• No results found

Bijlage bij §3.1.1. - Behoefteanalyse (methode)

ROLLEN Wilt u bij onderstaande items aangeven in welke mate

- de rollen van toepassing zijn op een mentor in de huidige situatie van ‘opleiden in de school’. - de rollen in de toekomst door mentoren toegepast zou moeten worden (gewenste situatie). U kunt uw keuze aangeven door een X te plaatsen op de 5-punts schaal.

De rollen

1 2 3 4 5

1 Gids Huidige situatie

Een mentor is binnen deze rol het eerste aanspreekpunt voor de student. Iemand die je

introduceert binnen een organisatie en wegwijs maakt in het schoolleven. Gewenste situatie

2 Voorbeeldrol Huidige situatie

De student leert lesgeven door het observeren van ervaren leraren en doet onder deze

begeleiding ervaring op. Gewenste situatie

3 Informatiebron Huidige situatie

Een mentor is binnen deze rol een vraagbaak. Naast het verstrekken van informatie geeft de mentor ook feedback aan de student. De student neemt zelf een actievere rol in door het stellen van vragen en beschrijven van lessen.

Gewenste situatie

4 Coach Huidige situatie

Binnen deze rol zorgt de mentor voor emotionele ondersteuning en aanmoediging. Hierbij gaat het niet zozeer om de leeropbrengsten. Vooral de affectieve aspecten van het leren lesgeven zijn van belang bij het begeleiden van studenten.

Gewenste situatie

5 Evaluator Huidige situatie

Binnen deze rol beoordeelt de mentor het lesgeven van de student. Als evaluator gaat de

mentor het gesprek of de discussie aan. Gewenste situatie

6 Opleider Huidige situatie

De mentor is in de rol verantwoordelijk voor het verzorgen van opleidingsonderdelen.

90

TAKEN

Wilt u een X plaatsen bij de items die

- in de huidige situatie door mentoren als taak uitgevoerd worden. - in de toekomst door mentoren als taak uitgevoerd zou moeten worden.

Huidige situatie

Gewenste situatie A Goed contact met de student bewerkstelligen.

Het eerste aanspreekpunt zijn van de student t.a.v. de leerlingen, de leerstof, de stageactiviteiten, vragen en problemen.

Tijd steken in het helpen van de student om te leren, groeien en ontwikkelen als een leerkracht. Tijd vrijmaken voor een cursus op het gebied van begeleiding.

B De student de gelegenheid bieden om een ontwikkelplan te produceren en uit te voeren. Introductie van de groep en de leerlingen aan de student.

Student op de hoogte brengen van klassenregels/schoolregels en methoden. Bespreken van het ontwikkelplan met de student en bewaken van de voortgang. Rekening houden met de uitvoering van opdrachten van de student.

C De student de mogelijkheid bieden om andere interessante partijen te consulteren. D De student voorzien van counseling en advies als dit nodig is.

De student voorzien van voorbeeldlessen, lessuggesties en tips. De student uitleg geven, over leerstof, doelen, didactiek. De aandacht van de student richten op specifieke zaken.

De student begeleiden in het leerproces en helpen om leervragen te formuleren. Aansluiten bij onderwijsbehoefte van student.

Transformeren van eigen kennis naar niveau student (verbinden van theorie en praktijk). De student ondersteunen bij het verwerven van competenties.

Huidige situatie

Gewenste situatie E Regelmatig monitoren van de prestaties en vorderingen van de student.

Klassenbezoek uitvoeren.

Voortgangsgesprekken en evaluatiegesprekken voeren met de student. Beoordelingsgesprekken voeren met de student.

Evaluatie en beoordelingsgesprekken voeren met de (stage)begeleiders van het opleidingsinstituut. Een logboek met alle activiteiten ten aanzien van de student bijhouden.

Zorgdragen voor de administratie die de student aangaan, zoals evaluatie- en beoordelingsformulieren.

F De student voorzien van constructieve feedback en stimuleren verantwoordelijkheid te accepteren voor de eigen ontwikkeling.

De opdrachten op basis van observaties op positieve wijze voor- en nabespreken. Het handelen van de student reflecteren met als doel bevordering van de zelfsturing. De student helpen bij het verbeteren van reflectievaardigheden.

Stimuleren van reflectie door middel van intervisietechnieken. Stimuleren van reflectie door middel van supervisietechnieken. G Begeleiden van studenten in leer- en ontwikkelingsproces.

Toepassen van ontwikkelingsfasen van (aanstaande) leerkracht.

Begeleiden van de student bij de ontwikkeling van het zelfbeeld als leraar. Gebruik maken van een ontwikkelingsgerichte portfolio.

Nemen van besluiten en het oplossen van problemen, om het leerproces van de student te bevorderen.

Organiseren van gericht cursusaanbod, afgestemd op de vraag vanuit het veld. H Instructie geven.

Uitvoeren van een cursus of workshop voor studenten en (beginnende) leraren. Activeren en ondersteunen van het leren van de student.

