• No results found

Genereren van alternatieven

Bij de fase van het generen van alternatieven zijn mogelijke oplossingen voor de vragen uit de probleemstelling gezocht. Deze oplossingen zijn allereerst gezocht door informatie te verzamelen en te analyseren. De informatie is verkregen in gesprekken met experts op het gebied van opleiden in de school. Er zijn gesprekken gevoerd met de Hogeschool Edith Stein te Hengelo en de Christelijke Hogeschool Ede. Zij hebben kennis en ervaring opgedaan met het werkplekleren en bieden praktische ervaringsgegevens.

4.1.1 Informatie verzameling expertvoorbeelden Hogeschool Edith Stein

De Hogeschool Edith Stein in Hengelo is een Hogeschool met ruim 1100 studenten en ca. 100 medewerkers. De Hogeschool leidt alleen op tot leraar basisonderwijs. Naast de reguliere dag- en avondopleiding wordt een opleidingsroute via het concept van opleiden in de school aangeboden. Dit traject is speciaal bedoeld voor vwo-ers en propedeusestudenten. Vanaf het eerste jaar lopen studenten twee dagen in de week stage bij de opleidingsschool. Ze volgen hetzelfde programma als de reguliere studenten, maar hebben per module minder contactmomenten.

Begeleiding en leersituatie

Opleidingsscholen die deelnemen aan het traject opleiden in de school bij Edith Stein zijn allen vernieuwend en groot. De teams van deze scholen hebben een open cultuur en zijn gericht op levenslang leren en ontwikkelen. Binnen het traject opleiden in de school stelt een school meerdere mentoren beschikbaar. Op deze manier heeft de student de mogelijkheid af te wisselen in groepen en mentoren en doet hij gevarieerde werkervaring op.

De begeleiding van studenten vindt plaats door de mentor van de eigen stagegroep. Daarnaast is binnen elke opleidingsschool een interne opleider aanwezig. Deze legt regelmatig stagebezoeken af en geeft de mentoren waar nodig ondersteuning. De interne opleider is degene die de ontwikkelingslijn van de student in de gaten houdt. Mentoren hebben elke periode contact met de opleiding. Tijdens dit contact wordt besproken wat de komende periode centraal staat, waar de student in begeleid kan worden, wat verwacht mag worden van de student en hoe deze beoordeeld wordt.

Figuur 5. Weergave van de structuur van opleiden in de school bij de Hogeschool Edith Stein.

Personeels- en opleidingsbeleid en vakinhoudelijke competenties

De opleidingsscholen binnen dit samenwerkingsverband hebben bewust gekozen om de oplei-dingsfunctie in de school te versterken. De interne opleider wordt 1,5 à 2 dagen in de week gefaciliteerd voor de werkzaamheden. De interne opleider is geschoold en heeft minimaal een opleiding Interne Stage Begeleiding. Vanaf 2007 is een opleiding interne opleider basisonderwijs gewenst.

De opleiding is verantwoordelijk voor het scholingsaanbod, ze leert aan en probeert op deze manier vernieuwing in de scholen te brengen. De mentoren en interne opleiders hebben een signalerende functie en wijzen studenten op het ontbreken van kennis. Op de vrijdagmiddag geeft de interne opleider, in samenwerking met collega’s praktijkgerelateerde workshops. Een voorbeeld hiervan is de workshop voorlezen. De collega met een kwaliteit in voorlezen legt uit waar je op let bij het voorlezen, ondersteunt het voorlezen van studenten en laat zelf zien hoe hij voorleest. De interne opleider is verantwoordelijk voor de inhoud van de vrijdagmiddagen, maar gebruikt zoveel mogelijk de kwaliteiten van zijn of haar collega’s.

Studenten volgen zodoende een deel van het scholingsaanbod op de opleidingsschool. Incidenteel komt de opleidingsdocent op de opleidingsscholen om kennis te delen met studenten en mentoren. Eén keer per week hebben studenten een contactmoment op de opleiding, in de vorm van vaste tutorgroepen. In deze bijeenkomsten worden studenten ondersteund en delen ze ervaringen.

Samenwerking en transparantie.

