• No results found

Not Applicable (or Unknown) License to inclusion and publication of a Bachelor or Master thesis in the Leiden University Student Repository.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Not Applicable (or Unknown) License to inclusion and publication of a Bachelor or Master thesis in the Leiden University Student Repository."

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opkomstbevorderende jongerencampagnes succesvol? Een

kwantitatief onderzoek naar het effect van opkomstbevorderende jongerencampagnes tijdens Nederlandse verkiezingen

Geurds, Bram

Citation

Geurds, B. (2021). Opkomstbevorderende jongerencampagnes succesvol?: Een kwantitatief onderzoek naar het effect van opkomstbevorderende jongerencampagnes tijdens

Nederlandse verkiezingen.

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: License to inclusion and publication of a Bachelor or Master thesis in the Leiden University Student Repository

Downloaded from:

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Opkomstbevorderende jongerencampagnes succesvol?

Een kwantitatief onderzoek naar het effect van opkomstbevorderende jongerencampagnes tijdens Nederlandse verkiezingen

Bachelor scriptie Politicologie Naam: Bram Geurds

Studentnummer: s2256126

Begeleider: Prof. dr. J.J.M. van Holsteijn Leiden: 21-05-2021

Woorden: 7915

(3)

Inhoudsopgave

1. Introductie ... 3

2. Theoretisch kader ... 7

2.1 Opkomstbevorderende (jongeren)campagnes ... 7

2.2 De effectiviteit van de meest gebruikte communicatieve campagne-elementen ... 8

2.3 De effectiviteit van de minder gebruikte communicatieve campagne-elementen ... 10

2.4 De effectiviteit van de inzet van stemfaciliteiten ... 12

2.5 Opkomstbevorderende campagnes in een nieuw jasje ... 13

3. Methodologie ... 16

4. Resultaten ... 211

5. Conclusie ... 27

6. Literatuurlijst ... 30

7. Bijlagen ... 34

Bijlage 1. Opkomstpercentage jongeren (18-24 jaar) bij meest recente ‘tweede-orde verkiezingen’ ... 34

Bijlage 2. Vragenlijst ... 35

Bijlage 3. ‘First-time voters’ brief voor alle Westlandse ‘first-time voters’. ... 40

(4)

1. Introductie

‘Ga stemmen. Het kan veilig en het gaat echt ergens over.’ Deze woorden sprak demissionair minister-president Mark Rutte in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 15, 16 en 17 maart 2021 (Rutte, 2021). Zijn oproep aan alle Nederlanders om te gaan stemmen was ook een oproep aan meer dan 800.000 kiesgerechtigde jongeren in Nederland die voor het eerst naar de stembus mochten.

Op 18 maart kopte de NOS dat het opkomstpercentage onder jongeren het hoogst gemeten percentage was sinds de afschaffing van de opkomstplicht in 1970 (NOS, 2021). En een hoge opkomst onder jongeren is niet vanzelfsprekend. Leeftijd blijkt samen te hangen met opkomst. Het opkomstpercentage is veelal het laagst onder jongeren (18-24) en kent een piek in de leeftijdscategorie 45 tot 54-jarigen, waarna er zich weer een daling inzet (Bhatti et al., 2016, p. 152). De jongste en oudste leeftijdsgroepen hebben relatief gezien de meeste niet- stemmers (Smets & Van Ham, 2013, p. 348) en ook in Nederland is deze zogenoemde

‘achtbaan-relatie’ waar te nemen. De opkomst onder Nederlandse jongeren is sinds 1972 lager dan de gemiddelde electorale participatie van de Nederlandse bevolking bij Tweede

Kamerverkiezingen (Rekker, 2017, p. 50).

Een structureel lagere opkomst onder een bepaald bevolkingssegment, zoals bijvoorbeeld de jongeren, kan afbreuk doen aan het Nederlandse democratisch bestel.

Thomassen (1971) beargumenteerde dat een lage opkomst afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de democratie, omdat het de kwaliteit van representatie binnen de representatieve

democratie aantast (Thomassen, 1971, p. 212). De Staatscommissie Parlementair Stelsel (2018, p. 105) stelt zelfs dat een lage opkomst de legitimiteit schaadt van het

vertegenwoordigde stelsel. Omdat enkele groepen, waaronder jongeren, minder naar de stembus gaan, bestaat het gevaar dat hun belangen minder goed behartigd worden (Staatscommissie Parlementair Stelsel, 2018, p. 105).

De opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen is relatief hoog. Tweede

Kamerverkiezingen behoren tot de ‘eerste-orde’ verkiezingen. ‘Eerste-orde’ verkiezingen bieden kiesgerechtigden de keuze voor wie het land moet regeren (Reif et al., 1997, p. 111).

Het opkomstpercentage gemeten vanaf de Tweede Kamerverkiezingen in 1971 schommelt tussen de 73% en 88% (van der Meer, 2017, p. 11). Onder jongeren tot 24 jaar schommelt het opkomstpercentage tussen de 60% en 84% (Rekker, 2017, p. 50). Het aandeel niet-stemmers is overigens in internationaal perspectief gezien laag (Blais, 2007, p. 623). De electorale participatie van jongeren bij de ‘eerste-orde’ verkiezingen is in internationaal opzicht relatief

(5)

goed te noemen en er is bij Kamerverkiezingen geen evidente stijging waar te nemen van het aandeel niet-stemmende jongeren (Dekker & den Ridder, 2018, pp. 78-80).

Het opkomstpercentage bij de meest recente zogenoemde ‘tweede-orde’ verkiezingen in Nederland laat echter een ander beeld zien. Met ‘tweede-orde’ verkiezingen wordt bedoeld dat dit soort verkiezingen geen eigen arena lijken te hebben, waardoor opkomst en uitslag in hoge mate zouden worden bepaald door kwesties en politici uit de nationale politiek, de arena van de ‘eerste-orde’ verkiezingen (Reif et al., 1980, p. 111). In Nederland beschouwen we de Provinciale Statenverkiezingen, gemeenteraadsverkiezingen, Europese

Parlementsverkiezingen, de Waterschapsverkiezingen en eventueel het referendum, als

‘tweede-orde’ verkiezingen. Evenals bij de ‘eerste-orde’ verkiezingen, laat het

opkomstpercentage onder jongeren bij ‘tweede-orde’ verkiezingen eenzelfde patroon zien, namelijk dat het opkomstpercentage onder jongeren, met uitzondering van de Europese Parlementsverkiezingen, onder het landelijke opkomstpercentage ligt (zie bijlage 1).

Dat de jongste kiesgerechtigden relatief veel thuisblijven, wordt doorgaans en om meerdere redenen als een probleem gezien. Als alle of althans een groot deel van de jongeren thuisblijven, worden zij ondervertegenwoordigd en kan dat problematisch zijn voor de democratie, waarin representativiteit een kernwaarde is. In de toonaangevende studie van Pitkin (1967) wordt representatie opgedeeld in vier vormen. In dit onderzoek worden de twee meest gehanteerde vormen van representatie besproken. Bij descriptieve representatie

(afspiegelingsmodel) is het idee dat een vertegenwoordigd orgaan uit de politiek een exacte weerspiegeling is van het electoraat. Een volksvertegenwoordiging waarin geen jongeren zitten en het merendeel hoger opgeleid is, beperkt de descriptieve democratie (Pitkin, 1967, p.

60). Ten tweede is er substantieve representatie, wat de nadruk legt op de inhoudelijke invulling van vertegenwoordiging. Het gaat om een inhoudelijke afspiegeling van belangen van het electoraat (Pitkin, 1967, pp. 115-116). Bij een lage opkomst onder jongeren raakt zowel de legitimiteit van de descriptieve representatie als de substantieve representatie mogelijk in het geding.

Naast het feit dat een hoge opkomst bij kan dragen aan een betere descriptieve en substantieve representatie, dragen jongeren ook veelal bij aan een doorbraak van nieuwe partijen, zoals Denk en FvD in 2017 (Rekker, 2017, p. 53). Ook blijkt dat jongeren positieve gevoelens krijgen bij het stemmen: zij voelen zich onderdeel van de gemeenschap,

verantwoordelijk, gelukkig en onderdeel van een belangrijk proces in het land (Cammaerts et al., 2016, p. 50). Daarnaast en tot slot blijkt uit onderzoek dat wanneer jongeren die voor het eerst kiesgerechtigd zijn en daadwerkelijk gaan stemmen, zij in de toekomst eerder geneigd

(6)

zijn om (weer) te gaan stemmen (Cancela & Geys, 2016, p. 268). Het is om deze combinatie van redenen belangrijk om na te gaan waarom jongeren wel of niet (van plan zijn) om te gaan stemmen bij verkiezingen en in het verlengde hiervan, hoe zij eventueel aangezet kunnen worden tot electorale participatie via bijvoorbeeld opkomstbevorderende campagnes.

