• No results found

Informatieverschaffing en informatief gesprek

In document Een keer is erg genoeg (pagina 61-65)

4.2.1 Juridisch kader

Het Europees Kaderbesluit schrijft in artikel 4(1) voor dat het slachtoffer vanaf het eerste contact met de politie toegang moet hebben tot informatie over:

ƒ hulpverleningsorganisaties en soorten hulp;

ƒ klachtmogelijkheden en klachtenprocedures;

ƒ de mogelijkheden van en voorwaarden voor het krijgen van bescherming;

ƒ in hoeverre het slachtoffer toegang heeft tot juridisch advies, juridische bijstand of een

andere vorm van advies;

ƒ de voorwaarden voor het krijgen van een schadeloosstelling.

De Aanwijzing slachtofferzorg geeft de politie een actieve informatieplicht. Alle slachtoffers moeten geïnformeerd worden over de gang van zaken volgend op de aangifte, over de mogelijkheden tot schadevergoeding en over slachtofferhulp. Voor sommige groepen slachtoffers gelden aanvullende

voorschriften. Zo moeten slachtoffers van mensenhandel worden gewezen op de B9-regeling48, en

slachtoffers van zedenzaken op de mogelijkheid van een HIV-onderzoek49. In zedenzaken en in

mensenhandelzaken moet de aangifte bovendien voorafgegaan worden door een informatief

gesprek, wat eventueel tijdens dezelfde sessie kan plaatsvinden50.

In het informatieve gesprek moet de politie uitleg geven over doel, status en consequenties van een aangifte en over de procedure, waaronder informatie over verjaring, bewijzen, hoger beroep e.d. Daarnaast moeten de verwachtingen die een aangever heeft ten aanzien van een politieonderzoek aan de orde komen. De politie moet het slachtoffer er verder op wijzen dat er mogelijk kritische vragen gesteld gaan worden (en waarom); dat de aangifte mogelijk op geluidsband wordt opgenomen (en waarom); dat het mogelijk is dat er meerdere verhoren zullen plaatsvinden; dat er later nog een verhoor bij de RC kan volgen; dat een zitting openbaar is; dat er mogelijk een medisch onderzoek zal moeten plaatsvinden; en dat mogelijk andere getuigen zullen worden gehoord. Ook de kans op vervolging moet aan de orde komen. Het slachtoffer moet bovendien gewezen worden op de mogelijke bijstand door een vertrouwenspersoon en op de consequenties van het doen van een valse aangifte.

Bij mensenhandel moet het slachtoffer een bedenktijd aangeboden krijgen. Reeds bij de geringste aanwijzing van mensenhandel dient de politie de vreemdeling te wijzen op de maximaal drie

48 De regeling in de vreemdelingencirculaire die slachtoffers van mensenhandel bedenktijd en een (tijdelijke) verblijfsvergunning biedt. Zie Aanwijzing mensenhandel.

49 Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik 50

maanden bedenktijd om zich te beraden of hij/zij aangifte wil doen dan wel op andere wijze wil

meewerken aan opsporing en vervolging51.

Volgens de betreffende aanwijzingen52 mag het slachtoffer een vertrouwenspersoon meenemen naar

het informatieve gesprek, maar gebeurt dit bij voorkeur niet (zie ook 4.4.4). Van het informatieve gesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt, waarin wordt aangegeven welke personen bij het gesprek aanwezig waren.

Wanneer het om kinderen gaat moet worden aangegeven dat deze ook moeten worden gehoord (kinderen van 4-12 jaar in de studio). Daarbij moet worden gewezen op de consequenties die dat voor een kind kan hebben en dat toestemming nodig is van de wettelijke vertegenwoordiger. Tevens moeten de alternatieven worden aangegeven (hulpverlening, civiele procedure).

