• No results found

Het uitgangspunt voor dit onderzoek is in eerste instantie geweest dat het een vereiste is dat het eerst goed zit van de kant van degene die schuld bekent. Wat er precies moet gebeuren om het gat dat er is tussen de schuldige en de ander, evt. het slachtoffer, te dichten is een veld dat voorzichtig moet worden betreden. Al snel verval je met een dergelijke analyse in termen van de oneigenlijke schuld, waarin schuld aan een gebrek is gekoppeld.

Het onder ogen komen van de schuld en de eigenlijke schuldbekentenis is in eerste instantie een persoonlijke aangelegenheid. Er wordt van de ander geen inspanning verwacht bij de schuldbekentenis. Een schuldbekentenis wordt echter wel gedaan in aanwezigheid van een ander. We kunnen in eerste instantie alleen iets verwachten vanuit de mens zelf, je zal je moeten klaarmaken voor het vallen van het besluit en aldus een bepaalde hoop koesteren op een actie die buiten je ligt. De mens toont zich door zijn eigenlijke schuldbekentenis in zijn vrijheid aan de ander waardoor de ander zich geconfronteerd kan zien met de mogelijkheid van vergeving. De eigenlijke schuldbekentenis kan zo een proces op gang zetten. Een proces waarin de vraag van vergeving kan worden gesteld. Het eerste en meest belangrijke vereiste is dat de mens zijn eigen schuld niet langer uit de weg gaat. Door je eigen bestaan onder ogen te komen, je hierna op te richten en de ander voor te gaan kun je de ander de reflexiviteit in drijven. Er kan iets gebeuren waarin de ander ervaart hoe het is om geen grond onder de voeten te hebben, hij wordt angstig van de uiterste mogelijkheid van de Selbstaufgabe. De ander kan zo wezenlijk van betekenis worden voor de mens. De mens werpt zich in zijn zijn op aan de ander en toont hem dat hij een vrij mens is. De ander zal geconfronteerd worden met de wezenlijke schuld en kan zo zijn eigen schuld niet langer ontkennen. Hier kan iets optreden dat we vergeving kunnen noemen.

De mens is altijd schuldig, daar kan hij door te leven niet aan ontkomen. Door de ander voor te gaan kun je de ander de reflectie in drijven. Je schuld op een eigenlijke manier bekennen, door jezelf op het spel te zetten, breng je de ander oog in oog met zijn eigen existentie. Alleen als de kwestie van de schuld wezenlijk wordt geraakt kan de vraag naar vergeving zinvol gesteld worden.102

102 In deze scriptie zal geen uitgebreide analyse worden gegeven over hoe vergeving uiteindelijk precies vorm krijgt, daarvoor ontbreekt de ruimte. Dit thema blijft open voor toekomstig onderzoek. De hypothese is dat de vraag naar de persoonlijke schuld kan worden getypeerd als een eerste stap, een essentiële stap om de vraag naar vergeving zinvol te kunnen stellen.

54

Conclusie

Aan de hand van de theorie van Heidegger kunnen we komen tot een eigenlijke schuldbekentenis. Deze schuldbekentenis is een bekentenis van de persoonlijke schuld van de mens en komt vanuit vrijheid tot stand. De mens kan zo voorkomen dat hij in een keurslijf wordt geduwd en hem de schuld door het men uit handen laat nemen. De mens wordt zo in zijn waarde gelaten.

De schuldbekentenis die de mens op deze manier aflegt is van een ander type dan de oneigenlijke schuldbekentenissen die op het moment gangbaar zijn. De mens bekent zijn schuld door zichzelf als voorbeeld op te werpen voor de ander. Deze eigenlijke schuldbekentenis ontsluit de ander voor het Dasein en kan de ander de zelfreflectie in duwen. De ander gaat zo eenzelfde moedige tocht tegemoet als het Dasein dat aan hem was voorgegaan. Hier kan iets ontstaan waar de schuldbekentenis van het Dasein niet zozeer op gericht is, maar wel als gevolg kan hebben, hier kan de vraag van vergeving aan de orde komen.