92

Waarden

Persoonlijke integriteit is in elke relatie nodig voor de ontwikkeling van vertrouwen

en wordt gekenmerkt door eerlijkheid en gedragsmatige consistentie in verschillende contexten.

1 2 3 4 5 Houdt persoonlijk en vertrouwelijke informatie voor zich

Houdt geen informatie achter

Brengt ook negatieve informatie die de beslissing in eigen nadeel kan beïnvloeden naar voren Vertoont consistent gedrag in de relatie met anderen

Vraagt geen onnodige inzet/ handelingen van anderen

Zorgzaamheid kan het beste zichtbaar gemaakt worden door respect en sensitiviteit richting het welzijn en de behoeften van anderen.

Laat anderen in hun waarde en laat dat blijken

Voelt emoties van anderen aan en kan daarin van perspectief wisselen Geeft complimenten

Houdt rekening met de doelstelling van anderen Laat blijken anders en afwijkende visies te respecteren

Behoedzaamheid. Als karaktereigenschap wordt dit gekenmerkt door planning, gepaste voorzichtigheid en maken van juiste beslissingen, zowel persoonlijk als professioneel. Stelt prioriteiten en deelt taken efficiënt in

Organiseert goed eigen werk en eigen tijd

Communiceert instructies/ opdrachten op een voor de ander prettige manier Neemt weloverwogen beslissingen

Mogelijkheden

Het cognitieve domein wordt gekenmerkt door de mogelijkheden binnen de eigen discipline

(bijvoorbeeld het basisonderwijs) en ervaring binnen een eigen specialisatiegebied (bijvoorbeeld zorg).

1 2 3 4 5 Ervaren leerkracht op het gebied van pedagogische competenties

Ervaren leerkracht op het gebied van vakinhoudelijke competenties Ervaren leerkracht op het gebied van organisatie competenties Expert leerkracht op het eigen specialisatiegebied

Onderhoudt de kennis en vaardigheden op het eigen deskundigheidsgebied en bouwt deze uit. Heeft inzicht in de te beheersen kennis, vaardigheden en competenties van studenten

Begeleidt de herkenning van leer- en gedragsproblemen Begeleidt klassenmanagement

Het emotionele domein wordt gekenmerkt door de mogelijkheden op het gebied van eigen waarde, persoonlijke balans, emotionele zelfbewustzijn en toegankelijkheid.

Ervaren leerkracht op het competentiegebied reflectie en ontwikkeling Heeft inzicht in eigen vooroordelen

Kan kritisch reflecteren op eigen handelen Kan leerervaringen beschrijven en delen

Kan afstand nemen van eigen concepten en zich verplaatsen in en aansluiten bij de verschillende leerstrategieën van anderen

Staat open voor visies van anderen

Het relationeel of interpersoonlijk domein wordt gekenmerkt door de interpersoonlijke capaciteiten op het gebied van communicatie en het tonen van professionele intimiteit

Expert leerkracht op het gebied van interpersoonlijke competentie Ervaren leerkracht op het gebied van samenwerken met collega’s Kan doelgericht en pro-actief communiceren

Hanteert luistervaardigheden in gesprekken met anderen Geeft vertrouwen, inspireert en stimuleert

94

Kennis en vaardigheden

Student ontwikkeling en fasen van mentorschap.

1 2 3 4 5 Bewust van de ontwikkeling die de student doormaakt

Heeft inzicht in de betreffende competentiedomeinen: kent de eisen en beoordelingscriteria Kent de verschillende fasen van het mentorschap en kan deze in praktijk brengen

Bewaakt de voortgang van het leerproces van de student

Structuur van een mentorrelatie.

De mentoren weet op welke wijze een mentorrelatie opgebouwd wordt De mentor kan het opleidingsconcept verwoorden en overbrengen

Het belang van mentorfuncties of mentorrollen.

De mentor kent de verschillende mentorfuncties en begrijpt het belang hiervan De mentor kan verschillende mentorfuncties toepassen

Kan een begeleidingsplan opstellen en uitvoeren en concrete afspraken maken Kan effectieve interventie-, begeleidings- en coachingstechnieken toepassen

Kan de competenties van de student versterken door constructieve feedback en begeleiding

Veelzijdige relaties en grenzen bewaken.

Kan een vertrouwensbasis opbouwen zonder de onafhankelijke beoordeling/ meningsvorming te schenden

Het disfunctioneren van een mentorrelatie.

Het disfunctioneren van een mentorrelatie herkennen

Doorkruizen van sekse of ras.

Recht doen aan verschillen tussen studenten

Kennis hebben van de invloed van de cultuur of de sekse van de student op de samenwerkingsrelatie

Aandringen en klonen. Vervult een voorbeeldfunctie

Stelt de ontwikkeling van de student centraal, stimuleert de student om daarin eigen verantwoordelijkheid te nemen en neemt de inbreng van de student serieus

Stemt de individuele ontwikkeling van de student af op de ontwikkeling van de school.

Persoonlijk en professioneel zelfbewustzijn.

Herkent eigen emoties en weet welk effect deze kunnen hebben op het functioneren van de student

96