4.2.2 De praktijk

Alle geïnterviewden benadrukken het belang van het informatief gesprek, juist ook met het oog op het bespreken van de consequenties van een aangifte: “Je moet eerlijk zijn, mensen niet blij maken met een dode mus”. Ook zijn de respondenten eensgezind wat betreft het belang om van te voren duidelijk te maken dat een strafprocedure zwaar is voor het slachtoffer, dat je het emotioneel aan moet kunnen en de strijd aan moet willen gaan. Wanneer je zelf niet heel sterk bent, moet je een stevig netwerk hebben en/of hulpverlening. De voor- en nadelen van het doen van aangifte komen volgens de politie in het informatieve gesprek expliciet aan de orde. Daarnaast wordt in het informatief gesprek door de geïnterviewde rechercheurs het belang van het vragen naar details en het stellen van kritische vragen uitgelegd. Wanneer geen aangifte volgt, stuurt de politie het verslag van het informatief gesprek soms naar het OM, maar een van de rechercheurs zegt dat hij nog nooit heeft meegemaakt dat de officier van justitie dit verslag in een zaak betrekt. Een geïnterviewde officier van justitie heeft wel een keer een verslag van een intake die niet tot aangifte leidde, gebruikt als steunbewijs in een andere zaak (‘loverboy’-zaak).

Welke informatie precies wordt gegeven verschilt. Een rechercheur zegt dat tijdens het informatief gesprek alleen wordt ingegaan op het politieonderzoek, niet op de rest van het strafproces. Een andere zegt dat er veel informatie over het vervolgtraject wordt gegeven: dat ze een onzekere periode tegemoet gaan die best lang kan duren, de beslissing over wel of niet vervolgen, de rol van het Openbaar Ministerie, en de mogelijkheid van een verhoor bij de RC. Een derde rechercheur heeft de indruk dat in andere regio’s dan de zijne de Aanwijzing inzake seksueel misbruik in de praktijk niet altijd volledig wordt toegepast. Zo zou in het landelijke formulier wat in de computer staat ten behoeve van het informatief gesprek niet alle informatie die je volgens de Aanwijzing moet geven opgenomen zijn.

Informatie over de consequenties van het doen van aangifte

Hoewel alle respondenten het belang onderschrijven van informatie over de consequenties van het doen van aangifte zodat het slachtoffer een weloverwogen beslissing kan nemen, maken sommige geïnterviewden kanttekeningen bij de wijze waarop dit in de praktijk gebeurt. Zo geeft een respondent van de politie aan dat in het informatief gesprek niet standaard wordt ingegaan op het verschil tussen het doen van aangifte en het afleggen van een verklaring. Ook gebeurt het volgens deze respondent in huiselijk geweld zaken wel dat ter plaatse een verklaring wordt opgenomen van een slachtoffer dat geen aangifte wil doen. De consequentie hiervan is echter dat het slachtoffer niet als aangever in het strafdossier terecht komt. Dit betekent dat zij dus ook niet wordt geïnformeerd over het verloop van het strafproces en de mogelijkheid tot voegen en het spreekrecht, en niet wordt verwezen naar Slachtofferhulp.

Het geïnterviewde slachtoffer van een roofoverval kan zich niet herinneren dat hij informatie heeft gekregen. Direct na het gebeuren heeft hij alleen een getuigenverklaring afgelegd, hem was niet verteld dat hij ook aangifte kon doen. Dezelfde dag heeft hij wel met een medewerkster van Slachtofferhulp gesproken. Later heeft hij alsnog op haar aanraden aangifte gedaan in verband met eventuele schadevergoeding:

51

Aanwijzing mensenhandel, onder verwijzing naar de illegalen nota van 23 april 2004 en hoofdstuk B9 van de vreemdelingencirculaire.

52

“Er is niet gezegd dat ik ook aangifte kon doen. Na een week belde de mevrouw van Slachtofferhulp ‘heb je aangifte gedaan? Ik heb toen het politiebureau gebeld, dat Slachtofferhulp had gezegd dat ik aangifte moest doen voor het Schadefonds. De politie zei toen ‘dan ben je geen echt slachtoffer, dan doe je het alleen maar voor het geld’. Ik wou toen bijna ophangen, ik was zo kwaad. Na veel gezeur mocht ik toen komen. Ik heb later wel een klacht ingediend, ik heb ook gelijk gekregen en ze hebben excuses aangeboden. (…) De politie heeft niet uitgelegd wat getuigen of aangifte betekende. Ik heb alleen mijn handtekening gezet. Er is niets uitgelegd, ik wist niet wat ik moest verwachten. Ik had wel verhalen gehoord van slachtoffers, ik dacht dat valt wel mee, maar dat valt dus niet mee. Later heeft de officier me wel dingen uitgelegd, maar bij de aangifte is alleen gezegd, u hoort wel van ons. Daarna hoorde ik helemaal niets meer. Gelijk na die overval heb ik wel bloemen van de politie gehad en een boek, omdat ik achter ze aan was gegaan. Dat vond ik erg goed. Maar als je dan daarna belt dat je aangifte wilt doen, word je uitgescholden dat je het alleen voor het geld doet.”

