• No results found

De uitspraak

In document Een keer is erg genoeg (pagina 129-132)

9.2.1 Bewezenverklaring / vrijspraak

Juridisch Kader

Een feit kan alleen bewezen worden wanneer er sprake is van wettige bewijsmiddelen en de rechter de overtuiging heeft dat de verdachte het feit heeft begaan (art. 338 Sv). Het bewijs kan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige (art. 342 Sv).

Wanneer de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad de persoon die een verklaring tegenover de politie heeft afgelegd te (doen) ondervragen kan die verklaring toch meewerken aan het bewijs, indien de betrokkenheid van de verdachte bij het hem ten laste gelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij het steunbewijs betrekking moet hebben op de onderdelen van de belastende verklaring die door de verdachte worden betwist (HR 12 oktober 1999, NJ 1999, 827, aangehaald in Aanwijzing seksueel misbruik).

De praktijk

Een officier van justitie denkt dat het voor de meeste slachtoffers belangrijker is dat iemand voor de rechter moet verschijnen en dat er een veroordeling komt (bewezenverklaring), dan dat er een hoge straf komt. Erkenning dat het gebeurd is en dat er iemand voor ter verantwoording wordt geroepen is essentieel.

Een vrijspraak kan voor slachtoffers schadelijk zijn, vooral wanneer hun slachtofferschap daardoor miskend wordt. En voor slachtoffers is het helemaal onverteerbaar wanneer de vrijspraak het gevolg is van fouten of onzorgvuldigheden van justitie. Een officier noemt het voorbeeld van een zaak van een overval op een juwelier. Het vrouwelijk slachtoffer had bij een overval een mes op haar keel gekregen, en was toen dezelfde overvaller een paar weken later weer in de winkel kwam weggevlucht. De overvaller kwam achter haar aan, en stak haar buiten de winkel. Het OM had diefstal met geweld ten laste gelegd, maar de rechtbank sprak vrij van het geweld, omdat dit gen onderdeel van de overval was. Het steken was niet apart ten laste gelegd. Als OM valt dit bijna niet uit te leggen aan het slachtoffer, maar je moet dat toch doen, in alle openheid, om zo te proberen de schade nog wat te beperken.

9.2.2 Aard van de straf

Een aantal rechters merkt op dat slachtoffers straffen soms als te licht ervaren. Zo zegt een rechter:

“Slachtoffers willen graag dat er een gevangenisstraf wordt opgelegd. Een taak- of leerstraf wordt als licht ervaren”.

Een RC merkt ook dat slachtoffers straffen vaak als extreem laag ervaren, wat een aantasting van het rechtvaardigheidsgevoel meebrengt: “Al die moeite voor een werkstraf van 20 uur”. Dit geldt volgens hem in extreme mate voor verkeersdelicten. Volgens een officier vinden vooral slachtoffers in belagingszaken het vanwege hun veiligheid en rust wel erg fijn dat iemand lang vast zit. Een andere officier merkt op dat sommige slachtoffers juist vinden dat het belang van een therapie voor de dader voorop moet staan.

de ernst van het feit en het aangedane leed, maar op een geobjectiveerde manier en niet toegespitst op het individuele slachtoffer. Een andere rechter geeft aan dat het mogelijk is rekening te houden met de specifieke wensen van een slachtoffer door bijvoorbeeld een contactverbod of beperkingen op te leggen. Ook het toekennen van een schadevergoeding en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel is goed voor slachtoffers.

In dit kader wijst een rechter op het belang van verwachtingenmanagement en voorlichting: of en in hoeverre slachtoffers teleurgesteld zijn in een uitspraak hangt sterk samen met wat ze er van verwachten. Als voorbeeld geeft hij een zaak van een meisje dat aangifte had gedaan van verkrachting. Dat stuitte op bewijsproblemen omdat haar signalen dat zij niet wilde niet (voldoende) duidelijk waren geweest. De verdachte werd vrijgesproken, maar omdat aan het meisje van te voren duidelijk was gemaakt dat de kans daarop groot was en er ook achteraf de officier van justitie nog een gesprek met haar had gehad kon ze hiermee uit de voeten.

