• No results found

7. Discussie

7.1.3 Fase drie in de transitie naar een duurzame samenleving

In hoofdstuk 3 werd gesproken over vier fasen van transitie: de pre-ontwikkeling fase, de take-off fase, de versnellingsfase en de fase van stabilisering (ibid.: 19). Wanneer wordt gekeken naar de algemene tendens van toenemende aandacht voor

duurzaamheidsvraagstukken in de samenleving, kan worden gesteld dat we ons momenteel in fase drie, de versnellingsfase bevinden. In deze fase vindt een versnelling plaats van

veranderingen in het maatschappelijk systeem. Dit houdt in dat er structurele verandering zichtbaar zijn op sociaal-cultureel, economisch, ecologisch en institutioneel niveau. Ook bestaat er beïnvloeding van veranderingen op deze verschillende gebieden.

Hiernaast kenmerkt deze fase zich door collectieve leerprocessen, diffusie en inbedding van deze veranderingen (ibid.: 19). Onder zowel burger als bedrijfsleven, overheid en

maatschappelijk middenveld is een toename in interesse en participatie in

duurzaamheidsthema’s zichtbaar. Dit laat een initiatief als Rooftop goed zien. Een initiatief waarvoor ondanks een blijvende zoektocht naar de invulling ervan, toenemende aandacht bestaat in allerlei delen van de samenleving.

7.2 Verwachtingen en uitkomsten

Hoewel mijn interesse vanaf het begin van dit onderzoek al uitging naar publiek-private samenwerking op het gebied van duurzaamheid, lag één van mijn focuspunten op het concept van eco-ondernemerschap. Zo leek het mij interessant om de bij Rooftop betrokken eco- ondenemers te typeren aan de hand van Linnanen’s typologie (2002). Linnanen maakt een onderscheid tussen vier ideaaltypen eco-ondernemer: ‘de zelfstandig ondernemer’, ‘het non- profit bedrijf’, ‘de opportunist’ en ‘de succesvolle idealist’ (Linnanen 2002: 78-79). Echter, naarmate mijn veldwerk vorderde werd duidelijk dat het maken van een dergelijk

onderscheid voor een onderzoek naar mijn casus, Rooftop, niet heel relevant is. Wel heb ik het onderwerp kort belicht in subhoofdstuk 2.3, maar hoewel het feit dat er eco-ondernemers betrokken zijn bij Rooftop iets zegt over de manier waarop het bedrijfsleven betrokken is bij dit initiatief, idealen spelen hierin een rol, is het voor de probleemstelling in dit onderzoek niet zeer relevant om dit concept verder uit te diepen door het maken van een typering. Concepten waar uiteindelijk de focus op is komen te liggen zijn publiek-private

samenwerking en transitiemanagement. Voor onderzoek naar deze onderwerpen leent de casus Rooftop zich goed. Immers, er is sprake van samenwerking tussen overheid en

bedrijfsleven waarnaast ook het maatschappelijk middenveld actief is. Ook is er een duidelijk doel, het verduurzamen van Amsterdam, welke goed past binnen de gedachte van

transitiemanagement.

Hiernaast was mijn intentie om uitgebreider gebruik te maken van de voor dit

onderzoek geselecteerde beleidsdocumenten. Echter, gedurende mijn onderzoek kwam ik erachter dat de data afkomstig uit mijn interviews relevanter waren voor het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag. Wel heb ik deze beleidsdocumenten gebruikt om er achter te komen welke beleidsdoelstellingen de gemeente Amsterdam heeft op het gebied van duurzaamheidsvraagstukken.

Verder ben ik het onderzoek ingestapt met open blik en heb ik getracht de rode draad in mijn data te vatten en daar handen en voeten aan te geven door het gebruik van relevante literatuur.

