• No results found

Beantwoording subvraag 1: Welke symbolische positie werd door de Nederlandse

Hoofdstuk 3: De Staat volgens de Nederlandse geschreven pers

3.2 Publicaties naar aanleiding van subsidietoekenning

3.2.4 Beantwoording subvraag 1: Welke symbolische positie werd door de Nederlandse

Het is niet eenvoudig om aan de hand van deze selectie van in totaal 638 codes uit vijftien artikelen een eenduidig beeld te schetsen waarmee de symbolische positie van De Staat volgens de

Nederlandse geschreven pers in augustus 2016 kan worden vastgesteld. In de meeste artikelen zijn de auteurs zelf aan het woord, maar er zijn ook een aantal artikelen waarin andere actoren aan het woord worden gelaten. Daarnaast kan een en dezelfde persoon verschillende logica’s tegelijkertijd hanteren en is het op basis van de codes dus onmogelijk vast te stellen dat een bepaald argument direct leidt tot een bepaald oordeel over de subsidietoekenning. Wel kan er aan de hand van de codes een overzicht van de meest voorkomende argumenten en daaraan verbonden logica’s worden gemaakt. Met die resultaten zal ik een inschatting proberen te maken van de symbolische positie die in augustus 2016 door de Nederlandse geschreven pers aan De Staat werd toegekend. De aanname is dat de symbolische positie van De Staat zich sowieso in het midden van Bourdieu’s veld bevindt, omdat dat middensegment volgens de theorieën van Keunen het subveld van de alternatieve mainstream is (zie paragraaf 2.3.4).

Uit de vijftien artikelen blijkt onder meer hoe zeer de Nederlandse geschreven pers waarde hecht aan de hoogte van het bedrag en dat de Nederlandse geschreven pers De Staat als een succesvolle band beschouwd. Dat succes wordt overigens gemeten in termen van financieel succes, waarbij de heersende opvatting is dat wie grote optredens in binnen- én buitenland geeft en veel media-aandacht krijgt over meer dan genoeg economisch kapitaal zou moeten beschikken. Dat in 13 van de 15 artikelen uit het corpus het specifieke bedrag van de subsidie wordt genoemd, met de toevoeging dat dat in de beleving van verschillende auteurs “een hoop geld” of “een groot bedrag” is, laat zien dat De Staat zich volgens de Nederlandse geschreven pers aan de rechterkant van dat middensegment zou bevinden, misschien zelfs op de rand van de alternatieve mainstream en tegen de mainstream, het subveld van de grootschalige productie, aan.

Om vast te stellen waar op de verticale as De Staat door de Nederlandse geschreven pers wordt gepositioneerd, moeten we kijken naar de argumenten die vanuit de verschillende logica’s worden aangedragen. De 60 codes uit de codegroep van de individuele logica beredeneren dat de band niet (langer) rock-‘n-roll zou zijn met het in ontvangst nemen van subsidie, wat sommige auteurs betreuren omdat ze wel degelijk de ambitie en het talent van De Staat erkennen. Ze vinden over het algemeen echter niet dat die ambitie en dat talent compenseren voor de manier waarop ze hiermee ‘romantische’ criteria als authenticiteit, autonomie, geloofwaardigheid en de verhulling van de relatie tot het economische negeren. Dit soort argumenten worden vooral veel aangedragen door

63 algemene dagbladjournalisten in onder andere AD Utrechts Nieuwsblad en Trouw en andere

muzikanten die opereren in de mainstream (Frans Bauer, Rowwen Hèze). Zoals eerder vermeld zeggen de 95 codes uit de codegroep van de positionele logica niet alleen iets over de symbolische positie van De Staat, maar ook over de symbolische positie van de actoren die zich uitspreken. Vanuit deze logica wordt De Staat vooral bestempeld als een succesvolle band (volgens sommigen zelfs een van de succesvolste van Nederland) die met de subsidietoekenning bovendien een pioniersfunctie vervult – de Nederlandse geschreven pers erkent vanuit een positionele logica dat De Staat over een groot onderscheidend vermogen beschikt. Deze grote hoop symbolisch kapitaal neemt iets in omvang af door de schijn van belangenverstrengeling die de subsidietoekenning opriep. Al met al laat de analyse zien dat het aanzien van De Staat in deze vijftien artikelen steeg, zij het niet dat die reputatie ook weer afbrokkelde door het wat ongelukkige feit dat manager Arjo Klingens een van de adviseurs van het Fonds Podiumkunsten was.

Ten slotte zijn er 129 codes waargenomen die redeneren volgens een organisatorische logica – de grootste codegroep. Het is moeilijk een eenduidige conclusie te trekken op basis van deze codes, omdat binnen die organisatorische logica hetzelfde argument kan worden ingezet om tot verschillende conclusies te komen. De paradox zit ‘m in de vraag of succes, voortkomend uit goed en professioneel ondernemerschap, een factor is die met economisch kapitaal beloond moet worden of juist een factor is die signaleert dat een kunstenaar zo’n zak geld van de overheid niet nodig heeft. Toch wijzen de 55 codes die specifiek ingaan op de inkomenspositie van popmuzikanten erop dat de subsidietoekenning omwille van financiële noodzaak en haalbaarheid door de meeste auteurs wordt gelegitimeerd. Zodoende kennen de auteurs met hun argumenten vanuit een positionele en

organisatorische logica veel symbolisch kapitaal aan De Staat toe. Met de schijn van

belangenverstrengeling en de verloochening van romantische rock-‘n-rollwaarden als autonomie en authenticiteit in het achterhoofd, concludeer ik dat de symbolische positie van De Staat zich boven het midden in het subveld van de alternatieve mainstream bevindt, en op de horizontale as tegen de grens van de mainstream aan schuurt.

64

(Naar: Bourdieu, Pierre. “The field of cultural production, or: the economic world reversed.”

66

Hoofdstuk 4: De Staat volgens De Staat op basis van zelf