Een officier merkt op dat de meeste slachtoffers wel reële verwachtingen hebben van straffen. De slachtoffers hebben gemengde gevoelens over de uitspraak in hun zaak:

Martine Kroon’s rechtvaardigheidsgevoel is niet helemaal bevredigd (slachtoffer straatroof):

“Ik blijf het krom vinden dat iemand het niet toelaat om onderzoek naar hem te laten doen en daardoor geen tbs kan krijgen. De dader heeft uiteindelijk ook alleen een gevangenisstraf gekregen en geen behandeling. Het is een behoorlijk zware straf, 10 jaar, maar toch is het raar dat de dader zelf mag beslissen of hij 'normaal' is of niet. Hij zou behandeld moeten worden, of anders zo lang mogelijk veilig opgeborgen. In ieder geval zou hij onderzocht moeten worden, om de kans op herhaling uit te sluiten. Die kans is er nu levensgroot.”

Janneke Daniels (slachtoffer seksueel misbruik) heeft ondanks het feit dat de dader drie maal schuldig is verklaard (bij de rechtbank, in hoger beroep en in kort geding), een jaar moet zitten en een schadevergoeding moet betalen, niet het gevoel dat er recht is gedaan:

“Ik heb over het geheel het gevoel dat het allemaal niets heeft geholpen, dat hij over een tijdje weer doorgaat. Volgens mij heeft hij gewoon nog zijn trainingscentrum, alleen onder een andere naam. Het recht voor mij is dat er een stempel op zijn naam staat, dat je daar niet naar toe moet gaan. Zolang dat niet is opgelost heb ik niet het gevoel dat er recht is gedaan. Zolang hij zo’n stuk in de krant kan zetten, met zo’n zielig verhaal, weet hij het toch nog in zijn voordeel te draaien. Ik weet niet in hoeverre het goed loopt met zijn bedrijf verder. Aan de ene kant wil ik daar niets van weten, aan de andere kant…”

Angelique Jonkers (slachtoffer van mensenhandel) vindt vooral dat de rechter te gemakkelijk in zijn mooie praatje trapte:

“Uiteindelijk heeft de rechter hem vrijgesproken. Na twee weken belde de advocaat: ‘Hij

heeft gewonnen’. Dat heeft mij echt pijn gedaan. De rechter vond dat het niet bewezen was dat ik gedwongen was door hem om in de prostitutie te gaan werken. De officier stond zelf versteld, de agenten ook. De advocaat en politie zeiden: ‘het ligt niet aan jou. Hij heeft gewoon een vlotte babbel’. De politie zei, als we er geen zaak in hadden gezien, hadden we niet zoveel moeite gedaan. Het was wel een hard gelag, iedereen, stuk voor stuk, hebben ze heel veel moeite gedaan.(…) Dan hoor je het verhaal, loverboys pakken we aan. Ik vraag me af welke.”

Johan Hermans (slachtoffer roofoverval) vindt dat de straf zwaarder had gemogen:

“Zesendertig maanden vind ik te licht. Hij krijgt begeleiding, reclassering, wordt geholpen met afkicken. Hij wordt geholpen en ik moet het zelf uitzoeken. Ik hoop dat ze dit keer als hij vrij komt een busje sturen om hem op te halen naar de kliniek en de reclassering. Anders loopt hij straks weer rond, gaat het gewoon door. Anders is het gewoon zinloos.”

9.2.3 Lagere straf bij lange duur strafzaak

Voor slachtoffers is het moeilijk te begrijpen dat de lange duur van de strafzaak leidt tot strafvermindering, terwijl dat voor hen juist een extra lijdensweg betekent. Een rechter kan zich voorstellen dat dit voor slachtoffers onverteerbaar is:

“In de strafmaat houd je rekening met het aangedane leed, en in die zin zou je ook dan de lange duur kunnen meenemen, maar het werkt nu strafverminderend. Als rechter heb je wel de taak goed uit te leggen waar je rekening mee houdt, en waarom”.

9.2.4 Motivering van de uitspraak

Juridisch Kader:

De uitspraak moet met redenen omkleed zijn (art 349 e.v. Sv). Ook de beslissing op de vordering benadeelde partij moet worden gemotiveerd (art. 361 Sv).

