• No results found

‘Democratie door bommen?’ De witte letters steken fel af tegen de blauwe achtergrond van de sticker. Hij is op een lantarenpaal geplakt in de Nederlandse hoofdstad, te midden van vele andere stickers met leuzen en uitspraken erop. Het vraagteken suggereert twijfel: is het gebruik van geweld ooit te rechtvaardigen? Het zijn woorden van een twijfelaar, of wellicht zelfs tegenstander van humanitaire interventie. De vraag is in overeenstemming met de strekking van het vorige hoofdstuk, waar eveneens de efficiëntie van interventie bediscussieerd werd. Dit met oog op mogelijke gevaren dat een groeiend aantal interventies met zich meebrengt. Al lijkt een bepaalde situatie legitieme reden tot ingrijpen, men dient voorzichtig te werk te gaan bij humanitaire interventies. Hoewel deze boodschap weinig verdere uitleg behoeft, blijft nog open hoe dit in de praktijk gebracht kan worden. Wat wordt er verstaan onder ‘voorzichtig’ en wie bepaalt waar de grens ligt? Gelukkig hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden, daar menig onderzoeker en organisatie zich reeds met deze vragen heeft bezig gehouden. Dit heeft geleid tot enkele toetsingskaders waarbij, zoals al enkele keren is aangekondigd, R2P de meeste aandacht heeft ontvangen.

4.1.1 Theoretisch valide

Samengevat heeft R2P geleid tot de erkenning dat de internationale gemeenschap de verantwoordelijkheid heeft de mensheid te beschermen tegen bedreigingen. Hierbij is het niet relevant of de internationale vrede of zelfs de eigen veiligheid in gevaar is. Deze nieuwe norm probeert een tussenweg te vormen tussen ethische argumenten om in te grijpen en het moeizame juridische klimaat waarbinnen dit gebeurt. Internationale legale conventies en soevereiniteit worden niet verworpen, maar in dienst gesteld van het belang van de mensheid. Aanname door de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn belangrijke stappen geweest bij de evolutie van R2P.

Sommigen stellen dat de doctrine enkel tot doel heeft de weg tot interventie te vereenvoudigen. Het legitimeert de daad immers in meer gevallen (Newman 2009, p. 98). Dit is een vrij negatieve kijk op het document. Sterk aan R2P is juist het feit dat het humanitaire interventie legitiem verklaart in bepaalde situaties en tegelijkertijd eisen stelt aan de inzet van middelen. Het brengt doel en middelen van humanitaire interventie dus met elkaar in balans. Dat voert ons naar de tweede rij van het conceptuele model.

Ook de derde rij van het model is in dit hoofdstuk terug te vinden. In theorie is R2P de oplossing voor de gevaren die in het vorige hoofdstuk zijn opgesomd (ondermijning van de internationale rechtsorde, moral hazard, cultureel imperialisme, exploitatie, normalisering van geweld en de dreiging voor de internationale vrede). Bij elk criterium zal daarom worden benoemd welke problemen er in theorie mee voorkomen, verkleind of zelfs opgelost kunnen worden. Hiermee zou de thesis afgesloten kunnen worden, ware het niet dat er over het praktisch nut van R2P nog geen overeenstemming is gevonden (Luck 2008, p. 6, 9; Newman 2009, p. 92-93). In dit hoofdstuk wordt daarom eveneens de praktische bruikbaarheid van R2P getest door de criteria naast veel voorkomende praktijkproblemen te leggen. Hierbij kan worden gedacht aan de bezwaren rondom ongeautoriseerde interventie en het gebrek aan politieke interesse voor een bepaalde situaties. Door R2P gevoeliger te maken voor de praktijk kan de bruikbaarheid van de doctrine worden vergroot. Alvorens met dit alles gestart zal worden, komt kort de visie van R2P op specifiek militaire humanitaire interventies aan bod.

