5. Analyse en resultaten
5.4 Onderlinge samenwerking
5.4.2 Wederzijdse verwachtingen
Tijdens dit onderzoek is ook gekeken naar onderlinge verwachtingen. Duidelijk wordt dat zowel het bedrijfsleven als het maatschappelijk middenveld van de gemeente verwachten dat zij bepaalde beleidsdoelen ten aanzien van duurzaamheid, en specifiek klimaatadaptatie, realiseert. Rooftop kan een instrument zijn om dit te bereiken, zo geeft Stichting A aan.
“Ze hebben agenda’s; Agenda Duurzaam, Agenda Groen. Daar staat in “we willen dit bereiken, we
willen dat bereiken”. Rooftop is als het goed is één van de instrumenten waarmee ze dat kunnen doen.
Dan zeg ik, maak nu en Rooftop mogelijk als nieuwe manier van werken, en twee, initieer zelf
initiatieven onder Rooftop, alleen of met anderen, het liefst met anderen, die bijdragen aan het behalen
van die beleidsdoelstellingen.”
In deze lijn wordt er door Stichting A, Bedrijfsactor E en Overheidsactor D gesproken over het bieden van ondersteuning door de gemeente aan ondernemers, maar ook aan het maatschappelijk middenveld en individuele burgers. Zo geeft de gemeente zelf aan dat het makkelijker moet worden om subsidie voor duurzame initiatieven aan te vragen. Ook wordt er momenteel gesproken over het beschikbaar stellen van de groengelden voor ondernemers. Nu kunnen deze alleen nog worden aangevraagd door overheidsinstellingen. In dit opzicht wil de gemeente dus meer ondersteuning aanbieden aan ondernemers die actief bijdragen aan het verduurzamen van Amsterdam.
“De gemeente wil dat het steeds makkelijker wordt [vergunningen, subsidies etc.] en dat allerlei
initiatieven van wie dan ook, ondernemers, verenigingen, dat die ondersteund worden.”
- Overheidsactor D
“Veel regelgeving die het niet heel makkelijk maakt om al dat groen maar uit te rollen. Heeft ook deels
met veiligheid te maken, dat is wel heel belangrijk.”
- Bedrijfsactor E
Hiernaast zou de gemeente een rol kunnen spelen door het creëren van bewustzijn
omtrent duurzaamheidsthema’s in de stad.
“Aanwakkeren van de publieke opinie, urgentie vergroten. De gemeente heeft meer overview en veel
connecties.”
- Bedrijfsactor E
De gemeente heeft immers een publieke functie en kan in die hoedanigheid bijdragen aan het vergroten van het bewustzijn onder Amsterdammers ten aanzien van de uitdagingen waarmee de stad te maken heeft op het gebied van klimaatveranderingen en verstedelijking. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat ook particulieren zich steeds meer bezig gaan houden met groene daken en gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van het dak van hun eigen huis. Dit zou een versnelling van de “vergroening” van het Amsterdamse daklandschap betekenen.
Het maatschappelijk middenveld geeft hiernaast aan dat de gemeente de nieuwe vorm van samenwerking, zoals deze binnen Rooftop bestaat en waarbij partijen op basis van gelijkwaardigheid opereren, moet steunen. Dit zou zij moeten doen, zo geeft Stichting A aan, door middel van geld en mankracht
“En dat is super ingewikkeld en het is ook heel eng voor de gemeente, en voor iedereen is het trouwens
spannend hoe het dan gaat, maar je boekt heel bijzondere resultaten en zo’n manier van samenwerken
is echt nodig als je echt wilt innoveren en iets nieuws wilt proberen, wat echt nodig is voor die daken.
Dus de gemeente moet gewoon zeggen “we weten niet wat de resultaten zijn, we weten niet wat er uit
gaat komen, misschien mislukt het wel, maakt niet uit, we gaan het steunen”.