De vrouw die als minderjarige slachtoffer werd van seksueel misbruik, zegt dat ze wel gewaarschuwd is voor de consequenties van het doen van aangifte, maar dat ze het toch onderschat heeft:

“Er is wel tegen me gezegd dat het niet gemakkelijk zou zijn: ‘denk er goed over na’. Ik dacht dat ik sterk genoeg was, maar ik heb het onderschat. Het was tien keer zo heftig. Ik zou het nooit meer doen. Ik zou het anderen ook niet aanraden. De belangrijkste reden is dat je niet kan bevatten hoe erg het is en wat voor smerige dingen ze (de verdachte en zijn advocaat. MW/MdB) doen om jou onzeker te maken en onderuit te halen zodat je nog onzekerder wordt en nog meer slachtoffer.”

Ook het slachtoffer van mensenhandel werd gewaarschuwd, zij kreeg ook bedenktijd:

“In D kreeg ik twee mannelijke agenten. Die waren supergoed. Ze stuurden me in eerste instantie naar huis, ze zeiden het is een hele grote stap, je moet daar goed over nadenken. Ze waarschuwden me ook dat het zwaar zou zijn en dat is ook zo. Je moet echt alles ophalen, wat je eigenlijk voor jezelf al had achtergelaten. Maar ik wilde aangifte doen. Ik ben wel zes keer naar het politiebureau terug geweest om mijn verhaal te doen.Toen de aangifte klaar was, was ik ook klaar. Dan staat het op papier, dat kan je niet meer afgepakt worden. Het kostte moed om aangifte te doen, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Mijn vriendin heeft er niets mee gedaan, ik wel. Ik wilde hem laten boeten voor wat hij heeft gedaan”.

Een officier van justitie vindt dat van meet af aan een aangever duidelijk gemaakt moet worden dat het gehoord worden (bij de RC of op zitting) een consequentie is van aangifte doen:

“Dat moeten mensen zich realiseren; we kunnen niet de garantie geven dat dat niet gaat gebeuren”.

Een andere officier van justitie wijst er op dat het ook mogelijk is dat iemand geen aangifte doet, maar toch later als getuige wordt gehoord, bijvoorbeeld bij incest of het betasten door een leerkracht. Dit moeten mensen ook weten. Een rechter heeft de indruk dat de voorlichting tegenwoordig beter gaat, maar vraagt zich af of de politie wel altijd goed uitlegt wat de consequenties zijn en de haalbaarheid van de zaak bespreekt: “Vrijspraak kan een klap in je gezicht zijn”. Zij noemt het voorbeeld van een zaak van een man die aan de borsten van een vrouw had gezeten. Hij werd vrijgesproken omdat de opzet niet kon worden bewezen. Zij zegt daarover:

“Natuurlijk was het een vervelende ervaring voor de vrouw, maar soms moet je niet alles in slachtofferschap willen vertalen”.

Ondersteuners van slachtoffers geven aan dat in de praktijk het ‘eigen belang’ van de politie nog wel eens rol speelt bij de manier waarop de consequenties van het doen van aangifte worden geschetst. Vooral in mensenhandelzaken komt het voor dat de politie een verdachte die ze bijvoorbeeld al langer op het oog hebben, graag willen oppakken. Gevolg kan zijn dat er dan niet

uitgebreid wordt ingegaan op de nadelige consequenties die het doen van aangifte voor een slachtoffer kan hebben of dat de kans op het lang vastzetten/een veroordeling te rooskleurig wordt voorgesteld.