De praktijk

Rechters geven aan dat de motivering van vonnissen de laatste jaren meer aandacht krijgt en dat ook vrijspraak over het algemeen beter wordt gemotiveerd:

“Wanneer er twijfel is moet je vrijspreken. Dat probeer je zo afgewogen mogelijk op te schrijven, waarbij je ook duidelijk probeert te maken dat vrijspraak niet wil zeggen dat het niet is gebeurd, maar alleen dat het niet bewezen kan worden”.

Een andere rechter stelt het nog wat scherper:

“Je kunt in het vonnis uitleggen dat vrijspraak niet betekent dat je twijfelt aan het verhaal van de aangeefster. Je kunt ook aangeven dat je wel denkt dat het op een bepaalde manier is gebeurd, maar dat het wettig bewijs er niet is”.

Een derde rechter geeft aan veel tijd te besteden aan de motivering van de straf en de vordering schadevergoeding: “In de strafmotivering laat je zien waarom het voor het slachtoffer vreselijk was; waarom het verwijt is gemaakt. Die erkenning is een vorm van mentale en morele genoegdoening” Eén rechter zegt de uitleg niet alleen ten behoeve van het slachtoffer te geven, maar ook zelf de behoefte te hebben om dit uit te leggen. Rechters merken wel op dat (nog) niet alle collega’s vrijspraken uitgebreid motiveren.

Slachtofferondersteuners hebben de ervaring dat vooral beslissingen met betrekking tot de vordering benadeelde partij (niet ontvankelijk verklaren, afwijzen vordering, niet toewijzen van schadevergoedings-maatregel) lang niet altijd worden gemotiveerd.

9.2.5 Informatie aan het slachtoffer

Juridisch Kader

Zolang geen gewoon rechtsmiddel is aangewend kan worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis. Aan een vordering van de officier van justitie of een verzoek van de verdachte of diens raadsman, strekkende om een verkort vonnis aan te vullen, wordt gevolg gegeven, indien de vordering of het verzoek binnen drie maanden na de uitspraak is gedaan. Aan een zodanig verzoek van de benadeelde partij wordt gevolg gegeven, tenzij daarmee geen redelijk belang is gediend (art. 365a en 365c Sv).

De voorzitter verstrekt desgevraagd een afschrift van het vonnis en het proces-verbaal der terechtzitting aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij verstrekking naar het oordeel van de voorzitter ter bescherming van de belangen van degene ten aanzien van wie het vonnis is gewezen of van de derden die in het vonnis of in het proces-verbaal worden genoemd, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan de voorzitter een geanonimiseerd afschrift of een uittreksel van het vonnis en het proces-verbaal verstrekken. Onder het vonnis zijn begrepen de stukken die aan de uitspraak zijn gehecht. Van andere tot het strafdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel verstrekt (art. 365 Sv).

De praktijk

wel op aanvraag. Dat geldt ook als hoger beroep is ingesteld: “Ik zou niet weten waarom niet”. Sommige officieren van justitie hebben na de uitspraak nog contact met slachtoffers. Ze geven dan informatie over de uitspraak en bespreken soms de mogelijkheid van hoger beroep.

Een officier geeft aan dat ze soms na de zaak een kopie van het requisitoir aan het slachtoffer geeft en/of een kopie van het vonnis. Naar haar ervaring helpt dat soms om de zaak beter te kunnen begrijpen of te verwerken. Ook is het van belang om open te zijn, ook wanneer zaken mis gaan. Als voorbeeld noemt ze een zaak van een overval, waarin het onderzoek knullig was gedaan. Tijdens het slachtoffergesprek was ze daar al open over geweest en had ze aangekondigd dat de zaak daar op de zitting op stuk zou lopen. Dat gebeurde ook. Toen ze achteraf alle stukken aan het slachtoffer gaf merkte ze dat die openheid erg gewaardeerd werd:

“Je doet de schade er niet mee teniet, maar zorgt wel dat die niet nog groter wordt.”

Slachtofferondersteuners melden dat slachtoffers lang niet altijd bericht krijgen van de uitspraak. Soms komt er na een half jaar een briefje. Als slachtofferadvocaat is het al helemaal moeilijk om het vonnis te krijgen. Soms wordt afgifte van het vonnis geweigerd als er hoger beroep is ingesteld.

In document Een keer is erg genoeg (pagina 129-132)