• No results found

Waterparagraaf

In document GEMEENTE HARDINXVELD- GIESSENDAM (pagina 32-36)

5. ONDERZOEKEN

5.2. Waterparagraaf

Algemeen

Op grond van de afspraak uit de startovereenkomst WB21 dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het

oppervlaktewater. Deze waterparagraaf bevat randvoorwaarden waaraan het plan moet voldoen. De inhoud van deze waterparagraaf is ontleend aan vooroverleg met Waterschap Rivierenland. De gemeente zal voor deze waterparagraaf nog een formeel Wateradvies aanvragen op grond van art. 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening.

Beleid

Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de Waterwet van de rijksoverheid, het

Waterhuishoudingsplan van de Provincie Zuid-Holland en het Waterbeheerplan van Waterschap Rivierenland.

Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn:

meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën die zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006):

• Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)

• Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)

De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Indien vasthouden niet mogelijk is, wordt neerslag geborgen in oppervlaktewater. De trits voor

waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigingen. Indien schoonhouden niet mogelijk is, worden schone en vervuilende bronnen gescheiden.

Proces van de watertoets

Op basis van vooroverleg met Waterschap Rivierenland is gebleken dat voor het voorliggende plan de verkorte procedure gevolgd kan worden en dat het opstellen van een waterhuishoudingsplan niet nodig is. Na het afronden van het bestemmingsplan wordt de vergunning aangevraagd.

De vergunningverlener toetst de aanvraag aan onder andere het Wateradvies.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

Oppervlaktewater

Om wateroverlast te voorkomen bij hevige neerslag is voldoende waterberging noodzakelijk. Door een toename aan verhard oppervlak neemt het waterbergend vermogen van de bodem af en stroomt het hemelwater versnelt af richting het open water.

Om extra belasting van het bestaande oppervlaktewater te voorkomen, wordt in het plan tegemoet gekomen aan de watercompensatieplicht die door het waterschap wordt opgelegd. Deze verplichting houdt het volgende in:

 Dempingen 100% compenseren (in nieuw open water);

 Toename verhard oppervlak compenseren middels een bergingsnorm met vrijstellingen.

Voor de bergingsnorm met vrijstellingen is het volgende afgesproken tussen gemeente en waterschap. Voor elke hectare toename aan verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie dient 436 m3 waterberging te worden gerealiseerd (randvoorwaarde), in eerste instantie door de aanleg van extra open water. Daarbij wordt het plan vrijgesteld voor de eerste 500 m2toename verhard oppervlak en – onder voorbehoud van afstemming met het waterschap - voor de bebouwing die in 2007 is gesloopt (466 m2). In het plan wordt voorts 128 m2open water

Het plan biedt echter zeer beperkte mogelijkheden om extra open water aan te leggen. De ontwikkelende partij werkt momenteel in samenspraak met de gemeente en het waterschap aan een passende oplossing, waarbij verschillende varianten worden onderzocht. Leidraad hiervoor is de volgende volgorde van voorkeur voor oplossingen:

1. Voorkomen/verminderen van extra verhard oppervlak door bijvoorbeeld het gebruik van half-verhardingen;

2. Berging op daken (vegetatiedaken);

3. Open water (Deze variant vormt momenteel het uitgangspunt voor het plan aan de overzijde van de Stationsstraat)

4. Ondergrondse berging Grondwater

In en om het plangebied is grondwateroverlast bekend. In samenspraak met het waterschap worden maatregelen genomen om wateroverlast ten gevolge van dit plan te voorkomen. Ingrepen voorkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het

grondwatersysteem verandert.

Momenteel vindt een uitwerking plaats van de randvoorwaarde dat het plan ‘hydrologisch neutraal gerealiseerd’ dient te worden. Dit betekent dat de ontwikkeling niet mag leiden tot een verslechtering van de

waterhuishouding (zowel oppervlaktewater als grondwater), dus behoud van de huidige kwaliteit of een verbetering daarvan. Eventuele negatieve effecten van de ontwikkeling op de waterhuishouding zullen in beeld worden gebracht en gemitigeerd/gecompenseerd.

Het waterschap verwacht dat in de huidige situatie de kwel 1 tot 2 mm per dag bedraagt. Wanneer ten gevolge van het plan de toename van kwel niet boven de 2 mm per dag komt, dan wordt voldaan aan het uitgangspunt ‘hydrologisch neutraal bouwen’.

Waterkwaliteit

Om de (grond)waterkwaliteit te waarborgen, zullen maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat afstromend hemelwater vervuild raakt.

Het streven is om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) te voorkomen.

Het plan ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

Hemelwater en riolering

Het plan krijgt een gescheiden rioolstelsel: een rioolstelsel voor hemelwater (hwa) en apart rioolstelsel voor vuilwater.

Het hemelwater binnen het plangebied zal doelmatig worden afgevoerd via het hwa riool (gescheiden stelsel) naar open water. Op dit moment wordt gedacht om de oplossing (open water) te realiseren langs het spoor in het verlengde van de parkeerplaats aan de noordzijde. Bij de planuitwerking wordt ernaar gestreefd het riool zoveel mogelijk te ontlasten.

Waterkeringen en dijklichamen

Het plan ligt niet binnen de kern- of beschermingzone van een

waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Het plan grenst aan de spoordijk. In de planvoorbereiding zal afstemming plaatsvinden met de beheerder van de dijk om de stabiliteit van de spoordijk te borgen.

Beheer en onderhoud

In het plan wordt in overleg met het waterschap gestreefd naar een adequate uitvoering en handhaving van het beheer en onderhoud.

Aan de noordkant langs de Stationsstraat ligt een A-watergang. Het onderhoud van het natte profiel wordt uitgevoerd door het waterschap.

De aanliggende eigenaren voeren het onderhoud uit tot de bodem. Op deze A-watergang is een beschermingszone van 5 meter aan beide zijden van toepassing. Deze beschermingszone zal verdwijnen op het moment dat de sloot gedempt wordt.

Natuur

Het plan ligt niet in een gebied met bijzondere natuurwaarden. Verstoring van natuurwaarden als gevolg van het plan worden daarom niet

aannemelijk geacht.

In document GEMEENTE HARDINXVELD- GIESSENDAM (pagina 32-36)