Zowel slachtofferondersteuners als slachtoffers geven aan dat aan slachtoffers niet altijd duidelijk wordt gemaakt dat een consequentie van het doen van aangifte is dat alle informatie in het strafdossier terecht komt, en dus door de verdachte gelezen (of afgeluisterd) kan worden. Janneke Daniels (slachtoffer seksueel misbruik) kwam hier op de zitting achter:

“Tijdens de rechtszaak heeft hij alle telefoonnummers en namen uit mijn dossier gekregen, zelfs iets wat ik off the record bij de politie had verteld. Hij heeft dat allemaal tegen mij gebruikt. Ik had bij de politie verteld naar aanleiding van de vraag of ik getuigen wist, dat ik bevriend was geweest met een oudere man. Dat contact was verbroken omdat hij verliefd op mij was geworden. Hij was toen 33 en ik was 17 jaar. Dat werd in de rechtszaak tegen mij gebruikt: dat ik met oudere mannen mee zou gaan. Daar heb ik me ook tegen moeten verdedigen. Hij moet de hele bandopname van het verhoor bij de politie gehoord hebben. Dat vond ik zo raar, dat dat zo kon. Ik snap dat hij mijn dossier in mag zien, maar niet die tape en alle telefoonnummers van mijn vriendinnen, terwijl ik geen inzage in zijn dossier heb. Ik begrijp niet dat hij alle persoonlijke gegevens van mijn vriendinnen kreeg.” Verwachtingen van het slachtoffer

De politie geeft aan in het informatief gesprek altijd de verwachtingen te bespreken die slachtoffers van de strafzaak hebben. Deze verwachtingen zijn niet altijd reëel: soms is een zaak juridisch niet te bewijzen, soms verwachten mensen voor relatief lichte vergrijpen enorme straffen. Zij merken op dat of een strafzaak voor het slachtoffer zinvol is mede afhangt van het doel wat het slachtoffer ermee voor ogen heeft. Niet elk slachtoffer heeft dezelfde verwachtingen. Voor sommigen is het bijvoorbeeld voldoende dat iemand op het politiebureau moet komen om gehoord te worden en dat hij geregistreerd staat. Het niet te hoog stellen van de verwachtingen geeft soms de doorslag toch aangifte te doen. Zij benadrukken dat het als politie belangrijk is niet te hoge verwachtingen te wekken: “Je zegt dus niet a la Law & Order ‘we gaan het oplossen’”. Zo moet je er duidelijk over zijn dat de kans op veroordeling niet groot is wanneer het bewijs problematisch is. Dit geldt vooral wanneer de verklaring van het slachtoffer het enige bewijs is. Een andere rechercheur geeft aan dat het regelmatig voorkomt dat tijdens een informatief gesprek blijkt dat een zaak verjaard is. Dat is vaak een grote teleurstelling voor mensen, maar het is wel belangrijk dat direct duidelijk is dat het strafrecht er niets mee kan.

Meerdere rechercheurs geven aan dat je tegelijkertijd er voor moet oppassen niet teveel te waarschuwen voor het strafproces en de belasting ervan. Slachtoffers ervaren dit als ontmoedigend en kunnen het interpreteren als dat de politie zich niet voor hun zaak wil inspannen. Soms kunnen slachtoffers achteraf ook blij zijn wel aangifte te hebben gedaan. Een rechercheur geeft als voorbeeld de zaak van een vrouw die verkracht was en na lang wikken en wegen besloten had om aangifte te doen. Twintig jaar geleden was ze ook verkracht; toen had ze geen aangifte gedaan. Dit slachtoffer vertelde aan de politie dat het doen van aangifte haar had geholpen er overheen te komen.

