• No results found

Wel of geen aangifte doen

In document Een keer is erg genoeg (pagina 65-68)

4.3.1 Juridisch kader

Iedereen heeft het recht om aangifte te doen; een aangifte moet opgenomen worden (art. 161 Sv; art. 163 lid 5 Sv). Een aangifte kan niet worden ingetrokken. Ten aanzien van een beperkt aantal misdrijven, waaronder misdrijven tegen het leven, mensenroof en verkrachting geldt een aangifteplicht (160 Sv). Klachtdelicten worden slechts vervolgd op klacht; een klacht kan worden ingetrokken binnen een termijn van maximaal acht dagen (art. 164, 166 en 67 Sv).

Uit de diverse aanwijzingen spreekt een verschillende grondhouding ten aanzien van de vraag of de politie het slachtoffer zou moeten bewegen tot het doen van aangifte. De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik legt de nadruk op het duidelijk maken van de consequenties van

het doen van aangifte en legt de beslissing expliciet bij het slachtoffer neer. Er wordt weliswaar opgemerkt dat ambtshalve vervolging mogelijk is, maar daarbij wordt meteen aangeven dat dit slechts in bepaalde situaties aan de orde is. De Aanwijzing mensenhandel besteedt minder aandacht aan de eigen afweging die het slachtoffer moet maken en vermeldt onder het kopje ‘opnemen aangifte’ direct dat aangifte niet nodig is voor opsporing en vervolging. De Aanwijzing huiselijk geweld geeft wel aan dat de politie bij kennisneming van huiselijk geweld het slachtoffer informeert over het strafproces, maar vervolgt direct met de opdracht aan de politie om het slachtoffer zoveel mogelijk te bewegen tot het doen van aangifte of, bij belaging, tot het indienen van een klacht. In de Aanwijzing discriminatie wordt juist benadrukt dat de politie aangiften niet naast zich neer mag leggen. Alle aangiften in discriminatiezaken worden door de politie opgenomen en in behandeling genomen; de politie maakt hierin geen selectie.

4.3.2 De praktijk

Zedenrechercheurs zijn eensgezind dat de keuze om aangifte te doen bij het slachtoffer ligt: de politie probeert geen advies te geven over het wel of niet doen van aangifte. Er worden twee redenen aangegeven waarom de politie hierin neutraal moet zijn. In de eerste plaats de overtuiging dat het niet goed is om een strafzaak door te zetten tegen de wil van het slachtoffer in:

“Bij zedenzaken en relationeel geweld zijn slachtoffers doorgaans gedwongen om iets te doen of te ondergaan wat ze niet willen. Het is desastreus om dan als overheid mensen te dwingen om weer iets tegen hun wil te doen. Slachtoffers van zedenzaken en huiselijk geweld moet je niet pushen. Ze worden al van alle kanten gepusht”.

Daarnaast speelt ook een onderzoeksbelang: het is niet goed voor de zaak wanneer op de zitting naar voren komt dat het slachtoffer van de politie aangifte ‘moest doen’. Toch is ook in zedenzaken de neutraliteit niet absoluut. Een zedenrechercheur geeft aan dat bij een zedenzaak waarin een verdachte meer slachtoffers maakt, het maatschappelijk belang soms voor gaat. Als voorbeeld geeft hij een man die momenteel in H rondfietst en vrouwen lastig valt:

“Dan wordt aan vrouwen wel gezegd: wij zouden het op prijs stellen als je aangifte doet, want dan kunnen we hem oppakken”.

In zedenzaken adviseert de politie soms ook om op dat moment nog geen aangifte te doen. Wanneer bijvoorbeeld tijdens het informatief gesprek blijkt dat mensen niet gedetailleerd kunnen vertellen over wat er gebeurd is, geeft de politie wel eens het advies om eerst de hulpverlening in te gaan om er over te leren praten. Een andere zedenrechercheur merkt op dat voor sommige slachtoffers het in grote lijnen vertellen van het verhaal tijdens de intake al heel moeilijk is:

“Dat is een signaal dat het doen van aangifte voor deze mensen heel zwaar zal zijn. Dan kun je bijvoorbeeld besluiten om de aangifte in twee keer op te nemen. Hoewel je altijd vooraf aankondigt dat er gedetailleerde en kritische vragen worden gesteld, en uitlegt waarom het moet, komt dat op het moment van de aangifte, wanneer het slachtoffer in de emotie zit, toch altijd harder aan dan verwacht. Als er dan niet genoeg bewijs is, kun je je afvragen of het het waard is.”