Er is herhaaldelijk actie ondernomen om via dergelijke opkomstbevorderende (jongeren)campagnes, op zowel lokaal als nationaal niveau, inwoners naar de stembus te krijgen. Het onderzoek ‘Verbetering op komst’ (Jacobs & van Ostaaijen, 2016) geeft inzicht in welke mate er in het recente verleden opkomstbevorderende (jongeren)campagnes in Nederland zijn georganiseerd. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 bleek dat 83% van de Nederlandse gemeenten extra communicatiemiddelen had ingezet om de kiesgerechtigden te informeren. Hiervan bleek 71% opkomstbevordering als doel te hebben gesteld. De

gemiddelde uitgave per gemeente ligt daarbij rond de 10.000 euro. Echter, over de

effectiviteit van deze campagnes is veel onbekend. Slechts 15% van de gemeenten baseerden hun campagne op kennis en onderzoek; slechts 5% van alle gemeenten onderzocht het effect van hun campagnes (van Ostaaijen et al., 2016, p. 16).

Over het algemeen laten in Nederland de onderzoeken naar de effectiviteit van deze campagnes een vergelijkbaar patroon zien, namelijk dat er geen aantoonbaar effect is (Jansen, 2005; van Ostaaijen et al., 2016; Jacobs & van Ostaaijen, 2017). Smets en van Ham (2013) onderzochten in hun meta-analyse meer dan 170 factoren die invloed kunnen hebben op de opkomst. Daaruit bleek dat factoren die effect hebben op de opkomst meer van een structurele aard zijn en daardoor wellicht minder goed vatbaar zijn voor opkomstbevorderende

campagnes. De meest relevante factoren zijn; (1) sociaal-demografische factoren zoals leeftijd, opleiding en inkomen; (2) sociale factoren zoals levensstijl, sociale plicht, gewoonte en sociale druk; (3) politieke factoren zoals kennis van de politiek, tevredenheid over,

interesse en vertrouwen in de politiek (Smets & van Ham, 2013, p. 354). Dit zijn factoren die op de korte termijn lastig te beïnvloeden zijn door een opkomstbevorderende campagne.

Toch betekent dit niet dat een opkomstbevorderende campagne op voorhand zinloos is. Van Ostaaijen e.a. (2016) onderzocht in zijn meta-analyse 46 factoren die invloed kunnen hebben op de opkomst. Daaruit blijkt dat er enkele campagne-elementen zijn, te weten; 1) het sturen van brieven; 2) in gesprek gaan met bewoners; 3) een verkiezingsfestival; 4) het gebruik van een stemwijzer; en 5) het toepassen van herinneringsberichten, die wellicht een aantoonbaar positief effect hebben op het opkomstpercentage (van Ostaaijen et al., 2016, pp.

61-62).

(7)

Veel hierover is echter nog onbekend. Ondanks dat 60% van de gemeenten tijdens opkomstbevorderende campagnes specifiek hun aandacht richten op de jongste

kiesgerechtigden (van Ostaaijen et al., 2016, p. 20), is er nauwelijks duidelijkheid in hoeverre er campagne-elementen zijn die effect hebben op het opkomstpercentage onder jongeren, al geeft het onderzoek ‘Stembus Voorbij’ (Jacobs & van Ostaaijen, 2017) wel enig nader inzicht.

Jongeren benadrukken hier vooral betere zichtbaarheid van een campagne, behoefte aan fysieke vormen van campagnevoering, meer aandacht voor een sociale mediacampagne, laagdrempelig campagnemateriaal, meer behoefte aan informatie over de verkiezingen en standpunten van de verschillende partijen en het fysiek campagne voeren op plekken waar jongeren zelf graag komen (Jacobs & van Ostaaijen, 2017, pp. 32-33). Deze conclusie over de

‘ideale jongerencampagne’ is echter voorbarig, want deze rust op een wankele empirische basis: het aantal deelnemende jongeren in het onderzoek was 26 (Jacobs & van Ostaaijen, 2016, p. 7). In een poging om in het aldus nog altijd aanwezige kennishiaat te voorzien, probeert het voorliggende onderzoek antwoord te geven op de vraag: In hoeverre hebben opkomstbevorderende jongerencampagnes effect op de opkomst van jongeren tijdens Nederlandse verkiezingen?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt er eerst op basis van de literatuur een beeld geschetst van vermeende effecten van voorgaande opkomstbevorderende campagnes in nationaal en internationaal perspectief. Daarna worden de onderzoeksresultaten besproken van het eigen kwantitatieve onderzoek naar de opkomstbevorderende jongerencampagne van 2021 van de jongerenraad Westland.1 Dit onderzoek wordt afgesloten met een conclusie, discussie van de resultaten en een aanbeveling aan de gemeente Westland en andere

jongerenraden in Nederland om een effectieve(re) opkomstbevorderende jongerencampagne bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 te kunnen organiseren.

1 Indien onderzoek naar het feitelijke effect van de opkomstbevorderende campagne niet mogelijk is, kan in ieder geval worden bezien of een dergelijke campagne de doelgroep bereikt heeft en welke specifieke middelen of activiteiten in welke mate de doelgroep heeft bereikt. Bereikbaarheid is een essentiële voorwaarde voor effectiviteit, want wanneer een campagne in zijn geheel of een afzonderlijk campagne-element een

kiesgerechtigde niet bereikt, is het hoogst onwaarschijnlijk dat die campagne of dat element effect heeft op de opkomst.

(8)

2. Theoretisch kader

Opkomstbevorderende campagnes hebben als primair doel om de opkomst te verhogen. De mate van effectiviteit van een campagne hangt af van de mate waarin de inzet bijdraagt aan de hoogte van de opkomst. Een belangrijke voorwaarde voor effectiviteit is bereikbaarheid. Om een effectieve opkomstbevorderende (jongeren)campagne te organiseren is het belangrijk om te weten wat de belangrijkste factoren en campagne-elementen zijn die de hoogte van de opkomst bij Nederlandse verkiezingen bepalen. Aan de hand van de literatuur zal er in de laatste sectie van dit hoofdstuk een zestal hypothesen worden geformuleerd die in het kwantitatieve onderzoek van de opkomstbevorderende jongerencampagne van Westland worden getoetst.

2.1 Opkomstbevorderende (jongeren)campagnes

Binnen opkomstbevorderende campagnes moet er allereerst een onderscheid gemaakt worden tussen ‘partisan’ en ‘non-partisan’ campagnes. Een partisan of partijdige campagne is een opkomstbevorderende campagne die georganiseerd wordt door een politieke partij met als voornaamste doelstelling om zoveel mogelijk stemmen voor de eigen partij te verwerven. Een non-partisan of neutrale campagne is een opkomstbevorderende campagne die door een onafhankelijke organisatie, zoals een overheidsinstelling, wordt georganiseerd met als voornaamste doel een hoge opkomst te behalen (Green & Gerber, 2019, p. 12). Onderzoek toont aan dat bij 56% van de non-partisian campagnes een positief verband is tussen campagne-inspanningen en de individuele opkomst bij verkiezingen (Smets & van Ham, 2013, p. 351). Aangezien in dit onderzoek de focus ligt op het verhogen van de opkomst door een onafhankelijke organisatie, wordt er primair gekeken naar de non-partisan campagnes.

Daarnaast bestaat iedere opkomstbevorderende campagne uit een aard met een bepaalde keuzeset aan campagne-elementen. De aard van campagnes kunnen verschillende communicatiedoelen hebben (kennis, houding en gedrag). Een campagne met een

kennisdoelstelling richt zich op het vergroten van de feitelijke kennis bij een kiesgerechtigde over de politiek en de verkiezingen. Een campagne met een houdingsdoelstelling richt zich op het veranderen van de houding van een kiesgerechtigde ten opzichte van de politiek en

verkiezingen. Het meest gehanteerde doel in opkomstbevorderende campagnes is de

gedragsdoelstelling, hierbij is de campagne gericht is op het veranderen van gedrag van een kiesgerechtigde om opkomstbevordering te realiseren (Hansen & Pedersen, 2014).

Toch blijkt de aard van een campagne niet de garantie te bieden om de opkomst te verhogen. Van Ostaaijen (2016) concludeert dat in Nederland de aard van een

(9)

opkomstbevorderende campagne geen effect heeft op de opkomst. Zo blijkt dat het baseren van een opkomstbevorderende campagne volgens een uitgewerkt plan, vooraf gestelde doelstellingen en de aard van de communicatieboodschap, geen aantoonbaar verschil maken in de opkomst (van Ostaaijen et al., 2016, p. 47).

Daarnaast beschikt iedere campagne over een keuzeset aan campagne-elementen.

Binnen de keuzeset van campagne-elementen kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de inzet van communicatieve campagne-elementen en de inzet van stemfaciliteiten. In de volgende sectie wordt allereerst gekeken naar de effectiviteit van communicatieve campagne- elementen. Hierbij zal een onderscheid gemaakt worden tussen de meest gebruikte campagne- elementen in Nederland en de campagne-elementen die op kleinere schaal worden ingezet. Dit geeft een eerste inzicht in hoeverre opkomstbevorderende campagnes in Nederland effectief worden ingezet. Vervolgens wordt er gekeken naar vermeende effecten van de inzet van stemfaciliteiten.

