• No results found

Het staat vast dat men voor het opmaken van een index niet alle

geselecteerde variabelen kan gebruiken. Immers sommige variabelen zijn redundant of bepaalde vissoorten worden overgewaardeerd. Om de meest

relevante variabelen te selecteren doen we beroep op statistische analyses (PCA) waardoor de redundante variabelen en zij die weinig informatie

leveren kunnen geweerd worden. Naast deze analyses beschouwen we ook ecologische criteria en wordt er rekening gehouden met de kaderrichtlijn water.

In een eerste stap werden de variabelen (gekwadrateerde waarden) per biologische criteria bekeken.

Tabel 2.22. (bijlage 10) geeft de bijdrage weer van de verschillende componenten van een PCA gedaan met de variabelen behorend tot het

biologisch criterium soortenrijkdom en samenstelling. Figuur 2.30. (bijlage 10) geeft de biplot van de bewuste analyse.

Tabel 2.23. (bijlage 10) geeft de bijdrage weer van de verschillende componenten van een PCA gedaan met de variabelen behorend tot het

biologisch criterium visconditie en abundantie. Figuur 2.31. (bijlage 10) geeft de biplot van de bewuste analyse.

Tabel 2.24. (bijlage 10) geeft de bijdrage weer van de verschillende componenten van trofische compositie en habitatgebruik. Figuur 2.32. (bijlage 10) geeft de biplot van de bewuste analyse.

Er werd ook een PCA uitgevoerd op combinaties van de verschillende criteria (tabel 2.25. (bijlage 10) en figuur 2.33. (bijlage 10)) hierbij werden de eerste drie assen beschouwd (69% van de variatie werd door de eerste drie assen verklaard).

Uit deze analyses werden per biologisch criterium variabelen geselecteerd op basis van hun bijdrage tot de variatie (• 5HGXQGDQWHYDULDEHOHQ werden vergeleken en de meest relevante weerhouden. Zo werd gekozen voor totaal aantal soorten i.p.v. aantal lokale soorten omdat beide variabelen bijna evenveel bijdragen tot de variatie. Verder waren we ook van mening dat de exotische soorten anders teveel gepenaliseerd werden. Toch werden ook enkele variabelen geselecteerd die minder bijdragen tot de variatie

maar die dan wel door de kaderrichtlijnen werden voorgesteld (grote

klassen) of die toch een belangrijke verstoring (Migratie waarde typische soorten) kunnen weergeven.

In totaal werden 11 variabelen weerhouden. Deze behoren tot verschillende biologische criteria en worden door antropogene verstoring beïnvloed. Tabel 2.26. geeft deze variabelen en hun verwachte reactie bij verstoring weer. Tabel 2.19. (bijlage 8) geeft voor iedere locatie de berekende

parameterwaarde.

Tabel 2.26. Geselecteerde variabelen met verwachte respons bij verstoring

Variabelen Verwachte respons

MNSTOT Totaal aantal soorten MANBIOM Biomassa (g/m²)

MANTYPS Typische soorten waarde MPIINVT % invertivore individuen MANSWI Shannon-Weaner index MANGKW Grootte klasse waarde MNSBEN Aantal bentische soorten MPIGESP % gespecialiseerde paaiers MPIOMNV % omnivore individuen MNSLIMN Aantal limnofiele soorten

MANMIGW Migratie waarde typische soorten

Op de gestandaardiseerde waarden van de geselecteerde variabelen werd een PCA uitgevoerd teneinde de relatieve bijdrage van iedere variabele te bepalen. Tabel 2.27. geeft de bijdrage aan variatie voor de beschouwde variabelen.