- Stichting A
Hiernaast hebben overheidsactoren verwachtingen van voornamelijk het bedrijfsleven
ten aanzien van kennis over duurzame, multifunctionele daken en de ontwikkeling van gunstige verdienmodellen. Dit betreft de eerder besproken ontwikkeling van een business
case. Wat betreft eigen beweegredenen van bedrijfsactoren, verwachten overheidsactoren dat
deze partijen aan Rooftop deelnemen vanwege hun idealen en, niet heel verrassend, voor de groei van hun bedrijf. Dit wordt door alle overheidsactoren genoemd.
“Het bedrijfsleven stapt in om de koek groter te maken. [...] Het is niet zo dat we onze taartpunt groter
willen maken. Dat is heel hard werken. Het is veel makkelijker om de taart groter te maken.”
- Overheidsactor B
Vanuit de gemeente wordt ook gewezen op de grote, andere netwerken van zowel het
bedrijfsleven als het maatschappelijk middenveld welke kunnen worden ingezet voor het creëren van massa. Immers, alle actoren, ook de gemeente, willen zoveel mogelijk
Amsterdammers, van individu tot bedrijf, stimuleren iets te ondernemen op het gebied van groene daken. Stichting A spreekt hiernaast, net als Overheidsactor B, over het bedrijfsleven als belangrijke speler in het groter maken van de markt in groene daken. Dit betekent
Hiernaast draagt dit bij aan het “vergroenen” van het Amsterdamse daklandschap; een ambitie welke alle partijen binnen Rooftop delen. Ten aanzien van bedrijfspartners geeft Overheidsactor A hiernaast aan dat zij belang hecht aan een balans tussen “halen” en
“brengen”. Partijen uit het bedrijfsleven kunnen, zoals hierboven ook beschreven, profiteren van deelname aan Rooftop, maar moeten ook een bijdrage kunnen en willen leveren.
“Heel belangrijk is, is dat je partijen aan tafel krijgt die een eigen innovatie-agenda hebben. Dus die
zeggen “wij vinden het belangrijk om onszelf te ontwikkelen”. Dus je moet geen commerciële partijen
hebben die alleen maar komen halen. Je moet een combinatie van halen en brengen. Halen en brengen,
dat is belangrijk, er moet een soort balans tussen zijn.”
- Overheidsactor A
De bedrijfspartijen die betrokken zijn bij Rooftop hechten zeker belang aan financiële gezondheid en dus inkomsten, maar hebben hiernaast de ambitie om de dienst of het product dat zij leveren te blijven verbeteren en vernieuwen en hiermee bij te dragen aan de ambitie van een groen Amsterdams daklandschap. Bedrijfsactor C spant in dit opzicht de kroon. Dit bedrijf is zeer klein en op de vraag een balans tussen het belang van winst en idealen in percentages uit te drukken, geeft Bedrijfsactor C aan voor 95% te zijn gedreven door idealen ten aanzien van een duurzaam Amsterdam.
Of er binnen Rooftop onderling begrip bestaat tussen voornamelijk overheid en
bedrijfsleven is ook nagegaan in dit onderzoek. De algemene consensus op dit gebied is dat het voor betrokken partijen duidelijk is waarom andere partijen deelnemen aan Rooftop en wat hun belangen zijn. Dit komt naar voren in de hierboven beschreven onderlinge
verwachtingen. Echter, soms lijken overheidsactoren en bedrijfsactoren toch verder van elkaar af te staan dan wellicht gewenst. Dit lijkt vooral zo te zijn wanneer geldzaken ter sprake komen.
“Gemeente hebben vaak, en dat geldt overigens überhaupt wel voor niet-commerciële partijen, heel
weinig ideeën over hoe je een bedrijf moet leiden en wat daar bij komt kijken.” [...]. “Er wordt
bijvoorbeeld heel makkelijk gezegd, “ja maar voor jullie is dat een investering in de toekomst”, terwijl,
Kijk het fundamentele verschil is, voor een ondernemer is het zijn geld en voor een gemeente is het
altijd geld van een ander waar het over gaat en dat maakt dat er op een fundamenteel niveau een
verschil in samenwerking zit.”