7.3 Beperkingen

Dit onderzoek omvat een relatief groot onderwerp; publiek-private samenwerking als onderdeel van transitiemanagement ten aanzien van het verduurzamen van de stad Amsterdam. Hoewel er een casus is gebruikt om dit onderwerp concreet te kunnen onderzoeken, is deze casus beperkt. Ik heb een groot deel van de betrokkenen bij Rooftop kunnen interviewen, maar dit aantal van respondenten blijft gering. Om grotere uitspraken te kunnen doen over publiek-private samenwerking als onderdeel van transitiemanagement in Amsterdam zouden meer van dergelijke initiatieven moeten worden onderzocht.

Hiernaast ligt de nadruk in dit onderzoek op de empirische data gegenereerd uit de

afgenomen interviews. Dit maakt dat de gedane beleidsanalyse onderschikt is aan

deze methode van onderzoek. Hier is absoluut aandacht aan besteed, maar wellicht kan er een nog beter begrip worden verkregen van het gemeentelijk beleidsdiscours van de afgelopen jaren en nu, wanneer een uitgebreidere beleidsanalyse was uitgevoerd. Echter, dit lag niet binnen de mogelijkheden van dit onderzoek. Dit heeft voornamelijk te maken gehad met een beperkte tijd. Verder is in dit onderzoek verantwoording afgelegd voor de keuze van de gebruikte beleidsdocumenten. Deze beschouw ik als informatief en zeer bruikbaar.

7.4 Suggesties voor vervolgonderzoek en praktische aanbevelingen

Zoals in subhoofdstuk 7.3 wordt genoemd is in dit onderzoek slechts één casus bestudeerd wat dit onderzoek beperkt. Om een nog beter begrip te krijgen van transitiemanagement in de praktijk en het verloop van publiek-private samenwerkingsverbanden die betrekking hebben op het verduurzamen van steden, zou het zeer interessant zijn om nader onderzoek uit te voeren waarbij casussen binnen een dergelijk onderwerp met elkaar worden vergeleken. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat zowel overheid als bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld nog altijd zoeken naar de best werkende formule voor samenwerking tussen partijen met verschillende achtergronden. Door meerdere casussen met elkaar te vergelijken zou meer duidelijkheid kunnen worden geboden wat betreft publiek-private samenwerking binnen praktijken van transitiemanagement..

Naast deze suggestie op het gebied van onderzoek kan ik naar aanleiding van dit onderzoek verschillende aanbevelingen doen op het gebied van transitiemanagement en publiek-private samenwerking. Al kijkend naar de route die Rooftop tot nu toe heeft afgelegd, wordt duidelijk dat goede, geregelde en respectvolle onderlinge communicatie van groot belang is. Wanneer partijen met verschillende achtergronden willen samenwerken, is het noodzakelijk dat men openstaat voor andere ideeën en werkwijzen. Dit betekent dus dat men open moet staan om van elkaar te leren. In deze lijn kan een monitorend team bestaande uit inhoudelijk niet betrokken partijen, zoals aanwezig was binnen Rooftop, een positieve

bijdrage kunnen leveren aan een transitie managende PPS-constructie. Vanwege de diversiteit aan partijen binnen een dergelijke constructie, denk aan Rotmans’ multi-actornetwerken, zou eventueel onderling onbegrip kunnen leiden tot fricties.

Hiernaast lijkt een bepaalde mate van structuur en een bijbehorende agenda een

positieve invloed te kunnen hebben op de ontwikkeling van concrete projecten. Waar in het geval van Rooftop in 2014 nog enkel concrete projecten op de agenda stonden, is dat momenteel niet zo. Uit verschillende gesprekken met betrokken partijen kan worden opgemaakt dat het werk binnen Rooftop momenteel vrijwel stil ligt. Dit betekent dat het gevaar bestaat dat dit netwerk een stille dood sterft. Om de gezamenlijk energie niet te verliezen en concrete stappen te maken op het gebied van groene daken, is het aan te raden om op zijn minst enkele concrete plannen te maken voor het komende jaar. In het geval van

Rooftop betekent dit bijvoorbeeld het bijwerken van de website. Ook kan worden gekeken

welke potentiele groene dakprojecten onder de vlag van Rooftop kunnen worden geschaard. Een vliegende start is gemaakt, maar nu is het de kunst om deze energie vast te houden.