2.2 De effectiviteit van de meest gebruikte communicatieve campagne-elementen In Nederland zijn de meeste gebruikte communicatieve campagne-elementen die worden ingezet, de digitale media (89%), advertenties/berichten in kranten (79%), publieke debatten (71%) en persoonlijke brieven aan inwoners (66%) (van Ostaaijen et al., 2016, p. 47).

Het meest gebruikte campagne-element in Nederland zijn de sociale media. Sociale media kennen een groot bereik en kunnen op een relatief eenvoudige manier

ondervertegenwoordigde kiesgerechtigden bereiken. Toch laten meerdere onderzoeken zien dat sociale media een minimaal aantoonbaar effect hebben op de hoogte van de opkomst (Bond et al., 2012; Collins et al., 2014; Haenschen & Jennings, 2019). In een grootschalig Amerikaans onderzoek naar de opkomst onder Facebookgebruikers werd geconcludeerd dat informatievoorziening via sociale media geen effect hebben op de opkomst. Wel blijkt dat wanneer een kiesgerechtigde een sociale behandeling krijgt, waarin hij wordt aangemoedigd om te gaan stemmen, de opkomst met 0.39 procentpunt verhoogt. Het gemiddelde effect van deze sociale behandeling genereert één extra stem per 256 Facebookgebruikers (Bond, 2012, pp. 295-298). Dit onderzoek toont aan dat de inzet van het campagne-element sociale media een beperkte rol speelt in de hoogte van de opkomst. Dit schept de verwachting dat dit campagne-element alleen ingezet moet worden wanneer het op een grootschalige manier kan worden ingezet. Deze verwachting lijkt bevestigd te worden in de opkomstbevorderende jongerencampagne van de gemeente Meijerijstad. Doordat in deze gemeente de doelgroep

(10)

klein was en het bereik laag was, bleek de sociale mediacampagne een verwaarloosbaar effect te hebben gehad op de hoogte van de opkomst.

Dit verwaarloosbare effect suggereert dat sociale media op gemeentelijk niveau geen bruikbaar campagne-element zijn om de opkomst sterk te verhogen. Toch lijkt deze conclusie te voorbarig. Een interessante ontwikkeling is dat steeds meer Nederlanders politieke

informatie verkrijgen via sociale mediaplatforms Facebook (28%), WhatsApp (20%), YouTube (15%), Instagram (9%) en Twitter (7%) om nieuws te vergaren (Newman et al., 2020, p. 76). Internationaal onderzoek laat zien dat voor 38% van de jongeren sociale media de meest gebruikte platformen zijn om nieuws te vergaren, terwijl dat percentage (26%) aanzienlijk lager ligt bij de volledige samenleving (Newman et al., 2020, p. 23). Dit laat zien dat sociale media sterk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van politieke kennis van

jongeren. Politieke kennis is een factor die een sterk verband heeft met de opkomst. Naarmate mensen meer politieke kennis hebben kan dit ‘politiek zelfvertrouwen’ tot gevolg hebben. Dit is een gevoel dat kiesgerechtigden de politiek begrijpen en het gevoel hebben dat ze een verschil kunnen maken en zo gemotiveerd raken om naar de stembus te gaan (Rekker, 2017, p. 52).

De inzet van advertentieberichten met de boodschap om te gaan stemmen op sociale media, blijkt ondanks de hoge inzet in de Nederlandse gemeenten (79%), niet te zorgen voor een hogere opkomst bij verkiezingen. Dit patroon geldt altijd, ongeacht de plaats van de advertentie (Green & Gerber, 2019, p. 118). Ook blijken campagneadvertenties in de traditionele massamedia (kranten, radio en tv) over het algemeen geen statistisch significant effect te hebben (Smets & van Ham, 2013, p. 352). Dit schept de verwachting dat gemeenten in de toekomst dit campagne-element uit de keuzeset van campagne-elementen kunnen halen.

Gemeenten zetten ook sterk in op verkiezingsdebatten (71%), maar over de

effectiviteit van verkiezingsdebatten is nog veel onzeker. In meerdere onderzoeken waren positieve effecten gevonden, maar die bevindingen waren niet statistisch significant

(Lawrence & Albertson, 2005; Mullainathan et al., 2009). Volgens Benoit et al. (2002) is een verkiezingsdebat vooral van belang om informatie te verkrijgen van de politieke partijen en de deelnemende politici. Indien dit het geval is, kan dit bijdragen aan een grotere politieke

kennis, omdat de verschillen tussen politici duidelijker worden.

Het laatste veel gebruikte campagne-element is de persoonlijke brief. Uit onderzoek blijkt dat een brief een beperkte invloed heeft op de opkomst. Indien een brief een oproep doet op iemands sociale plicht verhoogt de opkomst met 0.2 procentpunt (Green et al., 2013, p.

31). Verder blijkt dat het versturen van een brief naar kiesgerechtigden die niet van plan

(11)

waren om te stemmen, dit een zeer zwak, maar positief verband heeft. Daarnaast heeft een onconventionele brief een positief effect op de opkomst (Green & Gerber, 2019, p. 61). Een brief die daarentegen kiesgerechtigden alleen herinnert aan komende verkiezingen en hen aanspoort om te gaan stemmen heeft geen effect op de opkomst (Green & Gerber, 2019, p.

62).

De ‘first-time voters’ brief in de gemeente Meijerijstad bleek een verwaarloosbaar effect te hebben gehad op de opkomst (Jacobs en van Ostaaijen, 2017, pp. 18-19). Een

achterliggende reden waarom ‘first-time voters’ brieven vaak naar de nieuwe kiesgerechtigde jongeren wordt gestuurd is, omdat door het benadrukken van stemmen dit een gewoonte bij

‘first-time voters’ zou kunnen creëren. Hoe vaker iemand stemt, des te groter de kans is dat de individuele kiesgerechtigde in de toekomst ook zal stemmen (Cancela en Geys, 2016, p. 270).

Toch is een eerste keer stemmen niet doorslaggevend voor het ontwikkelen van een gewoonte. Er is wellicht vooral sprake van een ‘first-time voters boost’. De eerste keer stemmen wordt beschouwd als een vorm van sensatie, waardoor ‘first-time voters’ sneller naar de stembus gaan in vergelijking met de ‘second-time voters’. Onder de ‘second-time voters’ is de hype rondom het stemmen verdwenen (Bhatti et al., 2016, pp. 157-158). Zo blijkt dat het opkomstpercentage onder ‘first-time voters’ vergelijkbaar is met oudere leeftijdsgroepen (Smets en van Ham, 2013, p. 348). Dit betekent dat het structureel lagere opkomstpercentage onder jongeren waarschijnlijk veroorzaakt wordt door de groep 20 tot 24- jarigen.

2.3 De effectiviteit van de minder gebruikte communicatieve campagne-elementen De mediaplatformen televisie, kranten en radio behoren tot de drie traditionele

nieuwsplatformen die door 20% van de gemeenten worden ingezet om de opkomst te bevorderen. Naarmate iemand meer blootgesteld wordt aan nieuws over politiek en

verkiezingen, is er een aantoonbaar effect dat kiesgerechtigden eerder naar de stembus gaan.

Toch hebben de traditionele nieuwsbronnen een beperkte positieve invloed op de opkomst, die varieert tussen de 0.5 en 2 procentpunt (Smets & van Ham, 2013, p. 352). Een mogelijke oorzaak kan zijn dat steeds meer Nederlanders andere nieuwsplatformen gebruiken om zich te informeren over politiek en verkiezingen. Waar in 2015 nog 80% van de Nederlanders voor nieuws naar de televisie keek en 42% de krant las, was dat in 2020 67% televisie en 33% de krant. Hierdoor zijn sinds 2016 de meest gebruikte nieuwsbronnen (bij 77% van de

Nederlanders) in Nederland digitaal (Newman et al., 2020, p. 76). De dalende trend van de traditionele mediaplatformen zijn vooral onder jongeren duidelijk waar te nemen, terwijl

(12)

jongeren daarentegen wel meer geïnteresseerd zijn in nieuws. Jongeren blijken steeds vaker sociale mediaplatforms als nieuwsbronnen te gebruiken, als ‘vervanger’ voor televisie en krant (Galan, 2021, pp. 4-5). De radio lijkt vervangen te worden door de podcast. In internationaal perspectief is het gebruik van de radio onder jongeren (11%) relatief laag in vergelijking met het luisteren naar een podcast (43%) (Newman et al., 2020, p. 13). De inzet van de lokale nieuwsplatformen voor een opkomstbevorderende jongerencampagne lijken door de hierboven genoemde dalende trend onder jongeren, dan ook niet de meest effectieve campagne-elementen om op grote schaal jongeren te bereiken. Dit wordt onderstreept door onderzoek van Newman et al. (2020). In Nederland bleek dat in 2020 44% van alle

Nederlanders geïnteresseerd was in het lokale nieuws; een nadere analyse toont wel aan dat 50-plussers 3.5 keer zo vaak geïnteresseerd waren in het lokale nieuws dan jongeren

(Newman et al., 2020, p. 23).