Hogeschool Edith Stein is een duurzame samenwerkingsrelatie aangegaan met de opleidingsscholen. Deze samenwerkingsrelatie is te vergelijken met het partnermodel uit de samenwerkingsmodellen van Buiting en Wouda (2001). De scholen zijn mede verantwoordelijk voor het curriculum van de opleiding. De school coacht de student en verzorgt daarnaast een deel van de opleiding. Naast de studentenbegeleiding, ondersteunt de interne opleider de mentoren. De interne opleider verzorgt geen training voor mentoren. Eén keer per jaar leggen de interne opleider en een opleider van de opleiding een ‘groot bezoek’ af. De student wordt dan aan de hand van uitgewerkte competenties beoordeeld in de praktijk. Op deze manier wordt een transparante afsluiting gegarandeerd.

Edith Stein mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student mentor student Opleidings- school B Interne Opleider Opleidings-school A Interne opleider

Christelijke Hogeschool Ede

De Christelijke Hogeschool Ede (CHE) verzorgt negen opleidingen, waaronder de pabo. CHE leidt totaal 3500 studenten op. De lerarenopleiding basisonderwijs kent naast het voltijd en deeltijd traject ook een duaal en zij-instroom traject. In de stage wordt intensief samengewerkt met opleidingsscholen. Met deze opleidingsscholen is CHE een samenwerkingsverband aangegaan met betrekking tot het begeleiden van studenten in de stage. Daarbij zijn verschillende samenwerkingsarrangementen mogelijk. Een C-school is gastvrij voor studenten en te vergelijken met het stageschoolmodel, studenten lopen incidenteel stage binnen de school. Een B-school is partner in begeleiden en te vergelijken met het coördinatormodel. Een A-school is partner in opleiden en te vergelijken met het partnermodel van Buitink en Wouda (2001).

In de eerste twee jaar lopen alle studenten een aantal keren een week stage in de basisschool. Vanaf het derde jaar kunnen studenten kiezen voor het werkplekleren (drie dagen in de week stage bij de opleidingsschool = A-school) of de reguliere stage.

Begeleiding en leersituatie

Het zogenaamde werkplekleren vindt alleen op A-scholen plaats en is te vergelijken met het concept opleiden in de school. De werkplek wordt gezien als leersituatie en vraagt om een aantal voorwaarden: - Een duidelijke taakomschrijving van de begeleider met bijbehorende competenties (gericht op

de ontwikkeling van de student en de schoolontwikkeling). - Een kritische houding hebben naar de eigen taakuitoefening. - Een lerende houding.

- Een krachtige leeromgeving.

In de basisschoolgroep werkt de student aan de eigen ontwikkeling. Het moet duidelijk zijn welke leer/werksituaties passen bij het persoonlijk ontwikkelingsplan van de betreffende student.

De begeleiding van studenten vindt plaats door de mentor van de eigen stagegroep. De interne opleider begeleidt mentoren en coacht en beoordeelt studenten. De interne opleider is degene die de ontwikkelingslijn van de student in de gaten houdt. De relatiebeheerder (RB) is de toezichthouder van kwaliteit van de begeleiding. De RB’er ondersteunt de interne opleider, onderhoudt de stagecontacten en is op de hoogte van de stagevorderingen.

De stagecoördinator is verantwoordelijk voor de juiste koppeling van een student aan een mentor. Het stafbureau inventariseert stageplekken en is het eerste contactpersoon met CHE. Doordat studenten maximaal een semester (half jaar) in dezelfde groep stagelopen wordt een gevarieerde leersituatie gewaarborgd.

Figuur 6. Weergave van de structuur van opleiden in de school bij de Christelijke Hogeschool Ede.

CHE

mentor

student

mentor

student Relatie beheerder Interne Opleider

mentor student Stafbureau Directie A / Stagecoördinator mentor student mentor student mentor student Interne Opleider Directie B / Stagecoördinator

Personeels- en opleidingsbeleid en vakinhoudelijke competenties

Een mentor kan in het kader van IPB en POP een mentorentraining van CHE volgen. De inhoud wordt in overleg met de interne opleider en mentor vastgesteld. Alle interne opleiders volgen een scholing in het begeleiden en coachen van studenten en mentoren op CHE. Dit is als voorwaarde gesteld in het samenwerkingsverband. Een relatiebeheerder (RB’er) s een docent van de hogeschool.

