• No results found

Onder vreemde heerschappij. 1795-1813

In document Onze historie in woord en beeld · dbnl (pagina 97-107)

DE Patriotten waren geen oprechte vaderlanders. Eerst hadden zij Willem V schier van alle macht beroofd. Toen daarop de Pruisen onzen Stadhouder in zijn gezag herstelden, gingen vele Patriotten liever naar Frankrijk, dan zich aan den Prins te onderwerpen. De Franschen wilden in dien tijd van God en Zijn gebod weinig of niets meer weten. Zij riepen, dat alle menschen vrij en gelijk moesten wezen.

Men had vóór dezen standen, rangen, De menschen waren wijs of dom. Men had er korten en ook langen

En dik en dun en recht en krom. Maar nu! Nu zijn ze al te maal

Elkaar gelijk en glad als aal.

Zoo behoorden er, meenden de Franschen, ook geen Vorsten meer te zijn. Ja, zij waren goddeloos genoeg hun goeden Koning Lodewijk XVI op het schavot om het leven te brengen. En konden de Patriotten het met zulke koningsmoordenaars eens worden? O ja, zij verlangden zelfs, dat de Franschen een handje hielpen om Willem V weg te jagen. Nu, dat deden de Fransche broeders gaarne. Zij trokken over de bevroren rivieren ons land binnen en toen daarop onze Stadhouder heenging, geloofde men, dat er een gelukkige tijd voor ons volk zou aanbreken. In alle steden en dorpen werden vrijheidsboomen opgericht.

Men danste en sprong hand in hand en zong verheugd:

Komt burgers! Geeft elkaar de hand. De vrijheidsboom staat nu geplant! Hoezee! Wij allemaal

Zijn broeders, zijn egaal.

De vrijheidsboom.

De pret zou echter niet zoo heel lang duren. 't Bleek al spoedig, de vruchten van den vrijheidsboom bitter waren. De Franschen

hadden beloofd, ons ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ te brengen, maar 't leek er niets naar.

Hun vrijheid was maar slavernij; Hun broederschap een pralerij. Gelijkheid was er om te vechten. Zij waren Heeren, wij de knechten.

Na eenige jaren zouden we geheel moeten bukken onder het juk der vreemde heerschappij. De Franschen, die vele oorlogen voerden, hadden een dapper generaal,

Napoleon Bonaparte geheeten, welke zich in 1804 de keizerskroon op het hoofd

drukte en toen met ijzeren hand regeerde.

Napoleon Bonaparte.

niet te spotten viel. Toen hij in Frankrijk de baas was, duldde hij niet, dat in Nederland de burgers nog iets te zeggen hadden. Daarom zond hij in 1806 zijn broeder Lodewijk om over ons landje te regeeren.

Deze nieuwbakken Koning werd door ons volk niet bijzonder vriendelijk

ontvangen. Al spoedig zag men echter in, dat hij zoo kwaad niet was. Lodewijk was goedhartig van aard en kon geen lijden zien. Toen in 1807 te Leiden vele menschen door het springen van een kruitschip onder het neerstortende puin begraven werden, hielp hij zelf mee om de ongelukkigen te redden en te verzorgen.

Lodewijk Napoleon te Leiden.

Lodewijk was veel te goed voor ons volk naar den zin van den Keizer. Vooral kon Napoleon niet verdragen, dat zijn broer ons toeliet, handel met Engeland te drijven. Daarom dwong hij Lodewijk in 1810 ons land te verlaten. Toen werd ons vaderland bij het Fransche Keizerrijk ingelijfd en hadden we onze vrijheid geheel verloren. Ook onze handel ging teniet, want als onze kooplieden in stilte waagden, nog iets van de Engelschen te koopen, liet Napoleon de koopwaren op een hoop stapelen en verbranden.

Zoo diep was ons land weggezonken. Zoo laag viel ons volk, dat eens stond aan de spits der natiën en geëerd werd door geheel Europa!

De Engelsche koopwaren verbrand.

Maar ach, waar zijn die gouden dagen? Geboeid ligt gij verachtlijk neer. Wie zou zich aan uw redding wagen? Uw wimpel ziet geen zeeën meer! Gesloopt zijn uwe vest' en muren. Afhankelijk van nageburen, Wordt ge in uw eigen land bespot. Gewoon aan vreemde taal en zeden, Beweent ge in uw ontvolkte steden Uw val en droevig overschot.

