• No results found

Het waardeoordeel als doelstelling

In document De amateur argumenteert (pagina 37-40)

2. Waardeoordelen in de filmkritiek

2.1. Een essentieel onderdeel: Het waardeoordeel

2.1.1. Het waardeoordeel als doelstelling

Buiten de twee vormen van filmkritiek van Bordwell (1989) & Prammagiore & Wallis (2011) hebben filmcritici volgens Bordwell altijd de taak een beargumenteerd

34

waardeoordeel over de film te geven. Hans Beerekamp is ook van mening dat een filmrecensie altijd een waardeoordeel bevat. Door enige vorm van waardering te geven, laat de criticus volgens Beerekamp zien waar hij voor staat Een filmcriticus moet dus niet alleen informeren, maar ook waarderen. Prammagiore & Wallis (2011, p. 24) onderschrijven dit en noemen het de “evaluative claim” van de filmcriticus. Daarnaast maken zij ook onderscheid in zwakke en sterke “evaluative claims”. Een zwakke claim bevat geen argumenten om de evaluatie van de film te ondersteunen. Aan de andere kant bevat een sterke claim de argumenten die het waardeoordeel van de film ondersteunen. Vanzelfsprekend is de sterke claim beter onderbouwd, omdat lezers van de filmrecensie op deze manier kunnen nagaan of ze het eens of oneens zijn met de mening van de filmcriticus (Prammagiore & Wallis, 2011). Beerekamp beschrijft dan ook dat de ideale recensie een film zodanig beschrijft “dat de lezer er zelf ook een oordeel over

kan formuleren op basis van wat hij in de recensie leest, maar dat lukt lang niet altijd hoor. Maar dat is altijd wel het idee. Je moet informatie aandragen die zodanig is en ook een beetje fair en balanced moet zijn.” Door met uitgebalanceerde sterke claims te komen kan

de criticus er dus voor zorgen dat een lezer zelf een oordeel kan vormen over de film. Deze sterke claims worden volgens Beerekamp niet genoeg gemaakt door amateurs. “Nou, wat ik zie is dat mensen meer bezig zijn met hun eigen ei kwijt te kunnen

dan dat ze werkelijk iets willen bijdragen aan de filmcultuur.” Beerekamp maakt hierbij wel een duidelijk onderscheid tussen cinefielen en incidentele gebruikers. Ook vindt hij het belangrijk dat een recensent over bepaalde vaardigheden beschikt om duidelijke sterke claims te maken. “Het is wel zo denk ik, dat als je journalistieke en/of

wetenschappelijke vaardigheden hebt dat dat heel erg helpt bij het schrijven van uitgebalanceerde recensies. Een beetje het verschil tussen gelijktijdigheid en oorzakelijkheid”.

Een waardeoordeel bestaat dus altijd uit een “evaluative claim”. Regisseur & filmtheoreticus De Kuyper (1980), stelt dat naast een waardeoordeel ook een persoonlijke beschrijving altijd een onderdeel is in de filmkritiek. De persoonlijke beschrijving moet volgens De Kuyper (1980) uiteindelijk altijd in een waardeoordeel uitmonden. Beerekamp is ook voorstander van de persoonlijke beschrijving in een filmrecensie. “-Ik- mag wel eens terugkomen, zodat de lezer weet dat het een subjectief

35

uitgebalanceerde en relevante informatie te selecteren, moet de recensent volgens Beerekamp wel een “fair” oordeel geven over de film.

De selectie van de informatie die de criticus van belang acht, heeft volgens filmcriticus en onderzoek Peter Bosma (1991b) te maken met de taakopvatting van de criticus. Bosma onderscheidt twee soorten critici: “de keurmeester en de filmgids” (p. 133). De keurmeester gaat systematisch te werk en schrijft een “keuringsrapport” waarin hij nagaat hoe de film esthetisch in elkaar zit en hoe de maatschappelijke werkelijkheid zichtbaar is. Door deze uitkomst af te wegen op basis van eerdere ervaringen en inzichten van vergelijkbare films, kan de criticus volgens Bosma tot een waardeoordeel komen. De taakopvatting van “keurmeester” kan geschaard worden onder de ‘hoge’ cultuur (p. 133).

De tweede taakopvatting die Bosma de criticus als “filmgids”, noemt, kan onder de populaire cultuur geschaard worden. De “filmgids” schrijft een kijkverslag waarin het plot wordt naverteld en waarin hij zijn eigen waardeoordeel onder woorden brengt. Deze taakopvatting is voornamelijk gebaseerd op consumentenvoorlichting (p. 133).

Maar wat zijn dan de criteria waaraan de argumenten van een waardeoordeel aan moeten voldoen? En welke perspectieven worden gebruikt om tot een waardeoordeel te komen? In hoofdstuk 2.2. wordt dit toegelicht met behulp van het model van kritische waardeoordelen van filmcriticus en onderzoeker Peter Bosma.

2.2. Het model van kritische waardeoordelen

De onderzoeksvraag: Op welke wijze onderbouwen amateurrecensenten op IMDB

hun waardeoordeel over films?, kan beantwoord worden door recensies van amateurs op

IMDB, ook wel user reviews, te analyseren op argumentaties. De argumenten die de amateurrecensenten gebruiken om tot een positief of negatief waardeoordeel te komen, zullen onderzocht worden met behulp van het model van kritische waardeoordelen van Peter Bosma. Hij heeft een model opgesteld aan de hand van de literatuur van Boonstra (1979) dat uit drie perspectieven bestaat: Het esthetisch perspectief, het realistisch perspectief en het emotioneel perspectief. Elk van deze perspectieven bestaat weer uit een aantal subnormen. Deze normen helpen om argumenten binnen een perspectief te traceren. Door dit model toe te passen, kunnen uitspraken worden gedaan over de wijze van argumentatie van amateurrecensenten. Dit model en de drie bijbehorende perspectieven zijn een theoretische ordening. Bosma (1991b) waarschuwt dan ook dat

36

in de praktijk waardeoordelen vaak gebaseerd zijn op een mengvorm van de verschillende normen. Hans Beerekamp ziet dit in de praktijk ook vaak terug en beschrijft dat de ideale recensie alle drie de perspectieven bevat om tot een waardeoordeel te komen. Volgens de gelouterd criticus zijn de perspectieven noodzakelijke elementen in een recensie en zou er niet specifiek voor één perspectief gekozen moeten worden. In de volgende paragrafen worden de drie perspectieven uiteengezet en toegelicht.

In document De amateur argumenteert (pagina 37-40)