De stemwijzer is tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 door 35% van de gemeenten ingezet en kent een toenemende populariteit (van Ostaaijen, 2016, p. 49). Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 werd de stemhulp in totaal 6.8 miljoen keer gebruikt (Krouwel et al., 2018, p. 22). De stemwijzer blijkt dan ook één van de meest effectieve instrumenten om de opkomst te verhogen. Uit de meta-analyse van Krouwel et al. (2018) blijkt dat het opkomstbevorderende effect varieert tussen de 2% en 13%, afhankelijk van de soort verkiezing. Deze effectiviteit is relatief hoog vergeleken met andere campagne-

elementen, omdat het ook een groot effect heeft op niet-geïnteresseerde kiesgerechtigden en jongeren (Gemenis & Rosema, 2014, p. 287). Een stemwijzer lijkt tot slot ook een effectief middel voor een opkomstbevorderende jongerencampagne, omdat het de verschillen tussen politieke partijen duidelijk maakt en hierdoor kiesgerechtigde jongeren meer politiek zelfvertrouwen krijgen.

Deur-aan-deur campagnes hebben effect op de opkomst. Dit campagne-element kan leiden tot één extra stem per 16 tot 21 benaderde personen. Veel niet-stemmers hebben slechts een klein duwtje nodig om hen te laten motiveren. De boodschap maakt daarvoor niet veel uit. Het effect is wel afhankelijk van het soort verkiezing. Bij een ‘eerste-orde’ verkiezing is het belangrijk dat de doelgroep bestaat uit kiesgerechtigden met een lage stemintentie. Bij een

‘tweede-orde’ verkiezing is het beter om zich te richten op de doelgroep van mensen met een hogere stemintentie (Green & Gerber, 2019, p. 48). Voor een opkomstbevorderende

jongerencampagne is het wel belangrijk dat de adressen bekend zijn.

Flyeren heeft een zeer beperkte invloed op de opkomst (>0.5 procentpunt). Een onderzoek toonde aan dat voor elke 189 kiesgerechtigden die een flyer krijgen, één extra stem wordt

(13)

uitgebracht. Wel kan de vormgeving een hogere effectiviteit creëren. Flyers die informatie bevatten over stembureaus en/of lokale kandidaten kunnen daarnaast ook een hogere effectiviteit behalen. Een bijkomend voordeel van een flyer is dat het effect heeft op alle bevolkingsgroepen (Green & Gerber, 2019, p. 62).

Telefonisch contact heeft een beperkt effect op de hoogte van de opkomst.

Telefoongesprekken, georganiseerd door professionele telefooncentrales, hebben een bescheiden effect van 0.9 procentpunt. Hogere effectiviteit kan bereikt worden wanneer eerdere gebelde stemgerechtigden nogmaals gebeld worden (Green & Gerber, 2019, p. 97).

Een belangrijke vereiste is dat de telefoonnummers van de beoogde doelgroep bekend zijn.

E-mail heeft een verwaarloosbaar effect op het verhogen van de opkomst. In een

onderzoek naar studentenverkiezingen van Nickerson (2007) blijkt allereerst dat jongeren hun mail weinig openen. De jongeren die dat wel doen lijken niet onder de indruk te zijn van de aanmoedigingen om te gaan stemmen. In een drietal experimenten in 2009 en 2010 werden twee parallelle e-mailcampagnes onderzocht van zowel een non-partisan als een partisan organisatie. In overeenstemming met eerdere experimenten waren de e-mails niet effectief. De 55.000 e-mails leverden voor de partisan een magere 28 extra stemmen op. Voor de non- partisan organisatie verhoogden 55.000 e-mails de opkomst met 0.56 procentpunt, ofwel ongeveer 308 stemmen (Malhotra et al., 2012, p. 665). Een belangrijke vereiste is dat de e- mailadressen van de beoogde doelgroep bekend zijn.

Uit een meervoudig onderzoek van Green en McClellan (2017) blijkt dat er een positief verband is tussen verkiezingsfestivals en de opkomst. Verkiezingsfestivals verhogen het opkomstpercentage gemiddeld met 1 procentpunt (Green & McClellan, 2017, p. 1).

Sms-berichten laten over het algemeen een minimaal positief effect zien op de opkomst. Gemiddeld genomen is het effect van een sms-campagne 0.29 procentpunt, wat omgerekend één kiesgerechtigde is per 345 kiesgerechtigden die een sms krijgen. Het effect lijkt wel iets groter te worden wanneer het afkomstig is van een burgemeester. Berichtinhoud lijkt overigens een verwaarloosbaar effect te hebben (Green & Gerber, 2019, p. 119).

2.4 De effectiviteit van de inzet van stemfaciliteiten

Naast de inzet van de bovenstaande communicatieve campagne-elementen kan een gemeente zich ook richten op de extra inzet van stembureaus en stemfaciliteiten. Allereerst blijkt dat de inzet van een groter aantal stembureaus per duizend inwoners aantoonbaar effect heeft op een hogere opkomst (van Ostaaijen, 2017, p. 50). Een gemeente kan ook extra stemfaciliteiten inzetten om het stemmen aantrekkelijker en makkelijker te maken om een hogere opkomst te

(14)

bewerkstelligen. De meest gehanteerde stemfaciliteiten zijn de wegwijzers naar de

stembureaus (35%), de inzet van extra stembureaus op centrale plekken (20%), een mobiel stembureau (15%), opvallende markeringen buiten stembureaus (12%) en bijzondere openingstijden van stembureaus (6%) (van Ostaaijen, 2017, p. 21).

Langere openingstijden blijken een beperkte significante rol te spelen in de hoogte van de opkomst. In gedateerde Nederlandse onderzoeken bleek dat openingstijden een minimaal effect hebben op de opkomst (Aarts, 1999; SCP, 2002). Recentere onderzoeken tonen wel degelijk aan dat ruimere openingstijden de opkomst met 0.5 tot 1 procentpunt verhoogden (Potrafke & Roesel, 2020, p. 133). Kortere openingstijden bleken een negatief effect te hebben op de hoogte van de opkomst (Garmann, 2017, p. 100).

De inzet van een mobiel stembureau blijkt een sterk positief effect te hebben op de opkomst. Een mobiel stembureau verkleint de afstand van de huisdeur tot het stembureau aanzienlijk, wat een mogelijk voordeel kan bieden omdat ‘niet-stemmers’ de afstand tot een stembureau weleens te ver vinden. Een mobiel stembureau kan de opkomst met wel 5%

verhogen. Dit verband tussen een mobiel stembureau en de opkomst was ook zichtbaar in de gemeente Meijerijstad. Naarmate een kiesgerechtigde wist dat er een mobiel stembureau was, bleek de kans significant groter te zijn dat de kiesgerechtigde ging stemmen (Jacobs & van Ostaaijen, 2017, p. 18).

Over de inzet van de andere stemfaciliteiten is veel onzeker. Wel blijkt uit één onderzoek dat zowel de wegwijzers naar de stembureaus, de inzet van extra stembureaus op centrale plekken en opvallende markeringen buiten de stembureaus een verwaarloosbaar effect hebben (van Ostaaijen et al., 2016, pp. 49-50).

2.5 Opkomstbevorderende campagnes in een nieuw jasje

De bovenstaande literatuur toont aan dat opkomstbevorderende campagne-elementen zelden een groot effect hebben op de opkomst. Om een grotere effectiviteit te bereiken is de keuzeset van campagne-elementen daarom essentieel om de opkomst te verhogen. Internationaal onderzoek concludeerde dat er serieuze investeringen van tijd en middelen nodig waren om een grotere effectiviteit te bereiken om ‘niet-stemmers’ te overtuigen (Green & Gerber, 2019, p. 180). Aangezien de meeste campagne-elementen een zeer beperkte invloed hebben op de opkomst en een groot bereik nodig hebben om één extra stem te genereren, schept dit de verwachting dat een opkomstbevorderende jongerencampagne op gemeentelijk niveau geen nut heeft. De jongerendoelgroep is in de meeste gemeenten klein van omvang. Ook bestaat de kans dat het bereik van campagne-elementen onder de jongerendoelgroep aanzienlijk laag is,

(15)

waardoor de kans op een effectieve campagne kleiner wordt. Dat opkomstbevorderende jongerencampagnes geen nut hebben komt overeen met de conclusies van de

opkomstbevorderende campagnes van de gemeente Bronckhorst (2006) en Meijerijstad (2016). Ondanks dat enkele campagne-elementen een goed bereik hadden, bleek het een verwaarloosbaar effect te hebben op de hoogte van de opkomst (Jansen, 2005; Jacobs & van Ostaaijen, 2017). De belangrijkste factoren voor de opkomst bleken veeleer te liggen in de individuele, structurele factoren (sociaal-demografische, sociale en politieke factoren) van een kiesgerechtigde (van Ostaaijen, 2017, pp. 60-61). De verwachting is dat wanneer een

opkomstbevorderende campagne inspeelt op deze factoren een campagne meer effect heeft.