Zoo zwaar werden we gestraft, omdat we God hadden verlaten en ondankbaar waren geweest jegens het Huis van Oranje.

XXIII. Onze verlossing. 1813.

Wat blij gejuich verwelkomt u aan 't strand, Oranje, bij uw komst in Nederland.

Oranjes terugkomst.

HET is 30 November 1813. Langs het strand en op de duinen te Scheveningen staat het zwart van menschen. Allen turen in zee en wachten op het schip, dat den zoon van onzen laatsten Stadhouder weer naar 't vaderland brengen zal.

Ha! Daar is het reeds. De Prins gaat met eenige heeren in een sloep en weinige oogenblikken later staat hij op den vasten wal. Welk eene vreugde!

Oranje is ons teruggegeven! Verbroken is het juk der schand Eu weer mag Nederland Als vrije Staat herleven.

Nu stapt de Prins in een open rijtuig en zoo rijdt hij te midden van eene juichende menigte naar 's-Gravenhage.

De Prins naar 's-Gravenhage.

Maar waren de Franschen dan al weg? Neen, zoover was het nog niet, maar toch had Napoleons macht een geduchten knak gekregen. In 1812 was hij met een leger van 600.000 man Rusland binnengetrokken. Tweemaal had hij de Russen verslagen en eindelijk het verlaten Moskou bezet. De Russen hadden echter hunne oude hoofdstad in brand gestoken, waardoor de trotsche Keizer tot den terugtocht genoodzaakt was.

Onderweg bezweken zijne soldaten bij duizenden door honger en koude, terwijl zij onophoudelijk door de Kozakken werden achtervolgd.

Deze kloeke Russische ruiters kwamen ook naar ons land en hielpen dapper mee om de Franschen van hier te verdrijven.

De Kozakken.

Zoo was dan het dierbaar vaderland weer vrij.

Holland groeit weer, Holland bloeit weer,

Hollands naam is weer hersteld. Holland, uit zijn stof verrezen, Zal opnieuw ons Holland wezen,

zong onze groote dichter Bilderdijk. Prins Willem werd onder den naam van Koning Willem I tot Souverein Vorst verheven en het scheen wel, dat ons land een gelukkige toekomst tegemoet ging. Nauwelijks echter was een jaar voorbijgegaan of we moesten opnieuw naar de wapenen grijpen om te strijden tegen Napoleon. Wel had de werelddwinger zijne kroon verloren en was hij op het eiland Elba gevangen gezet, maar op zekeren dag wist hij met 1100 soldaten te ontsnappen. Welk een schrik!

De leeuw was uit zijn kooi gekropen. Europa stond versteld!

In een ommezien was Napoleon weer te Parijs en evenals vroeger Keizer der Franschen. Opnieuw trok hij het zwaard uit de scheede om zoo mogelijk de verloren macht te herwinnen.

Reeds in Juni 1815 viel hij aan het hoofd van een groot leger in België. In de velden van Waterloo streed hij tegen de vereenigde Engelschen en Nederlanders. Onze troepen werden aangevoerd door den oudsten zoon des Konings.

De Prins weggedragen.

De Kroonprins voert zijne benden met bewonderenswaardige dapperheid den vijand tegemoet. Plotseling echter treft hem een kogel in den

linkerschouder. Uitgeput door bloedverlies zijgt de held neder en wordt van 't slagveld gedragen.

Tot laat in den avond duurt het slaggewoel voort. Onze troepen verdedigen zich met ongeëvenaarden moed. Toch begint eindelijk de kans hachelijk voor ons te staan en onze soldaten vreezen, dat zij zullen moeten bezwijken. Gelukkig, op dat beslissend oogenblik komen de Pruisen onze afgematte benden ter hulp en nu slaat het Fransche leger in wanorde op de vlucht.

Slag bij Waterloo.

Thans was het voor goed gedaan met Napoleons macht. Europa, en daarmee ook ons vaderland, was van den geweldenaar bevrijd.

In de velden van Waterloo is later een gedenkteeken opgericht ter herinnering aan deze heugelijke gebeurtenis.

XXIV. Drie Koningen.

In document Onze historie in woord en beeld · dbnl (pagina 97-107)