Het doen van valse aangifte

In het informatief gesprek wordt door de politie al aandacht besteed aan het mogelijk ‘vals’ zijn van de aangifte. Sommigen rechercheurs doen dit altijd, anderen alleen wanneer er aanleiding voor is. Een zedenrechercheur zegt juist vanwege de valse aangiftes bij voorbaat kritischer te zijn ten opzichte van aangevers. In het informatief gesprek maakt ze een inschatting van de zaak, en benoemt ze expliciet dat het doen van valse aangifte strafbaar is. Een andere zedenrechercheur geeft aan dat wanneer tijdens de intake bij de politie het idee ontstaat dat het een ‘raar’ verhaal is, er ook in de intake al wat kritischer wordt gevraagd, dat tegenstrijdigheden worden benoemd en dat in dat geval expliciet wordt verteld dat het strafbaar is om aangifte te doen van dingen die niet zo gebeurd zijn. Zij vermijdt daarbij zoveel mogelijk de term ‘valse aangifte’:

“Je moet oppassen dat je niet te snel de conclusie trekt dat een aangifte vals is. Onwaarschijnlijke verhalen kunnen waar zijn”.

Sindsdien zegt ze nooit meer dat ze iemand niet gelooft of dat iemand liegt. Wat ze wel doet is de onwaarschijnlijkheden benoemen, en om opheldering vragen. Een derde rechercheur geeft aan dat het belangrijk is mensen de ruimte te geven om op (een deel van) hun verhaal terug te komen:

“Daarbij moet je aangeven dat je dat waardeert, maar ook duidelijk zijn over wat de consequenties kunnen zijn van het wijzigen van een verklaring. Je moet ook duidelijk maken dat ook de eerste verklaring in het dossier opgenomen wordt”.

Volgens deze rechercheur voorkomt het snel herkennen en elimineren van valse meldingen secundaire victimisatie:

“Voorwaarde is wel dat je het respectvol doet, en mensen de ruimte geeft stijlvol terug te stappen”.

Bedenktijd voor het doen van aangifte

Slachtoffers krijgen altijd bedenktijd met betrekking tot het doen van aangifte. Door de politie wordt aangegeven dat het belangrijk is dat het slachtoffer het tempo bepaalt:

“Is het slachtoffer er niet aan toe, dan is ze er nog niet aan toe”.

Soms neemt de politie na 1 á 2 weken contact op om te horen of het slachtoffer wel of geen aangifte wil doen. In andere regio’s wordt het initiatief na het informatief gesprek bewust bij het slachtoffer gelaten: de politie mag geen aangiftes ‘werven’. Ook hier gebeurt het overigens wel eens dat er wel gebeld wordt, maar het beleid is om het niet te doen. Heel soms vindt de aangifte direct aansluitend op het informatief gesprek plaats. Dat gebeurt vooral bij wat lichtere zaken waarbij mensen al lang op een informatief gesprek hebben moeten wachten en heel zeker zijn dat ze aangifte willen doen.

De slachtofferondersteuners bevestigen dat er bedenktijd wordt gegeven tussen informatief gesprek en aangifte. Zij geven daarbij wel aan dat de duur tussen het informatief gesprek en de mogelijkheid om aangifte te doen (eerste verhoor) in de praktijk erg lang kan zijn. Vooral wanneer een afspraak die tijdens het informatief gesprek is gemaakt niet door kan gaan (omdat de rechercheur is verhinderd, of omdat het slachtoffer meer bedenktijd wil) blijkt het vaak moeilijk om alsnog op korte termijn een afspraak te maken voor het doen van aangifte.

Hoeveelheid informatie

De slachtofferondersteuners wijzen er op dat slachtoffers bij de politie vaak veel informatie in één keer krijgen. Omdat ze in een stressvolle situatie zitten, wordt lang niet alles opgepikt: “Het wordt wel gezegd maar dringt niet door”. Belangrijke informatie zou een aantal malen herhaald moeten worden en er zou meer schriftelijke informatie gegeven moeten worden naast de mondelinge informatie (niet in plaats van). Sommige informatie zou meer gedoseerd kunnen worden gegeven: niet alles hoeft al voor of bij de aangifte. Als voorbeeld geven zij het opvragen van gegevens bij een arts of therapeut van het slachtoffer. Informatie hierover kan heel goed later (zie ook 5.4.2). Ook een zedenrechercheur zegt zich ervan bewust te zijn dat slachtoffers eigenlijk teveel informatie krijgen tijdens de intake. Ze vertelt dit ook altijd aan slachtoffers en geeft aan dat ze altijd mogen bellen als ze iets vergeten zijn of meer willen weten.

In document Een keer is erg genoeg (pagina 61-65)