Vanuit deze uitgangspositie wordt onderzocht in hoeverre de opkomstbevorderende jongerencampagne van jongerenraad Westland effect heeft gehad op de opkomst. Op basis van het voorafgaande zijn de volgende hypothesen logische verwachtingen over de

effectiviteit van de gebruikte campagne-elementen van de jongerenraad Westland:

H0: Het gebruik van sociale mediaplatformen heeft geen effect op de opkomst onder jongeren.

H1: Het gebruik van sociale mediaplatformen heeft een positief effect op de opkomst onder jongeren.

H0: Een ‘first-time voters’ brief heeft geen effect op de opkomst onder jongeren.

H2: Een ‘first-time voters’ brief heeft een positief effect op de opkomst onder jongeren.

H0: Nieuwsberichten via de radio hebben geen effect op de opkomst onder jongeren.

H3: Nieuwsberichten via de radio hebben een positief effect op de opkomst onder jongeren.

H0: Nieuwsberichten via de televisie hebben geen effect op de opkomst onder jongeren.

H4: Nieuwsberichten via de televisie hebben een positief effect op de opkomst onder jongeren.

H0: Nieuwsberichten via kranten hebben geen effect op de opkomst onder jongeren.

(16)

H5: Nieuwsberichten via kranten hebben een positief effect op de opkomst onder jongeren.

H0: De inzet van de ‘gele stembus’ heeft geen effect gehad op de opkomst onder jongeren.

H6: De inzet van de ‘gele stembus’ heeft een positief effect gehad op de opkomst onder jongeren.

(17)

3. Methodologie

Om te onderzoeken in hoeverre een opkomstbevorderende jongerencampagne effect heeft op de opkomst tijdens Nederlandse verkiezingen is er van 23 april tot 14 mei 2021 onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een opkomstbevorderende jongerencampagne van de gemeente Westland. Er is gekozen voor de gemeente Westland, omdat in deze gemeente de jongerenraad Westland, in samenwerking met de gemeente Westland en de jongerenwerkers van Westland, een breed spectrum bestaande uit acht verschillende campagne-elementen heeft ingezet om Westlandse ‘first-time voters’ naar de stembus te krijgen. In tabel 3.1 zijn de campagne-elementen beschreven, die in de aanloop naar de verkiezingen op verschillende momenten van start zijn gegaan, om jongeren naar de stembus te krijgen.

Tabel 3.1 Overzicht van de door de gemeente Westland gevoerde campagne

Campagne-element Data

1. Radiorubriek WOS over politiek, verkiezingen en jongeren

15 & 22 februari 1, 8, 15, 16 & 17 maart

2. ‘First-time voters’ brief 1 maart

3. TV-item op de WOS met een oproep aan jongeren van de burgemeester en jongerenraad om te gaan stemmen

1 maart

4. De ‘gele stembus’ 13, 15 & 16 maart

5. Sociale-mediacampagne #PolitiekFixt 1-14 maart 6. Interview met kandidaat-Kamerlid Peter Valstar 11 maart 7. TV-item op de WOS vanuit de ‘gele stembus’ met een

oproep aan jongeren van de jongerenwerkers en jongerenraad om te gaan stemmen

13 maart

8. Drie krantenartikelen in ‘Het Hele Westland’ en in ‘Groot Westland’

16 februari, 3 & 10 maart

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een originele vragenlijst die betrekking heeft op de verschillende campagne-elementen van de gemeente Westland (zie bijlage 2).

Namens de gemeente Westland is een uitnodigingsbrief per post verstuurd naar alle 2.346

‘first-time voters’ in de gemeente Westland; het betreft aldus een populatie-onderzoek. Deze brief verzocht de respondenten om een vragenlijst in te vullen, waartoe men toegang kreeg via een bijgevoegde QR-code. Deze brief (zie bijlage 3) is verstuurd op 23-04-2021. Het moment

(18)

van versturen zou enige invloed kunnen hebben op de resultaten en de bereidwilligheid (respons) van aangeschrevenen om aan het onderzoek deel te nemen, aangezien de

verkiezingen meer dan één maand daarvoor hadden plaatsgevonden. Dit onderzoek kon helaas geen gebruik maken van een herinneringsbericht, omdat de gemeente niet beschikt over de telefoonnummers en e-mailadressen van de ‘first-time voters’ en een tweede papieren brief financieel niet haalbaar was.

Er is hier gekozen om het effect van de opkomstbevorderende campagne te meten onder ‘first-time voters’. De literatuur suggereert wel dat een dergelijke campagne mogelijk een groter effect zou hebben op ‘second-time voters’ (Bhatti et al., 2016, pp. 157-158). Toch voor de opkomstbevorderende jongerencampagne van de jongerenraad Westland was het versturen van een vragenlijst naar de ‘second-time voters’ minder relevant, bovenal omdat dit niet de gekozen doelgroep was van de campagne van de jongerenraad Westland.

De vragenlijst is ingedeeld in zes blokken met verschillende categorieën van factoren die invloed hebben op de opkomst. Het eerste vragenblok heeft betrekking op de politieke factoren; politieke interesse, politieke tevredenheid en politiek vertrouwen. De vragenlijst vervolgt daarna met het vragenblok over een aantal sociale factoren die invloed kunnen hebben op de opkomst, namelijk; sociale en maatschappelijke betrokkenheid, politieke interesse van de sociale omgeving en de gezondheid en het geluksgevoel van een respondent.

Vervolgens komt er een algemeen vragenblok, bestaande uit stellingen over

opkomstbevorderende campagne-elementen. Dat vragenblok dient als voorbereiding voor het vierde vragenblok over de zichtbaarheid van alle acht elementen van de opkomstbevorderende jongerencampagne van de gemeente Westland. Het vijfde vragenblok heeft betrekking op de sociaal-demografische factoren van een kiezer, namelijk geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, voornaamste tijdbesteding, religie, woonsituatie en het type nieuwsbron dat kiesgerechtigden gebruiken om nieuws te verkrijgen over politiek en verkiezingen. De vragenlijst sluit af met een vraag of kiesgerechtigden van plan zijn om bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen te gaan stemmen.

Van de populatie van 2.346 ‘first-time voters’ hebben in de periode van 23 april tot en met 1 mei 2021 238 ‘first-time voters’ (10,2%) de vragenlijst ingevuld. Deze respons was aan de lage kant, mogelijk vanwege het late tijdstip van het uitzetten van de vragenlijst en het ontbreken van één of meer herinneringen. De bescheiden hoogte van de respons vormde op zichzelf geen wezenlijk probleem voor een zinvolle analyse. Een aanzienlijk groter probleem blijkt te zijn gelegen in de zeer lage respons van ‘niet-stemmers’; in totaal niet meer dan 6

(19)

respondenten gaven aan niet te hebben gestemd bij de Kamerverkiezingen van maart 2021.

Dit heeft gevolgen voor de analyses die uitgevoerd kunnen worden.

Vanwege deze lage respons van ‘niet-stemmers’ -onder de aanname dat het hier een vertekening betreft en het niet zo is dat er daadwerkelijk een heel groot aandeel van de ‘first- time voters’ van het stemgerecht gebruik heeft gemaakt- is er geen mogelijkheid om een zinvolle analyse en vergelijking te maken tussen ‘wel-stemmers en ‘niet-stemmers’. Daarom is er gekozen om de bereikbaarheid van de campagne te onderzoeken. In het licht van de oorspronkelijke onderzoeksvraag is het onderzoeken van de bereikbaarheid nog altijd

relevant. Bereikbaarheid is immers een essentiële voorwaarde voor effectiviteit: want wanneer een campagne in zijn geheel of een afzonderlijk campagne-element een kiesgerechtigde niet bereikt, is het hoogst onwaarschijnlijk dat die campagne of dat element effect heeft op de opkomst.

