• No results found

Vragenlijst van de enquête

Inleidende vragen

1. Hoe zou u uw eigen organisatie classificeren? a. Gemeenten

b. Zorginstelling c. Welzijnsinstelling d. Woningcorporatie e. Anders, nl.

2. Met welke organisaties binnen het Wonen, Welzijn & Zorg domein heeft u te maken? a. Gemeenten

b. Zorginstelling c. Welzijnsinstelling d. Woningcorporatie

3. Geef op een schaal van 1 tot 5 (kleiner dan gemiddeld tot groter dan gemiddeld) aan hoe groot u uw organisatie inschat in vergelijking met andere organisaties binnen uw sector.

4. Hoeveel jaar is uw organisatie al actief in samenwerkingsverbanden met betrekking tot Wonen, Welzijn & Zorg?

5. In welke provincie bent u (hoofdzakelijk) werkzaam?

A. Specifieke deskundigheid

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

A1 Ik en mijn samenwerkingspartners hebben vaak elk een specifiek terrein waarop we werkzaam zijn A2 Ik bemoei mij niet graag met het terrein van mijn partners, zij hebben daar meer kennis en expertise in. A3 Ik heb liever niet dat partijen waar ik mee samenwerk zich ook met mijn terrein bemoeien.

A4 Elke partij moet doen waar hij goed in is, en zich niet begeven op een terrein waar men geen kennis in heeft.

A5 Elke partij moet zich ook met het terrein van haar samenwerkingspartners bezighouden, om op deze manier kennis en expertise over te kunnen dragen

A6 Als elke partij doet waar het goed in is, komt dit een project ten goede

A7 De specifieke deskundigheid van partijen zorgt voor een moeizame samenvoeging om tot een gezamenlijk project te komen

B. Doelstellingen

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

B1 Commerciële doelstellingen zijn belangrijk voor mijn organisatie B2 Maatschappelijke doelstellingen zijn belangrijk voor mijn organisatie B3 Commerciële en maatschappelijke doelstellingen gaan moeilijk samen

B4 Ik en mijn samenwerkingspartners binnen WWZ hebben vaak overeenkomstige of overlappende doelstellingen

B5 Het formuleren van concrete doelen bij een samenwerkingsproject is belangrijk B6 Doelstellingen worden vaak niet concreet, maar op een impliciete wijze geformuleerd. B7 Concrete doelstellingen leiden eerder tot resultaat

B8 Het hebben van gezamenlijke doelstellingen leidt tot een betere onderlinge samenwerking.

C. Leiderschap en regie

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

C1 Het is belangrijk dat één partij de regievoering op zich neemt bij het opzetten van een project C2 De aanwezigheid van één centrale regievoerder schept duidelijkheid en structuur en werkt efficiënter. C3 Een centrale regievoerder is niet zo belangrijk bij het opzetten van een project

C4 De rol van regievoerder zou goed bij mijn organisatie passen

C5 Ik laat de regierol liever over aan een andere partij binnen de samenwerking

C6 Binnen mijn organisatie is er vaak één persoon die de coördinatie van een project namens mijn organisatie vertegenwoordigt.

C7 Ik vind het belangrijk dat er daadkrachtig wordt opgetreden door alle partijen

C8 Het is voor mij vaak onduidelijk wie de contactpersoon is die de coördinatie van een project namens een andere partij verzorgt

D. Communicatie

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

D1 Ik word graag vanaf het begin van een project betrokken bij de ontwikkeling ervan.

D2 Ik word vaak benaderd om deel te nemen in een project wanneer de uitwerking van de plannen van dat project zich al in een vergevorderd stadium bevinden.

D3 Ik weet waar mijn samenwerkingspartners zich mee bezighouden bij een project.

D4 Ik word goed op de hoogte gehouden van ontwikkelingen bij mijn samenwerkingspartners. D5 Als ik nieuwe informatie heb over een project, deel ik deze informatie zo snel mogelijk met mijn

samenwerkingspartners.

D6 Ik houd wel eens informatie voor mijzelf die mijn partners eigenlijk ook zouden moeten krijgen. D7 Mijn samenwerkingspartners houden wel eens informatie voor zichzelf, terwijl ik die informatie ook zou

moeten ontvangen.

D8 Ik word altijd op tijd ingelicht over veranderingen, ontwikkelingen, nieuwe informatie, etc. met betrekking tot een project.

D9 Niet alle informatie over een project hoeft gedeeld te worden met alle samenwerkingspartners.

D10 Ik vind het belangrijk dat ik goed op de hoogte wordt gehouden van ontwikkelingen omtrent een project. D11 Ik vind het belangrijk dat mijn samenwerkingspartners een open communicatieve houding aannemen.

E. Vertrouwen

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

E1 Ik vind het belangrijk dat afspraken nagekomen worden E2 Afspraken worden vaak op de juiste manier nagekomen

E3 Ik heb vertrouwen in de goede bedoelingen van mijn samenwerkingspartners E4 Mijn vertrouwen in mijn samenwerkingspartners wordt vaak geschonden E5 Mijn organisatie is een vertrouwenswaardige partner

E6 Het hebben van onderling vertrouwen in elkaar schept een hechtere onderlinge band E7 Het hebben onderling van vertrouwen in elkaar vergemakkelijkt de samenwerking E8 Er is veel onderling vertrouwen bij samenwerkingsprojecten

E9 Wanneer ik veel vertrouwen in een samenwerkingspartner van mij heb, leg ik minder afspraken op een formele manier vast.

E10 Veel onderling vertrouwen legt de basis voor het succes van een samenwerkingsproject

F. Wet- en regelgeving

Geef op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen

F1 Bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg word ik vaak belemmerd door wet- en regelgeving die op mijn organisatie van toepassing is

F2 Wet- en regelgeving die op mij en mijn samenwerkingspartners van toepassing is conflicteert wel eens F3 Wet- en regelgeving zorgt ervoor dat ik en mijn partners duidelijk afgebakende rollen vervullen F4 Wet- en regelgeving zorgt voor structuur

F5 Wet- en regelgeving heeft een meer positieve invloed op de samenwerking dan een meer negatieve F6 Veranderingen in wet- en regelgeving zorgen vaak voor nieuwe obstakels.

G. Succesfactoren

Geef op een schaal van 1 (onbelangrijk) tot 5 (belangrijk) aan hoe belangrijk u onderstaande aspecten vindt bij een samenwerking binnen Wonen, Welzijn & Zorg.

G1 Dat iedere partij doet waar hij goed in is G2 Dat partijen zich bij hun eigen terrein houden

G3 Dat partijen zich ook op terreinen van samenwerkingspartners begeven G4 Het concreet formuleren van doelstellingen

G5 Het hebben van gezamenlijke doelstellingen G6 Commerciële doelstellingen

G7 Maatschappelijke doelstellingen G8 Een duidelijke regievoerder

G9 Dat duidelijk is welke personen de diverse partijen vertegenwoordigen binnen een samenwerkingsproject G10 Duidelijke, heldere communicatie

G11 Tijdige communicatie G12 Het delen van informatie G13 Het nakomen van afspraken G14 Onderling vertrouwen