De opleiding is verantwoordelijk voor het scholingsaanbod, ze leert aan en brengt hiermee de vernieuwing in de scholen. In het derde jaar volgen studenten probleem gestuurde onderwijs (PGO). In groepen voeren ze opdrachten uit die betrekking hebben op de schoolontwikkeling van de basisschool. Het ontwikkelen van vakinhoudelijke competenties op de opleidingsschool gebeurt tijdens reflectiebijeenkomsten met de interne opleider. De interne opleider is dan ook bekend met de leerstofinhouden in elke leerfase van het opleidingsprogramma.

Samenwerking en transparantie.

CHE is een duurzame samenwerkingsrelatie aangegaan met de opleidingsscholen. Deze samenwerkingsarrangementen zijn te vergelijken met de samenwerkingsmodellen van Buiting en Wouda (2001). C-scholen leiden op volgens het stageschool model, B-scholen leiden op volgens het coördinatormodel en A- scholen leiden op volgens het partnermodel. Deze laatste groep scholen zijn mede verantwoordelijk voor het curriculum van de opleiding. De beoordeling vindt plaats door de interne opleider en voor de eindbeoordeling wordt de RB’er geraadpleegd. Hierdoor is een transparante beoordeling gewaarborgd.

4.1.2 Analyse expertvoorbeelden

De verzamelde informatie is ingedeeld onder de verschillende voorwaarden die de Onderwijsraad (2005) stelt aan een werkplekleeromgeving. De verzamelde informatie is vervolgens geanalyseerd en vertaald naar alternatieven voor het ontwerp.

Alternatieven

Begeleiding en leersituatie

o Beide scholen hebben ervoor gekozen de interne opleider meer verantwoordelijkheid te geven in het leerproces van de student. De mentor is een leerkracht met begeleidingskwaliteiten, maar hoeft het ontwikkelingsproces van de student niet in de gaten te houden en is niet verantwoordelijk voor het vakdidactische aspect van de opleiding.

o Met de inzet van een relatiebeheerder heeft CHE een duidelijke keuze gemaakt de verantwoordelijkheid voor de directe begeleiding van de student bij de basisschool neer te leggen. De RB’er houdt wel zicht op de kwaliteit van de begeleiding, de kwaliteit van de school en kijkt met de stagecoördinator en interne opleider welke mogelijkheden tot teamontwikkeling er zijn. o De leersituatie is bij beide hogescholen gevarieerd doordat een student maximaal een half jaar in

dezelfde groep stage loopt. Er vind afwisseling plaats en zo ontstaat een gevarieerde leerervaring. o Het aanbod van opleiden in de school vraagt om bepaalde competenties van de studenten. In het

ontwerp kan gekeken worden op welke wijze eisen aan studenten gesteld kunnen worden. Edith Stein kiest bijvoorbeeld voor het toelaten van alleen VWO studenten.

o Het moment waarop opleiden in de school ingezet wordt in het curriculum verschilt per opleiding. Edith Stein doet dit vanaf het begin, CHE heeft de keuze gemaakt dit pas in het derde leerjaar aan te bieden.

Personeel- en opleidingsbeleid en vakinhoudelijke competenties

o CHE heeft een compleet stagebegeleidingplan. Het werkplekleren of opleiden in de school is daar een onderdeel van. Op deze manier is opleiden in de school een logisch gevolg van de status van scholen (A, B, C scholen of coördinatormodel en partnermodel). Hiermee is duidelijk onderscheid gecreëerd.

o Beide scholen geven inhoud aan de vakinhoudelijke competenties. Op Edith Stein geeft de interne opleider praktijkgerichte workshops. Op CHE voert de interne opleider reflectiebijeenkomsten met de studenten.

o In het kader van Integraal Personeels Beleid (IPB) is het belangrijk dat leraren zich professionaliseren in het begeleiden van studenten. Beide Hogescholen bieden dan ook een mentortraining aan, waar de directe begeleiding van de student centraal staat. De coördinatoren moeten gekwalificeerd zijn in het begeleiden van studenten, ook dit is onderdeel van het IPB maar dan in het kader van medewerkersmobiliteit.

Samenwerking en transparantie

o In de samenwerking tussen lerarenopleiding en basisscholen is te zien dat het opleiden in de school rustig opgebouwd en uitgebouwd wordt. In dit proces gaan opleiding en scholen steeds een stapje verder. De transparantie is gewaarborgd door de relatiebeheerder of hogeschooldocent te betrekken bij de eindbeoordeling.