De oorspronkelijke hypothesen kunnen uiteraard niet zinvol getoetst worden, maar zijn herzien van verondersteld effect op opkomst naar verondersteld effect op bereik,

waardoor er eventueel meer duidelijkheid gevonden kan worden in verklaringsmodellen van de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne. De verklarende factoren die in dit onderzoek getoetst worden, komen overeen met de factoren die invloed geacht worden te hebben op de opkomst (van Ostaaijen et al., 2016, p. 26). Dit zijn de sociaal-demografische, sociale en politieke factoren. Hier is voor gekozen omdat op deze manier meer kennis

ontwikkeld kan worden ten aanzien van de vraag in hoeverre individuele, structurele factoren invloed hebben op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

Binnen de sociaal-demografische factoren wordt er gekeken naar geslacht, opleidingsniveau, voornaamste tijdbesteding, religie en het type nieuwsbron dat

kiesgerechtigden gebruiken om nieuws te verkrijgen over politiek en verkiezingen (vgl. van Ostaaijen et al., 2016, p. 26). De verwachting is dat naarmate een kiezer hogeropgeleid is, religieus is, en politiek nieuws volgt via sociale media of de traditionele media, de kans groter is dat de campagne bereik heeft gehad. Op basis van deze verwachting worden de eerste hypothesen geformuleerd:

H1: Opleidingsniveau heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H2: Religie heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

(20)

H3: Geslacht heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H4: Politiek nieuws volgen via sociale media heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H5: Politiek nieuws volgen via de traditionele media heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

De politieke factoren worden in dit onderzoek geoperationaliseerd als; de mate van politieke interesse, tevredenheid en vertrouwen. De verwachting is naarmate een

kiesgerechtigde meer interesse heeft, tevredener is of meer vertrouwen heeft in de politiek, de kans groter is dat een ‘first-time voter’ de campagne heeft gezien. Hieruit volgen de volgende hypothesen:

H6: Politieke interesse heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H7: Politieke tevredenheid heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H8: Politiek vertrouwen heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

Sociale factoren worden in dit onderzoek geoperationaliseerd als de mate van sociale en maatschappelijke betrokkenheid, politieke interesse van de sociale omgeving,

uitgaansleven, de gezondheid en het geluksgevoel van een ‘first-time voter’ (vgl. van Ostaaijen et al., 2016, p. 26). De verwachting is dat naarmate iemand meer maatschappelijk betrokken is, de sociale omgeving politiek geïnteresseerd is, een actief uitgaansleven kent, de gezondheid goed is en iemand goed in zijn vel zit, de kans groter is dat de

opkomstbevorderende jongerencampagne de ‘first-time voter’ heeft bereikt. Op basis van deze verwachting worden de volgende hypothesen geformuleerd:

H9: Lidmaatschap bij een vereniging heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H10: Een goede kwaliteit van de gezondheid heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

(21)

H11: Een actief uitgaansleven heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

H12: Politieke interesse binnen de vriendengroep heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende campagne.

De afhankelijke variabele bereikbaarheid kent twee waarden, namelijk ‘welbekend’ en

‘niet-bekend’. Indien een ‘first-time voter’ nul of slechts één campagne-element zegt te hebben gezien, wordt de kiezer gecategoriseerd als ‘niet-bekend’. Alle ‘first-time voters’ die bekend zijn met één campagne-element worden gecategoriseerd als ‘niet-bekend’, omdat in beginsel iedere kiezer een ‘first-time voters’ brief heeft ontvangen, zonder daartoe ook maar enige actie voor te hebben hoeven ondernemen, terwijl dat bij alle andere campagne-

elementen wel het geval is. ‘First-time voters’ die gecategoriseerd worden als ‘welbekend’

zijn bekend met twee of meer campagne-elementen.

Om te achterhalen in hoeverre sociaal-demografische, sociale en politieke factoren effect hebben op het campagnebereik onder ‘first-time voters’ zal er in de analyse gebruik gemaakt worden van drie multivariate regressieanalyses waarbij iedere regressieanalyse een theoretisch onderscheiden cluster aan variabelen onderzoekt.

(22)

4. Resultaten

Voor de campagne in zijn geheel blijkt dat het bereik relatief hoog was. Meer dan 85% van alle respondenten is bekend met ten minste één campagne-element (zie tabel 4.1). Dit hoge percentage lag overigens in de lijn der verwachting, omdat zoals gezegd alle ‘first-time voters’ een brief van de burgemeester hadden ontvangen. Iedereen zou dan ook bekend

‘moeten’ zijn met minimaal één campagne-element. Zo bezien is het misschien eerder opvallend dat 15% aangeeft niet bekend te zijn met enige campagne-activiteit.

Tabel 4.1 Bekendheid onder ‘first-time voters’ met de campagne Percentage

Niet bekend met ten minste één campagne-element

15%

Bekend met één campagne-element 59%

Bekend met twee of meer campagne- elementen

26%

Totaal 100%

N=238

Een nadere (descriptieve) analyse naar de bereikbaarheid van de campagne-elementen onder de ‘first-time voters’ laat zien dat het bereik, met uitzondering van de ‘first-time voters’

brief, niet groot was. Met uitzondering van die ‘first-time voters’ brief, was de bereikbaarheid van geen enkel campagne-element boven de 15% (zie figuur 4.1). De radiorubriek had met een bereik van slechts 3% het minste bereik van alle ingezette campagne-elementen.

Figuur 4.1 Bekendheid ‘first-time voters’ met de campagne-elementen

3%

83%

9% 15%

5% 7% 6% 9%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

(23)

Om het inzicht te vergroten in welke individuele structurele factoren een verklarende factor zijn van het bereik van de opkomstbevorderende jongerencampagne, zijn er drie lineaire regressie modellen opgesteld. In tabel 4.2 worden de resultaten besproken van de relatie tussen campagnebereik en de sociaal-demografische karakteristieken. In deze regressieanalyse zijn twee modellen opgenomen. In model 1.1 zijn alleen de variabelen opgenomen die de voorspellende waarde van het model verbeteren.

De eerste hypothese veronderstelt dat hoe hoger het opleidingsniveau is hoe groter het bereik van de campagne was. Het campagnebereik van jongeren onder hoogopgeleiden is 0.094% lager dan bij de laagopgeleiden, maar dit verband is niet significant (p=0.112). Dit betekent dat het effect van opleidingsniveau op het campagnebereik niet betekenisvol is, waardoor de eerste hypothese niet kan worden aangenomen. De tweede hypothese

veronderstelt dat naarmate iemand religieus is het campagnebereik hoger zou zijn. Dit was inderdaad het geval. Het bereik onder ‘first-time voters’ die religieus zijn is 0.166% groter in vergelijking met kiesgerechtigden die niet religieus waren. Dit verband was alleen niet significant (p=0.074). Hierdoor kan deze hypothese niet worden aangenomen. De derde hypothese veronderstelt dat geslacht een positief effect heeft op het campagnebereik. Het campagnebereik onder vrouwelijke ‘first-time voters’ is 0.133% lager dan onder mannelijke

‘first-time voters’. Dit verband is significant (p<0.05). De derde hypothese wordt hierdoor aangenomen.

De vierde hypothese veronderstelt dat het volgen van politiek nieuws via sociale media een positief effect heeft op het campagnebereik. Het bereik van de campagne onder de

‘first-time voters’ die politiek nieuws volgen via Instagram is 0.175% groter dan de jongste kiesgerechtigden die geen politiek nieuws volgen via Instagram. Voor Facebook en Twitter is dat 0.076%. Beide verbanden zijn statistisch significant (p<0.01). De vierde hypothese wordt hierdoor aangenomen. De vijfde hypothese veronderstelt dat politiek nieuws volgen via de traditionele media een positief effect heeft op het campagnebereik. Allereerst blijkt dat het campagnebereik onder een ‘first-time voter’ die politiek nieuws volgt via de radio 0.126%

hoger is. Dit verband is significant (p<0.05). Politiek nieuws volgen via de krant (0.072%) had ondanks een positief effect op het campagnebereik geen statistisch significant verband (p=0.244). Politiek nieuws volgen via de televisie had een negatief effect op het

campagnebereik (-0.017%), maar ook dit verband was niet significant (p=0.779). Hypothese 5 kan hiermee niet worden aangenomen. Deze factoren (krant en televisie) zijn alleen

opgenomen in model 1.2 net als de voornaamste tijdbesteding ‘scholier’ en ‘werkzaam’. Deze factoren laten zien dat door een afnemende Adj. R2 , de voorspellende waarde van het model

(24)

niet veel verbeteren en ze daardoor niet veel bijdragen aan het voorspellen voor welke groep de campagne significant meer zichtbaar was.

Tabel 4.2 Lineair regressie model van het bereik van de opkomstbevorderende campagne Model 1.1 Model 1.2

(Constante)

Opleidingsniveau (Ref. = Hoogopgeleid) Middelbaar opgeleid

Laagopgeleid

Geslacht (Ref. = Man) Vrouw

Religie (Ref. = Niet religieus) Wel religieus

Voornaamste tijdbesteding (Ref. = Student) Scholier

Werkzaam

Werkzoekend

Nieuwsbron (Ref. = Niet volgen) Instagram

NOS & Nu.nl

Facebook & Twitter

Radio

Televisie

Krant

0.114 (0.058)*

0.094 (0.064)

-0.133 (0.057)*

0.116 (0.064)

0.750 (0.420)

0.175 (0.059)**

0.159 (0.076)* 0.126 (0.061)*

0.068 (0.078)

0.069 (0.088) 0.115 (0.074)

-0.129 (0.59)*

0.118 (0.066)

-0.093 (0.101) -0.010 (0.084) 0.773 (0.425)

0.160 (0.060)**

0.065 (0,59) 0.144 (0.077) 0.108 (0.066) -0.016 (0.061) 0.070 (0.062) R2

Adj. R2 N

0.149 0.122 238

0.252 0.063 238

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

In tabel 4.3 wordt er vervolgens gekeken naar het campagnebereik onder ‘first-time voters’ gezien hun mate van interesse, tevredenheid of vertrouwen. Hypothese 6 veronderstelt dat het campagnebereik onder ‘first time voters’ die politieke interesse hebben groter is. Bij politieke interesse blijkt dat het campagnebereik onder ‘first-time voters’ 0.12% hoger is dan bij ‘first-time voters’ die niet politiek geïnteresseerd zijn. Dit verband is significant (p<0.05).