De politie geeft aan dat zij ook bij mensenhandelzaken geen druk zet om aangifte te doen. In deze zaken wordt slachtoffers soms wel gevraagd een verklaring af te leggen als ze geen aangifte willen doen. Aan de andere kant signaleert de politie dat slachtoffers vaak op advies van een advocaat aangifte van mensenhandel willen doen; dit levert een (tijdelijke) verblijfsvergunning o.g.v. de B9-regeling op. Als dan blijkt dat het om andere delicten gaat en dat van mensenhandel geen sprake is, betekent dat vaak dat de afweging om wel of geen aangifte te doen voor slachtoffers anders komt te liggen. Ondersteuners van slachtoffers geven aan dat het vooral in mensenhandelzaken voorkomt dat de politie iemand graag willen oppakken, en daardoor grote druk uitoefent op het slachtoffer om aangifte te doen.

In huiselijk geweld zaken is de politie minder neutraal, maar ook hier wordt niet simpelweg het advies gegeven om aangifte te doen. Er wordt steeds een inschatting gemaakt van de haalbaarheid van de zaak. Er moet wel een kans op strafvervolging zijn. Dat kan soms tot teleurstelling leiden. Een politie respondent:

“Als het een 1-op-1 aangifte is heeft het eigenlijk geen zin; de kans is groot dat het een sepot wordt met alle teleurstelling voor het slachtoffer en secundaire victimisatie. Je maakt van tevoren een inschatting om te voorkomen dat mensen door het hele proces heen gaan en uiteindelijk met lege handen staan. Maar als mensen toch aangifte willen doen, moeten we het opnemen. Dan krijgen ze daarna het bericht van een sepot. Dat is voor de pleger vaak een bevestiging ‘dat er niets gebeurd is’. Ik denk dat veel mensen daar last van ondervinden.”

Hier ligt ook een dilemma. Zoals dezelfde rechercheur zegt:

“De boodschap van de politie ‘doe aangifte’ is eigenlijk gericht is op het zicht krijgen op de criminaliteit. Dat is bij fietsendiefstal geen probleem, maar bij zaken in de relationele sfeer ligt dat ingewikkelder. Mensen worden aangemoedigd om aangifte te doen, door de politie, door de hulpverlening en door de omgeving, maar als ze dan op het bureau komen zegt de politie dat de zaak zwak is, ga je kijken of het zinvol is aangifte te doen”.

Ook wordt aangifte wel eens afgeraden als een andere oplossing meer effectief of minder belastend is.

Opgemerkt wordt dat je een beslissing ook stuurt door het wel of niet geven van bepaalde informatie in het informatief gesprek, bijvoorbeeld over de haalbaarheid van de zaak en de belasting die het proces meebrengt. Een rechercheur geeft als voorbeeld dat ze aan ouders die twijfelden over het doen van aangifte van seksueel misbruik van hun zevenjarige dochter door iemand in de buurt, de informatie had verstrekt dat er meerdere meldingen waren. Deze rechercheur:

“Door ervaring leer je neutraal te blijven. Wat je wel en niet vertelt, laat je in de praktijk afhangen van wat mensen al weten en waar hun twijfels zitten”.

Vanuit de zedenpolitie wordt benadrukt dat het van groot belang is dat het slachtoffer zelf de beslissing neemt om wel of geen aangifte te doen en niet de familie of het netwerk. Gewezen wordt op situaties waarin op seksueel gebied grenzen zijn overschreden tussen leeftijdsgenoten en ouders daarachter komen. Een meisje voelt zich dan soms genoodzaakt om te zeggen dat ze gedwongen werd. Ouders staan dan op het doen van aangifte. Als bij informatief gesprek dan duidelijk wordt dat er van dwang geen sprake was en het de ouders zijn die aangifte willen, is het de kunst zo te opereren dat het meisje zonder gezichtsverlies de deur uit kan, en de ouders ook verder kunnen. Bij jonge slachtoffers kan de druk die de ouders uitoefenen zelfs traumatiserend zijn. Soms willen zij de zaak doordrukken, en slaan dan ook zelf aan het ondervragen. De ervaring van de politie is dat als jongere slachtoffers niet willen praten, ze niet praten, Je moet ze niet pushen (zie ook: het horen van kinderen in de politiefase).

De politie hoort van slachtoffers verschillende redenen waarom zij geen aangifte willen doen:

ƒ Het gaat om een bekende;

ƒ Het slachtoffer wil eerst hulpverlening;

ƒ Het slachtoffer geeft aan op de aangifte / het verhaal terug te komen;

ƒ Het slachtoffer ziet op tegen de belasting door het strafproces;

ƒ Het slachtoffer ziet op tegen de lange duur van het strafproces;

ƒ Het slachtoffer is bang dat de zaak het niet gaat halen.

Door een RC wordt als reden ook de angst voor represailles genoemd.

Een zedenrechercheur schat dat ongeveer de helft van de intakes een aangifte wordt; een ander komt tot een nog lager percentage. Een derde signaleert een tendens dat het aantal meldingen/informatieve gesprekken toeneemt en het aantal aangiften daalt. Meer slachtoffers zien dus af van aangifte.

In document Een keer is erg genoeg (pagina 65-68)