• No results found

Op 15, 16 en 17 maart waren de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Jij mocht toen voor de eerste keer stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Over die verkiezingen en vooral over de vraag of je bent gaan stemmen of niet, gaat dit onderzoek.

Ik ben Bram Geurds en doe dit onderzoek namens de jongerenraad Westland waarin ik word begeleid door professor Joop van Holsteyn (Universiteit Leiden). Ik onderzoek onder meer het effect van opkomst-bevorderende jongerencampagnes.

Meedoen aan het onderzoek is voor mij belangrijk: hoe meer mensen meedoen, des te beter wordt het onderzoek. Maar meedoen is ook voor jou van belang! Het is een unieke kans om invloed uit te oefenen op hoe de gemeente Westland rondom verkiezingen iets moet

organiseren. Jouw antwoorden worden namelijk gebruikt voor aanbevelingen aan de Westlandse gemeenteraad en het College van B&W.

Natuurlijk worden alle antwoorden bij dit onderzoek vertrouwelijk behandeld. Het invullen van de vragenlijst is geheel vrijwillig. Het beantwoorden van alle vragen zal ongeveer 10 minuten duren.

We beginnen met enkele algemene vragen:

1. Heb je gestemd op 15, 16 of 17 bij de Tweede Kamerverkiezingen? (1) ja. (2) nee. (3) weet ik niet/wil ik niet zeggen.

2. Automatische route vraag die volgt op vraag 1. Indien je hebt gestemd, zou je heel kort kunnen uitleggen waarom je hebt gestemd? (openvraag)

3. Automatische route vraag die volgt op vraag 1. Indien je niet hebt gestemd, zou je heel kort kunnen uitleggen waarom je niet hebt gestemd? (openvraag)

4. In hoeverre ben jij geïnteresseerd in de landelijk politiek? (1) Zeer geïnteresseerd. (2) Tamelijk geïnteresseerd. (3) Niet geïnteresseerd. (4) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

5. Als er in gezelschap over binnenlands nieuws wordt gesproken, doe jij dan meestal mee met het gesprek, luister jij met belangstelling, luister jij niet of heb jij geen

belangstelling? (1) Doe meestal mee. (2) Luister met belangstelling. (3) Luister niet of geen belangstelling. (4) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

6. Heb jij de verkiezingscampagne zeer intensief, intensief, niet zo intensief of in het geheel niet gevolgd? (1) Zeer intensief. (2) Intensief. (3) Niet zo intensief. (4) In het geheel niet. (5) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

7. In hoeverre ben jij geïnteresseerd in de lokale politiek? (1) Zeer geïnteresseerd. (2) Tamelijk geïnteresseerd. (3) Niet geïnteresseerd. (4) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

8. Hoe veel of hoe weinig vertrouwen heb jij in: (1) Zeer veel vertrouwen. (2) Veel vertrouwen. (3) Neutraal. (4) Weinig vertrouwen. (5) Zeer weinig vertrouwen. (6) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

• De Tweede Kamer

• De gemeenteraad

9. Hoe tevreden of ontevreden ben je over het functioneren van? (1) Zeer tevreden. (2) Tevreden. (3) Niet tevreden, noch ontevreden. (4) Ontevreden. (5) Zeer tevreden. (6) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

• De Tweede Kamer

• De gemeenteraad

Dan enkele vragen over uiteenlopende activiteiten

1. Ik ben lid van een sportvereniging. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

2. Ik ben lid van een zang-, muziek- of toneelvereniging? (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

3. Ik ben lid van een politieke vereniging of jongerenorganisatie van een partij. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

4. Hoe vaak ging jij gemiddeld naar het terras/café in het pre-coronatijdperk? (1) Iedere dag. (2) 1 keer per week. (3) Paar keer per maand. (5) Minder dan 1 keer per maand.

(6) Zelden of nooit. (7) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

5. Hoe vaak ging jij gemiddeld naar een feestje in het pre-coronatijdperk? 1) Iedere dag.

(2) 1 keer per week. (3) Paar keer per maand. (5) Minder dan 1 keer per maand. (6) Zelden of nooit. (7) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

6. In het dagelijks leven voel ik me? (1) Zeer ongelukkig. (2) Ongelukkig (3) Noch gelukkig, noch ongelukkig. (4) Gelukkig. (5) Zeer gelukkig. (6) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

7. Hoe is het over het algemeen met jouw gezondheid? (1) Zeer slecht. (2) Slecht. (3) Noch goed, noch slecht. (4) Goed. (5) Zeer goed. (6) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

Nu volgen enkele stellingen over politiek en verkiezingen

1. De afstand van waar ik woon tot het stembureau vind ik te ver. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

2. Mijn familie is geïnteresseerd in de politiek. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

3. Mijn vrienden zijn niet geïnteresseerd in de politiek. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

4. Ik vind dat de verschillen tussen politieke partijen in de Tweede Kamer voldoende duidelijk zijn. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

5. Ik vind dat de verschillen tussen politieke partijen in de gemeenteraad voldoende duidelijk zijn. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

6. Bij een stembureau op school ga ik zeker stemmen. (1) Dat is waar. (2) dat is niet waar. (3) weet ik niet/wil ik niet zeggen.