Dit betekent dat het effect van politieke interesse op het campagnebereik betekenisvol is,

(25)

waardoor hypothese 6 kan worden aangenomen. Voor zowel politiek vertrouwen (0.101%) als politieke tevredenheid (0,089%) is er een positief verband waar te nemen. Dat betekent dat naarmate iemand meer vertrouwen heeft of meer tevreden is over de politiek het bereik groter is. Dit verband is alleen in beide gevallen niet statistisch significant; politiek vertrouwen (p=0.321), politieke tevredenheid (p=0.835). Hierdoor worden de hypothesen 7 en 8 niet aangenomen.

Tabel 4.3 Lineair regressie model van het bereik van de opkomstbevorderende campagne Model 2.1

(Constante)

Politieke interesse (Ref. = Geen interesse) Tamelijk interesse

Veel interesse

Politiek vertrouwen (Ref. = Geen vertrouwen) Neutraal

Veel vertrouwen

Politieke tevredenheid (Ref. = Ontevreden) Neutraal

Tevreden

0.213 (0.036)***

0.107 (0.083) 0.120 (0.072)*

0.060 (0.078) 0.101 (0.102)

-0.076 (0.071) 0.089 (0.064) R2

Adj. R2 N

0.019 0.011 238

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

In tabel 4.4 wordt er gekeken in hoeverre het verschil in campagnebereik onder ‘first- time voters’ verklaart kan worden door de sociale factoren. In deze regressieanalyse zijn twee modellen opgenomen. In model 3.1 zijn alleen de variabelen opgenomen die de voorspellende waarde van het model verbeteren.

De negende hypothese veronderstelt dat het campagnebereik onder ‘first-time voters’

die lid zijn van een vereniging groter is geweest. Dit is inderdaad het geval. Het

campagnebereik onder de ‘first-time voters’ die lid zijn van een vereniging ligt 0.124% hoger dan ‘first-time voters’ die geen lid zijn van een vereniging. Dit verband is significant

(p<0.05). Dit betekent dat het effect van een lidmaatschap bij een vereniging op het

campagnebereik betekenisvol is, waardoor de negende hypothese kan worden aangenomen.

(26)

Hypothese 10, dat veronderstelt dat gezondheid een positief effect heeft op de hoogte van de opkomst, kan niet worden aangenomen. Het campagnebereik onder ‘first-time voters’

die gezond waren was 0.185% hoger dan onder jongeren die een slechte gezondheid

ervaarden, maar dit verband is niet significant (p=0.120). Dit geldt ook voor hypothese 11 dat veronderstelt dat campagnebereik beter zichtbaar is onder jongeren die een actief

uitgaansleven hebben. Het campagnebereik is 0.101% groter wanneer ‘first-time voters’ een actief uitgaansleven hebben, maar dit verband is niet significant (p=0.289). Tot slot

veronderstelt hypothese 12 dat het campagnebereik groter is onder ‘first-time voters’ die vrienden hebben die politieke interesse hebben. Dit is inderdaad het geval (0.072%), maar het verband is niet statistisch significant (p=0.239).

Zowel de factoren politieke interesse, familie, als het geluksgevoel van een ‘first-time voter’, hebben een negatieve invloed op de voorspelde waarde van het model. Dat is te zien aan de Adj. R2, die daalt wanneer deze variabelen in het model worden opgenomen. Dit laat zien dat deze variabelen niet veel bijdragen aan het voorspellen voor welke groep de

campagne significant meer zichtbaar was.

(27)

Tabel 4.4 Lineair regressie model van het bereik van de opkomstbevorderende campagne Model 3.1 Model 3.2

(Constante)

Politieke interesse familie (Ref. = Wel) Niet geïnteresseerd

Politieke interesse vrienden (Ref.= Wel) Niet geïnteresseerd

Geluksgevoel (Ref. = Gelukkig) Noch gelukkig, noch ongelukkig Ongelukkig

Kwaliteit gezondheid (Ref. = Goede gezondheid)

Noch slechte gezondheid, noch goede gezondheid

Slechte gezondheid

Lidmaatschap van vereniging (Ref. = Wel) Geen lidmaatschap

Bezoek feestje (Ref. = Vaak) Soms

Zelden

0.372 (0.042)***

-0.071 (0.060)

-0.081 (0.082) -0.185 (0.124)

-0.124 (0.059)*

-0.101 (0.080)

0.345 (0.053)***

0.033 (0.065) -0.072 (0.061) 0.041 (0.071) 0.056 (0.143)

-0.105 (0.094) -0.226 (0.137)

-0.116 (0.064) 0.023 (0.064) -0.103 (0.090) R2

Adj. R2 N

0.051 0.035 236

0.059 0.022 236

Noot: OLS-regressiecoëfficiënten met standaardfouten tussen haakjes. ***p<0,001, **p<0,01, *p<0,05

(28)

5. Conclusie

In hoeverre hebben opkomstbevorderende jongerencampagnes effect op de opkomst van jongeren tijdens Nederlandse verkiezingen? Deze vraag die aan de basis van dit onderzoek stond, is helaas niet beantwoord: door een te lage respons van ‘niet-stemmers’ (n6) was het niet zinvol om de effectiviteit te analyseren en ‘wel-stemmers’ met ‘niet-stemmers’ te vergelijken. Daarom is er vervolgens voor gekozen om de bereikbaarheid van de campagne- een noodzakelijke voorwaarde voor effectiviteit- te analyseren. En dan blijkt dat de campagne nauwelijks bereik heeft gehad. Alleen de ‘first-time voters’ brief heeft de meeste jongeren bereikt (83%), wat echter weer niet zo opmerkelijk is omdat alle ‘first-time voters’ deze brief hebben gekregen. De andere campagne-elementen kwamen niet boven een bereik van 15%.

Deze bevinding suggereert dat de opkomstbevorderende campagne nauwelijks effect heeft gehad op de hoogte van de opkomst. Bereikbaarheid is namelijk een essentiële vereiste van effectiviteit, en gezien de geringe bereikbaarheid kan het effect op de opkomst logischerwijze slechts eveneens heel gering zijn geweest.

Een nadere analyse onderzocht de verklaringsmodellen achter de bereikbaarheid.

Hierbij is gekeken in hoeverre de individuele structurele factoren (sociaal-demografische, sociale en politieke factoren), invloedrijke factoren waren voor de opkomst, die ook de

bereikbaarheid van een campagne kunnen verklaren. Op basis van deze individuele structurele factoren werden twaalf hypothesen geformuleerd, waarbij H3, H4, H6 en H9 werden

aangenomen. De vierde hypothese stelt dat het volgen van politiek nieuws via sociale media een positief effect heeft op de opkomst. Uit dit onderzoek blijkt dat dit het geval is. Op basis van dit onderzoek wordt verwacht dat het campagnebereik (0.175%) groter is wanneer een kiesgerechtigde politiek nieuws volgt via Instagram. Voor Twitter of Facebook is dat (0.159%). Beide verbanden zijn zeer significant (p<0,01) waardoor het volgen van politiek nieuws via sociale media een sterk effect heeft op de bereikbaarheid. Ook het verband tussen campagnebereik en (H6) politieke interesse (0.120%), (H9) lidmaatschap vereniging

(0.124%) en (H3) geslacht (-0.133%) zijn significant (p<0,05) en hebben daarmee een sterk effect op de bereikbaarheid.

De overige hypothesen lieten wel een positief of negatief verband zien tussen campagnebereik en de individuele factor van een kiesgerechtigde, maar de hypothesen konden niet worden aangenomen door het ontbreken van een significant verband. Een verklaring hiervoor is mogelijk de lage respons van de vragenlijst. In totaal waren er 2.346

‘first-time voters’ in Westland. Doordat 238 ‘first-time voters’ de vragenlijst hadden ingevuld,

(29)

kan het zijn dat de lage respons ervoor gezorgd heeft dat er te weinig data beschikbaar was om significantie aan te tonen.

Deze onderzoeksresultaten van de alternatieve analyse naar bereikbaarheid (als voorwaarde van effect) hebben een bruikbaar eerste beeld gegeven over welke individuele factoren een verband houden met de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende

jongerencampagne. Het liet zien dat de factoren; het volgen van politiek nieuws via sociale media, politieke interesse, lidmaatschap van een vereniging en geslacht, van invloed kunnen zijn op de bereikbaarheid van een campagne.

Dit onderzoek kende een aantal beperkingen. Ten eerste waren er enkele praktische beperkingen, waardoor de oorspronkelijke ambitie van dit onderzoek niet gerealiseerd kon worden. De aanwezigheid in de gerealiseerde respons van het eigen onderzoek van slechts 6

‘niet-stemmers’ maakte het onmogelijk om te onderzoeken of campagne-elementen, dan wel de campagne als geheel, effect heeft gehad op de opkomst onder de ‘first-time voters’. Bij een vervolgonderzoek is het dan ook belangrijk om één of meerdere herinneringsberichten te kunnen versturen naar de beoogde doelgroep, waardoor de kans vergroot wordt dat ‘niet- stemmers’ kunnen worden opgenomen in het onderzoek. Een andere praktische beperking van het onderzoek was het relatief laat verzenden van de brief met de bijbehorende vragenlijst. Bij een vervolgonderzoek is het belangrijk direct na de verkiezingen een brief te versturen,

waardoor de kans verkleind kan worden dat respondenten zijn vergeten of zij een campagne- element hebben gezien, of meer in het algemeen de verkiezingen al ‘oud nieuws’ zijn.