- Bedrijfsactor A
“Heel open en plat netwerk van communicatie waar mensen elkaar dingen kunnen vragen. Ik kan
mensen bij Amsterdam bellen en mensen van Amsterdam kunnen mij gewoon bellen. De moeilijkheid is
dat het soms ook wel te veel gebeurd. Dat ik op een gegeven moment toch een keer moet aangeven; wij
kunnen vanuit hier advies uitbrengen, presenteren, projecten voorstellen, maar op een gegeven moment
moet ook hier de schoorsteen roken. Dat is een balans die je continu moet zoeken, dat is soms wel een
beetje spannend moet ik zeggen.” [...] Ik zit er in als techneut. Techneut praten nooit over geld. Ik zou
het liefst alle vragen naar beste kennis en kunde beantwoorden, maar ik wil ook salaris. Het gebeurt
weleens dat je een onderwerp meerder malen bespreekt en dan komt het niet tot een project. Het is
natuurlijk ook heel makkelijk voor de gemeente om bedrijven en kennisinstituten steeds uit te vragen en
op het moment dat er geld op tafel komt stoppen ze met vragen.”
- Bedrijfsactor B
Ook komt tijdens het gesprek met Bedrijfsactor A naar voren dat het voor hem als ondernemer makkelijker is om een andere ondernemer te begrijpen dan om de gemeente geheel te begrijpen.
“Die samenwerking is sowieso goed [tussen ondernemers]. Die is eigenlijk als bedrijven onderling nog
het makkelijkst om helder en zuiver te houden, want ja, onze belangen zijn gewoon helder. […].
Makkelijker dan met de gemeente, omdat je van de gemeente vaak het speelveld niet kunt overzien. Dus
ik weet gewoon voor de helft niet wat daar, er speelt zo veel bij zo’n gemeente en ook, het is zo’n
complexe wereld dat het voor ons vaak heel moeilijk is om precies te snappen, waarom slopen sommige
dingen wel en andere niet.”
- Bedrijfsactor A
Tegelijkertijd wordt er ook aangegeven dat een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen maakt dat actoren met diverse achtergronden naar elkaar toegroeien doordat op een gelijkwaardig niveau met elkaar gepraat wordt en men openstaat om van elkaar te leren.
“Juist in dit soort samenwerkingsverbanden zie je dat ondernemers en gemeente naar
elkaar toegroeien.”
- Bedrijfsactor B
“Zo’n samenwerking biedt wel een mogelijkheid om op een andere manier met elkaar te praten. Dus
als ik als ondernemer bij de gemeente kom met een bepaald verhaal, dan is het al heel snel “wat kom je
halen?”. Terwijl in zo’n samenwerking, omdat je langer met elkaar optrekt, omdat je hebt afgesproken
om samen te werken, gaat dat er een beetje af en heb je gewoon echt de ruimte om met elkaar te
spreken.”
- Bedrijfsactor A
Manieren om wederzijdse verwachtingen duidelijk te houden zijn onderling
vertrouwen, transparantie, openheid en eerlijkheid. Het aspect van onderling vertrouwen is eerder aan bod gekomen. Transparantie, openheid en eerlijkheid kunnen worden gerealiseerd door duidelijke communicatie en het, zoals Bedrijfsactor A aangeeft, helder houden van wederzijdse verwachtingen.
“Ik denk dat dat de essentie is. Dat je zo’n samenwerking alleen maar goed kunt doen op het moment
dat je transparant bent en blijft en ook de wederzijdse verwachtingen heel helder houdt. Dat heeft met
vertrouwen te maken en ook veel met openheid en eerlijkheid.”
- Bedrijfsactor A