7. Ik zou stemmen als ik daarna gratis naar een festival in het Westland mag. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

8. Ik zou zeker stemmen als dat zou kunnen via het internet. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

9. Welke dag het van de week het is, maakt niet uit voor of ik wel of niet ga stemmen. (1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

10. Als er een opkomstplicht wordt ingevoerd in Nederland is, zou ik zeker gaan stemmen.

(1) Dat is waar. (2) Dat is niet waar. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

Nu volgen er een paar vragen over opkomstbevorderende jongerencampagnes

1. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen de radiorubriek op de Westlandse Omroep Stichting (WOS) over jongeren en verkiezingen beluisterd. (1) Ja. (2) Nee.

(3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

2. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen een zogenaamde first-time voters brief ontvangen van de burgermeester. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

3. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen het TV-item op de Westlandse Omroep Stichting (WOS) van de burgemeester en de jongerenraad gezien met de

oproep aan jongeren om te gaan stemmen. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

4. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen zelf ‘de gele stembus’ gezien. (1) Ja.

(2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

5. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen het TV-item op de Westlandse Omroep Stichting (WOS) van de ‘gele stembus’ gezien, waarin een jongerenwerker en een jongerenraadslid uitlegden waarom zij jongeren aanspoorden om te gaan

stemmen. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

6. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen het interview met kandidaat-Kamerlid Peter Valstar gezien op het Instagramaccount van de jongerenraad Westland. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

7. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen de social-mediacampagne

#PolitiekFixt op het Instagram of Facebookaccount van de jongerenraad Westland gezien. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

8. Ik heb in de aanloop naar de Kamerverkiezingen een van de drie krantenartikelen van de jongerenraad in ‘Het Hele Westland’ of in het ‘GrootWestland’ gezien of gelezen.

(1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet (meer)/wil ik niet zeggen.

9. Welk rapportcijfer zou jij de campagne van de jongerenraad Westland geven? Schaal van 0 tot 10.

Dan nog een paar vragen over jezelf

1. Wat is je geslacht? (1) Man. (2) Vrouw. (3) Anders. (4) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

2. ‘Wat was jouw leeftijd op 17 maart 2021? (1) 18. (2) 19. (3) 20. (4) 21. (5) 22. (6) 23.

(7) 24 of ouder. (8) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

3. ‘Wat is de hoogst genoten opleiding die je hebt afgerond of waarmee je bezig bent’?

(1) Basisschool. (2) lager beroepsonderwijs. (3) VMBO (basis, kader, GT en Theoretisch). (4) Havo. (5) VWO. (6) MBO, BBL, BOL. (7) HBO. (8) WO.

4. Voor het grootste deel in de week ben ik als ik let op mijn tijdbesteding: 1) Scholier. 2) Student. 3) Werkzaam. 4) Werkzoekend/werkloos. 5) Huisvrouw/huisman. (6) Anders, namelijk: (7) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

5. Rekent u zichzelf tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering, en zo ja, welke? (1) Nee, geen kerkelijke gezindte of groepering. (2) Rooms-Katholiek

(RK). (3) Nederlands Hervormd (NH), Gereformeerde Kerken, Protestantste Kerk Nederland (PKN). (4) Islam. (5) Anders, namelijk: (6) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

6. Automatische route vraag die volgt op vraag 5 voor degene die aangaven tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering te horen.

Hoe vaak gaat u naar godsdienstige bijeenkomsten of kerkdiensten? (1) Elke week of vaker. (2) Enkele keren per maand. (3) Enkele keren per jaar. (4) (Praktisch) nooit. (5) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

7. Ik woon bij (een van) mijn ouders. (1) Ja. (2) Nee. (3) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

8. Ik woon mijn hele leven al in het Westland. (1) ja. (2) nee. (4) weet ik niet/wil ik niet zeggen.

9. Ik krijg informatie over politiek en de verkiezingen vooral via (meerdere antwoorden mogelijk): (1) Krant (op papier of internet). (2) Radio. (3) Televisie. (4) Podcast. (5) Facebook. (6) Twitter. (8) Instagram. (9) Nu.nl. (10) Nos.nl. (11) Anders, namelijk:

(12) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

10. Volg je op Instagram, Twitter en/of Facebook één of meer politici? (1) Ik heb geen Instagram, Twitter en Facebook. (2). Nee (3) Ja, een paar. (4) Ja, 5 of meer. (5) Weet ik niet/wil ik niet zeggen.

Tot slot enkele vragen over toekomstige verkiezingen.

1) Op welke locatie in het Westland zou jij in de toekomst het liefst stemmen? Als je zelf een plek zou mogen aangeven of voorstellen om te stemmen, welke zou dat dan zijn?

(openvraag).

2) Ben je van plan om wel of niet te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen op 16 maart 2022? (1) Zeker wel. (2) Waarschijnlijk wel. (3) Waarschijnlijk niet. (4) Zeker niet. (5) Weet ik (nog) niet/wil ik niet zeggen.

3) Ben je van plan om wel of niet te gaan stemmen bij de volgende Tweede

Kamerverkiezingen? 1) Zeker wel. (2) Waarschijnlijk wel. (3) Waarschijnlijk niet. (4) Zeker niet. (5) Weet ik (nog) niet/wil ik niet zeggen.

Dankwoord

Dit was het einde van het onderzoek. Ik dank je voor jouw deelname aan het onderzoek.