• No results found

5. Analyse en resultaten

5.4 Onderlinge samenwerking

5.4.3 Struikelblokken en mogelijke oplossingen

Zoals inmiddels naar voren is gekomen, staan alle actoren positief tegenover een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen. Echter, een dergelijk

samenwerkingsverband is vanwege haar complexiteit en de vele verschillende, soms botsende, visies en werkwijzen van actoren ook gevoelig voor valkuilen. Leren, zoeken en experimenteren staan dan ook centraal. Immers, binnen Rooftop bestaat de wens om op een vernieuwende manier samen te werken en dat gaat met vallen en opstaan.

Zo blijft wederzijds begrip en respect, voornamelijk tussen overheid en bedrijfsleven,

Zo geven ondernemers, zoals eerder besproken in paragraaf 5.4.2, aan dat de gemeente nog weleens om kennis en informatie vraagt, terwijl hier geen financiële vergoeding tegenover staat. Dit maakt dat ondernemers zich soms in een enigszins benaderde situatie bevinden, omdat door het werk voor Rooftop eigen projecten in het gedrang komen. Dit zullen zij in een dergelijk geval zelf moeten aangeven, zoals bedrijfsactoren ook duidelijk maken in de

interviews. Dit komt bijvoorbeeld naar voren in het citaat van Bedrijfsactor B op pagina 51.

In het kader van tot nu toe voorgekomen moeilijkheden in de samenwerking tussen de

verschillende betrokken partijen binnen Rooftop, spreekt Bedrijfsactor C van een

vertrouwensbreuk tussen hem en de gemeente Amsterdam. Bedrijfsactor C is medeoprichter van Bedrijf A, maar is niet meer actief binnen dit bedrijf. Echter, destijds als zijnde

werknemer van Bedrijf A, is Bedrijfsactor C voor langere tijd in gesprek geweest met de gemeente over een samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van multifunctionele, duurzame daken. Het vertrouwen in de gemeente is geschaad toen de gemeente vervolgens met een ander bedrijf in zee ging.

“We hebben onze kop er afgewerkt [in Bedrijf A] en anderhalf jaar geleden word ik gebeld door de

gemeente “we hebben daken, kunnen jullie daar advies geven over zonnepanelen en groen”. Ik zei

“nou zie je, leuk, ze vragen onze deskundigheid nog een keer”. Betaald advies, want dat mag de

gemeente allemaal doen. Ik kom langs, liggen daar allemaal groene daken. Ik denk “hè, ik spreek ze

nog wel regelmatig”. Ik zei tegen Bedrijfsactor A “ik sta hier op een groen dak, dat hebben jullie toch

niet gelegd?”. “Nee, nee, dat heeft die [installatiebedrijf] gedaan.”. Ik zeg “maar wij hebben toch

samen een band? We zitten allebei in Amsterdam. Wij kregen niets en zij gewoon hun

ambtenarensalaris, en waarom is dit groen dan uitgevoerd?”. “Ja, ja”. Nou goed. Een wethouder van

de gemeente.”

- Bedrijfsactor C

“Ik vind het heel gênant dat wij in Amsterdam, je probeert eigenlijk een samenwerking aan te gaan. Nu

zijn ze verplicht om het aan te besteden. Wat aan de ene kant logisch is, want het geeft voor de burger

het idee “het is geen vriendjespolitiek”, maar vriendjespolitiek kan ook betekenen dat vriendjes heel

goed zijn en als ze allebei eerlijke prijzen vragen, wat is er dan verkeerd aan vriendjespolitiek? De

burger die mij een opdracht geeft is ook vriendjespolitiek. Die kan zeggen “ik vind jou gewoon een

leuke vent, ik ga geen offerte vragen”.

Ook maakt Bedrijf C deel uit van Rooftop, maar blijkt uit het gesprek met Bedrijfsactor C dat hij nooit is uitgenodigd voor gesprekken tussen de partijen.. Dit maakt dat Bedrijfsactor C zicht verongelijkt voelt, ten opzicht van zowel de gemeente als Rooftop. Op dit vlak zijn verder geen handelingen uitgevoerd om deze situatie te veranderen. Ook niet door Bedrijfsactor C zelf.

Wederom komt hier het belang van goede, duidelijke, onderlinge communicatie naar

voren. In deze lijn is bij het opstarten van Rooftop een zogeheten ‘monitorend team’ opgezet. Dit team bestaat uit Bedrijfsactor E en een andere bedrijfsactor met wie het niet mogelijk is geweest te spreken. Zij zijn voor deze functie aangewezen door Overheidsactor A. Deze partijen zijn inhoudelijk niet betrokken bij Rooftop en zijn als monitorend team in het leven geroepen om, wanneer nodig, in gesprek te gaan met individuele partijen binnen Rooftop. De taken van het monitorend team zijn het houden van toezicht op financiën en de ontwikkeling van een business case. Hiernaast heeft het monitorend team begeleid in de zoektocht naar een gedeelde agenda en in conflictbemiddeling. Verder is in het begin enigszins een structuur aangelegd . Zo werd er bijvoorbeeld een voorzitter aangewezen voor tijdens vergaderingen. Ook spreekt Bedrijfsactor E over een rolverdeling tussen zogeheten “verkenners” en

“bouwers”. Verkenners zouden degenen moeten zijn die in de gaten houden wat interessante partijen zouden kunnen zijn om mee samen te werken en wat projecten zijn waar Rooftop zich bij aan zou kunnen sluiten. De bouwers zouden dit vervolgens moeten oppakken en vertalen naar concrete projecten en advies. De eerste groep zou bestaan uit Bedrijfsactor A, Overheidsactor A, Overheidsactor B en een bedrijfsactor welke niet is geïnterviewd voor dit onderzoek. De twee stichtingen zouden de groep verkenners vormen. Echter, deze

rolverdeling is momenteel niet aanwezig binnen Rooftop. Deze termen zijn verder ook niet gebruikt door andere respondenten. Ook is het monitorend team niet meer actief binnen

Rooftop. Dit vanwege de nieuwe invulling van Rooftop welke Rooftop Light wordt genoemd.

Hier wordt verder op ingegaan in subhoofdstuk 5.5.