Om een beter inzicht te krijgen welke individuele structurele factoren een verband houden met de bereikbaarheid van de opkomstbevorderende jongerencampagnes, kan er in een vervolgonderzoek een grootschalig onderzoek gedaan worden naar bereikbaarheid onder verschillende jongerencampagnes. Dit kan bijdragen aan een beter inzicht onder welke groepen jongeren campagne-elementen beter zichtbaar zijn, zodat in toekomstige campagnes de doelgroep per campagne-element beter gespecifieerd kan worden.

In een vervolgonderzoek kan het interessant zijn om een grootschalig vergelijkend onderzoek te doen naar opkomstbevorderende jongerencampagnes in Nederland. Door het vergelijken en analyseren van verschillende opkomstbevorderende jongerencampagnes zou er een beter beeld geschetst kunnen worden over welke campagne-elementen effect hebben op de opkomst. Die kennis kan in de toekomst worden ingezet om de opkomst onder jongeren structureel te verhogen.

Dit onderzoek naar bereikbaarheid heeft een bruikbaar eerste beeld gegeven over welke individuele structurele factoren een verband houden met de bereikbaarheid. Toch is er

(30)

nog veel onzeker over de effectiviteit en bereikbaarheid van opkomstbevorderende jongerencampagnes. Daarom is de hoop met dit onderzoek dat het de belangstelling van politieke wetenschappers krijgt en het wetenschappers aanmoedigt om vervolgonderzoek te doen naar dit tot op heden onderbelichte onderwerp.

Overigens zal dit onderzoek de basis zijn van een aanbeveling aan de gemeente

Westland dat in juni 2021 wordt gepresenteerd aan de gemeenteraad en het college van B&W.

(31)

6. Literatuurlijst

Aarts, C. (1999). Opkomst bij Verkiezingen. Onderzoeksrapportage in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving. Tweede Kamer: 1999-2000, 26200-VII nr. 61

Benoit, W. L., McKinney, M. S., & Stephenson, M. T. (2002). Effects of Watching Primary Debates in the 2000 U.S. Presidential Campaign. Journal of Communication, 52(2), 316-331.

Bhatti, Y., Hansen, K.M., & Wass, H. (2016). First-time boost beats experience: The effect of past eligibility on turnout. Electoral Studies, 41, 151-158.

Blais, A. (2007). Turnout in elections, in: R. Dalton, H.-D. Klingemann (eds.), The Oxford Handbook of Political Behavior. Oxford: Oxford University Press, 621-635.

Bond, R. M., Fariss, C. J., Jones, J. J., Kramer, A. D. I., Marlow, C., Settle, J. E., & Fowler, J.

H. (2012). A 61-million-person experiment in social influence and political mobilization. Nature, 489(7415), 295–298. https://doi.org/10.1038/nature11421 Boogers, M. (2006). Enquête bezoekers Stemwijzer. Universiteit van Tilburg.

Cammaerts, B., Bruter, M., Banaji, S., Harrison, S., Anstead, N. & Macmillan, P. (2016).

Youth Participation in Democratic Life. Stories of Hope and Disillusion. UK Copyright Holder, Youth Participation in Democratic Life p. 49-82.

Cancela, J. & Geys, B. (2016). Explaining voter turnout: A meta-analysis of national and subnational elections. Electoral Studies, 42, 264-275.

Collins, K., Keane, L., & Kalla, J. (2014). Youth voter mobilization through online

advertising: Evidence from Two GOTV Field Experiments. American Political Science Association: Washington.

Dekker, P. (2002). Niet‐stemmers: een onderzoek naar achtergronden en motieven in enquêtes, interviews en focusgroepen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dekker, P., & den Ridder, J. (2017). Afkeer en afzijdigheid. In: T. van der Meer, H. van der Kolk & R. Dekker (red.), Aanhoudend wisselvallig. Nationaal Kiezersonderzoek 2017.

Amsterdam: SKON, 2018, 40-47.

Den Ridder, J., & Dekker, P. (2018). ‘Stemmers en niet-stemmers. De betekenis van het algemeen kiesrecht’, in: R.B. Andeweg, M. Leyenaar (red.), Alle stemmen tellen! Een eeuw algemeen kiesrecht. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2018, 69-91.

Galan, L., Osserman, J., Parker, T., Taylor, M. (2019). How Young People Consume News and the Implications for Mainstream Media. Oxford: Reuters Institute for the Study of Journalism. Geraadpleegd op

(32)

https://reutersinstitute.politics.ox.ac.uk/sites/default/files/2021- 02/FlamingoxREUTERS-Report-Full-KG-V28.pdf

Garmann, S. (2017). The effect of a reduction in the opening hours of polling stations on turnout. Public Choice, 171(1), 99-117.

Gemenis, K., & Rosema, M., (2014). Voting Advice Applications and electoral turnout.

Electoral Studies, 36, 281-289.

Green, D. P., & Gerber, A. S. (2019). Get Out the Vote (4th Revised edition). Amsterdam University Press.

Green, D. P., & McClellan, O. (2017). The Effects of Election Festivals on Voter Turnout: A Field Experiment Conducted During a Presidential Election. SSRN Electronic Journal, 1–11. https://doi.org/10.2139/ssrn.2999305

Green, D. P., McGrath, M. C., & Aronow, P. M. (2013). Field Experiments and the Study of Voter Turnout. Journal of Elections, Public Opinion & Parties, 23(1), 27-48.

Haenschen, K., & Jennings, J. (2019). Mobilizing millennial voters with targeted internet advertisements: A field experiment. Political Communication, 36(3), 357-375.

Hansen, K. M., & Pedersen, R. T. (2014). Campaigns Matter: How Voters Become

Knowledgeable and Efficacious During Election Campaigns. Political Communication, 31(2), 303-324.

Harmsen, J., Kreulen, E., & Marijnissen, H. (2019). De laagopgeleide jonge kiezer blijft vaak thuis, Gelderland probeert het tij te keren [nieuwsbericht]. Trouw.

https://www.trouw.nl/nieuws/de-laagopgeleide-jonge-kiezer-blijft-vaak-thuis- gelderland-probeert-het-tij-te-keren%7Ebfcdc422/

Jacobs, D., & van Ostaaijen, J. (2017). De stembus voorbij: Een onderzoek naar het effect van een gemeentelijke campagne op de lokale opkomst bij de herindelingsverkiezing in Meijerijstad. Tilburg University.

Jansen, F.M. (2005) Opkomstbevorderende campagne bij tussentijdse

herindelingsverkiezingen: zinvol of zinloos? Een onderzoek naar de effecten van een opkomstbevorderende campagne en naar de motieven om wel of niet te gaan stemmen.

Universiteit Twente.

Kleinnijenhuis, J., Scholten, O., Van Atteveldt, W., van Hoof, A., Krouwel, A., Oegema, D.,

& Takens, J. H. (2007). Nederland vijfstromenland: De rol van de media en stemwijzers bij de verkiezingen van 2006. Bakker, Amsterdam.

Krouwel, A., Holleman, B., Kamoen, N., van de Pol, J., & de Vreese, C. (2018). Effecten van online stemhulpen. In Jaarboek 2018, Vereniging van Griffiers (Vol. 2018, p. 19–).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

More precisely, an upper bound for the variance of the test statistic R N ∗ is realized by the one-dimensional Moore-Rayleigh null hypothesis, whose distribution is similar to the

The results on simulated data show that the MR3 outperforms permutation tests on Hotelling’s T 2 test (pHT2) in the detection of difference of mean in small sample sizes, since the

The flowers are actinomorphic and tetramerous (rarely pentamer- ous), with triangular and acute sepals of 0.5mm and yellow to whitish, elliptic and 4-5mm long petals. The androecium

Uit het totaalbeeld van deze analyse blijkt dat er een middelmatige correlatie is tussen de gevoelsmatige binding met een bepaalde plaats en de interesse in (nieuws)artikelen uit

Het aandeel bronnen dat niet geverifieerd wordt kan door veel lezers gezien worden als omvangrijk, maar voor de journalist gaat hier een belangrijke overweging aan vooraf.. Met

Deze scriptie onderscheidt zich van eerdere werken omdat het specifiek voor de Nederlandse situatie onderzoekt hoe geldovermakingen van migranten en dus hun economische banden met

Om te kunnen vaststellen welke voorwaarden het Hof van Justitie stelt aan het uitvaardigen en uitvoeren van EAB’s en andere verzoeken tot strafrechtelijke EU-samenwerking

De voorbereiding van de wetgeving over het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat op termijn ook juris- dictie moest krijgen voor Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Aruba, lag