Tabel 2.27. Component Matrix van de geëxtraheerde componenten van de PCA met 11 geselecteerde variabelen (Extractie methode: principale componenten analyse)

Variabele Component 1 Component 2

MPIGESP ,614 -,706 MPIOMNV -,736 ,554 MANBIOM ,712 ,186 MPIINVT ,744 -,453 MANMIGW ,748 ,239 MANGKW ,642 4,503E-02 MNSTOT ,819 ,543 MANTYPS ,633 -,631 MANSWI ,759 ,392 MNSBEN ,845 ,369 MNSLIMN ,263 ,694

Onderstaande figuur 2.34. geeft de biplot van de uitgevoerde analyse

Figuur 2.34. PCA biplot voor de geselecteerde variabelen (gestandaardiseerde waarden)

Uit deze analyses blijken alle variabelen bij te dragen tot de variatie (eerste en tweede as verklaren 72.2% van de variatie). Sommige variabelen liggen in de biplot dicht bijeen maar gezien ze gegevens van verschillende vissoorten weergeven leidt dat niet onmiddellijk tot problemen.

+HWEHSDOHQYDQGHJUHQVZDDUGHQYDQGHJHVHOHFWHHUGHYDULDEHOHQ

,QOHLGLQJ

De absolute waarden van de variabelen kunnen niet gebruikt worden voor het berekenen van de index. De variabelen hebben nl. verschillende eenheden en hebben verschillende absolute waarden. Het aantal soorten kan variëren van 0 tot 26 terwijl het percentage gespecialiseerde paaiers schommelt tussen 0 en 100%. Daarenboven evolueren variabelen verschillend, zo nemen bij toenemende verstoring sommige in waarde toe (% omnivoren) andere nemen af (aantal bentische soorten). Door de parameter gegevens om te zetten naar een gemeenschappelijke scorebasis kan men dit probleem oplossen. In principe komt het hierop neer dat elke parameter, gebaseerd op de verwachte waarde die hij zou hebben bij een onverstoorde locatie met dezelfde grootteorde in Vlaanderen, een score krijgt. Vanuit deze visie wordt het toekennen van scores (grenswaarden) gebaseerd op een referentie gekenmerkt door een hoge biotische integriteit. De referentie habitat moet natuurlijk zijn en wat betreft morfologie en dimensies vergelijkbaar zijn. De habitat moet gelegen zijn in dezelfde regio en vrij van menselijke invloeden.

Een dergelijke habitat bestaat niet in Vlaanderen noch in de omringende landen. Een oplossing bestaat in het opstellen van een referentie op basis van historische gegevens. De nauwkeurigheid en bruikbaarheid van de gegevens vormen echter een groot probleem. De meeste gegevens bevatten slechts informatie over aan- en afwezigheid van bepaalde soorten. Dergelijke bronnen zijn onbruikbaar voor het opstellen van een index. Daarom zijn we in Vlaanderen gedwongen om op een andere wijze de grenswaarden vast te leggen.

Er bestaan geen uniforme regels voor het bepalen van score criteria. In een hypothetische dataset waar we 1/3 ongerepte, 1/3 middelmatig verstoorde en 1/3 sterk verstoorde locaties hebben kan de grenswaarde van elke score bepaald worden door elke parameterwaarde te delen bij het 33ste en 67ste

percentiel. In werkelijkheid wordt het landschap en de gemeenschappen

Component Plot

Component 1 1,0 ,5 0,0 -,5 -1,0 Compone nt 2 1,0 ,5 0,0 -,5 -1,0 mnslimn mnsben manswi mantyps mnstot mangkw manmigw mpiinvt manbiom mpiomnv mpigesp

eerder gehomogeniseerd ten gevolge van antropogene invloeden zodat de meerderheid van de locaties middelmatig tot slecht is. Meestal moeten daarom de grenswaarden van de middelscore verhoogd worden. Indien een natuurlijk breekpunt bestaat kan men deze als grenswaarde gebruiken (Karr en Chu, 1999).

Gezien de actuele situatie in Vlaanderen besloten we om de grenswaarden van onze variabelen vast te leggen op een gestandaardiseerde en wiskundige manier waarbij we gebruik maken van de actuele data. Het principe is een variatie op de trisectie methode (Didier, 1979, Life 97 ENV/B/000419, 2001). Met deze methode worden de parameter criteria aangepast aan beschrijvende factoren.