4.1.2 Militaire humanitaire interventie

Eind jaren ’90 bevond de internationale gemeenschap zich in roerige tijden en het is enigszins opmerkelijk dat R2P zoveel aandacht wist te vergaren. Het vertrouwen in humanitaire interventie als beschermheer van mensenrechten begon namelijk af te nemen nadat enkele negatieve ervaringen opgedaan waren. Zo riep de militaire actie van de NAVO in Kosovo vragen op omdat het ontbrak aan autorisatie door de Veiligheidsraad. Maar niet alleen de wijze van uitvoering werd in twijfel getrokken, er ontstond ook angst voor interventies. Het gemak waarmee Amerika de war on terror verklaarde en zich begon te bemoeien met het Iraakse regime maakte andere staten benauwd voor inmenging op hun eigen grondgebied. Het zou dus een logisch gevolg zijn geweest wanneer een doctrine die humanitaire interventie tracht te legitimeren regelrecht in de prullenbak zou verdwijnen. Niets is echter minder waar. Allereerst is dit te danken aan de steun van met name ontwikkelingslanden voor R2P, waaronder Argentinië, Guatemala, Chili, Mexico, Rwanda en Zuid-Afrika. Het document beperkte humanitaire interventie immers tot specifieke situaties waaronder genocide, wat een verzekering was voor zwakke staten dat zij niet zonder reden binnengevallen konden worden. Ook de inzet van ontwikkelaar Canada en hooggeplaatste VN-leiders als Kofi Annan in de vorm van conferenties, aanbevelingen en publicaties hield R2P op de internationale agenda (Newman 2009, p. 97).

De basisprincipes, fundering, onderdelen en prioriteiten van R2P zijn al eerder langsgekomen. Met betrekking tot specifiek militaire humanitaire interventies biedt het

toetsingskader eveneens een aantal principes waaraan gehouden zou moeten worden9. Allereerst moet er sprake zijn van een rechtvaardig doel. Militair ingrijpen blijft een uitzonderingsactie en enkel uitzonderlijk ernstige situaties bieden aanleiding tot interventie. Ten tweede zijn er voorwaarden waar aan voldaan moet worden alvorens een humanitaire interventie rechtvaardig verklaard kan worden. Juiste intentie, laatste redmiddel, proportionele middelen en redelijke vooruitzichten vallen hieronder, maar ook moet de opdracht tot interventie worden gegeven door een juiste autoriteit. Dit laatste criterium krijgt een belangrijke plaats binnen de doctrine, zichtbaar aan het gegeven dat er niet enkel een paragraaf maar een heel hoofdstuk aan gewijd wordt in het document van de ICISS. Tot slot worden er operationele principes genoemd; punten die aandacht verdienen bij een militaire humanitaire interventie maar niet per definitie als criteria gezien hoeven te worden. Zo moet het doel van de interventie duidelijk zijn, moeten alle partijen als eenheid opereren, mag geweld alleen gebruikt worden om te beschermen en nooit het enige middel zijn dat ingezet wordt en dient er goed te worden samengewerkt met humanitaire organisaties (ICISS 2001, p. XIII).

De implementatie van deze criteria in de praktijk laat nog te wensen over. Verscheidene cases uit het verleden hebben laten zien dat er praktische belemmeringen zijn bij de uitvoering van de richtlijnen. Zo bleek het Westen bijvoorbeeld niet bereid voldoende materialen aan te leveren voor vredesoperaties10 in Darfoer. R2P had dus minder overtuigingskracht dan verwacht. Anderen stellen dat het naïef is te verwachten dat de doctrine het buitenlands beleid van staten onmiddellijk zou beïnvloeden (Newman 2009, p. 92-93). Dit betekent niet dat R2P verworpen dient te worden. De criteria kunnen immers vatbaar worden gemaakt voor de praktijk en op deze manier een grotere bijdrage leveren aan het besluitvormingsproces dan het nu doet.