top doelt De Staat op een stap hoger op de symbolische ladder, maar met het bewustzijn dat een stap naar rechts, in de richting van de grootschalige productie, nodig en gewenst is om dat symbolisch potentieel tot volle wasdom te kunnen brengen.

(Naar: Bourdieu, Pierre. “The field of cultural production, or: the economic world reversed.”

117