55

Tot slot

De mens heeft het in het dagelijks leven druk met het bekennen van zijn oneigenlijke schuld. Zonder stil te staan bij wat hij bekent of wat voor schuldbekentenissen hij aanhoort stelt hij zichzelf niet de vraag naar zijn persoonlijke schuld. Het wantrouwen en de achterdocht die gepaard gaan met de moderne schuldbekentenissen lijken samen te hangen met het feit dat de mens zijn persoonlijke schuld niet onder ogen durft te komen. In deze scriptie is uiteengezet hoe de mens, aan de hand van Heideggers notie van de Entschlossenheit zijn schuld daadwerkelijk onder ogen kan komen en zich als voorbeeld kan opwerpen voor de ander. Als de mens zich bereid toont zijn schuld onder ogen te komen en zijn bestaan op het spel te zetten dan kan de mens komen tot een eigenlijke schuldbekentenis.

Het blootleggen van de sporen die hebben geleid tot de hedendaagse schuldbekentenissen heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de schuldbekentenis zich in onze samenleving heeft ontwikkeld en leert ons dat het ook anders kan zijn. Vanuit het Christendom ontstonden de eerste schuldbekentenispraktijken waarbij de focus lag op het innerlijk van de mens. De mens vertelde niet langer het verhaal van de feitelijke gebeurtenissen, maar biechtte zijn innerlijke waarheid op aan God. Wie waarheid maakt in zichzelf, komt tot God, was het uitgangspunt van de Belijdenissen van Augustinus. De innerlijke waarheid van de mens werd steeds meer van belang voor de kerk en niet slechts vanuit zuiver religieuze motieven.

Foucault typeerde de praktijken van de vroege schuldbekentenis aan de hand van het onderscheid tussen exomologesis en exagoreusis. De eerste praktijk werd gekenmerkt door een theatrale verwerping van het zelf en de tweede door een voortdurende verbalisatie van de gedachtes ten overstaan van een autoriteit. De aanwezigheid van deze specifieke andere, hogere, persoon verandert de bekentenis op een cruciaal punt: het ontneemt de vrijheid aan de schuldenaar om zijn zonden op te biechten. De laatste praktijk heeft zich ontwikkeld tot de moderne schuldbekentenis zoals we deze tot de dag van vandaag kennen.

Aan de hand van het werk van Heidegger kan de hedendaagse schuldbekentenispraktijk worden getypeerd als een praktijk die zich bezig houdt met oneigenlijke schuld. Schuld wordt hierbij als een gebrek getypeerd. We zien de overlevering van de praktijk van de exagoreusis terugkomen in de moderne schuldbekentenis, de voortdurende verbalisatie van de schuld heeft zijn stempel gedrukt op de wijze waarop de mens nu zijn schuld bekent. Pascal Bruckner liet zien dat de moderne schuldbekentenis een onpersoonlijk karakter draagt. Bovendien draagt de schuldbekentenis een instrumenteel karakter: de schuld wordt bekend om een

56 beschadigde relatie te herstellen en om zo snel mogelijk weer op oude voet verder te gaan. Dit brengt de geloofwaardigheid van de schuldbekentenis in het geding. Kortom: genoeg reden tot wan-trouwen.

Door de eigen schuld niet langer te ontlopen kan het Dasein de reeds gekozen concrete mogelijkheden opnieuw onder ogen komen en hier de verantwoordelijkheid voor op zich nemen. Hij beseft dat hij ook anders had kunnen kiezen. De gekozen mogelijkheden worden nu van hem, want door hem herkozen en niet bepaald in een door het men, de menigte, genormaliseerde omgeving. In de aanroep wordt het zelf dat door het men bepaald wordt op zijn louter persoonlijke schuldig-zijn aangesproken. Door gehoor te geven aan deze roep, het verstaan van de roep, maakt het Dasein een keuze. Het verstaan vereist dat het Dasein kiest voor het open willen staan voor het geweten.

De mens zal zichzelf volledig moeten openen voor de mogelijkheden die hem in het verschiet liggen; dit kan niet anders dan door het opgeven van de fixatie op zijn oude schuldige bestaan.103 Door je oer-eigen zijn te verstaan kom je in het licht te staan van de alomvattende potentie van het zijn en krijg je oog voor de ander. We zien dus dat, hoewel de tocht van het

Dasein in de richting van een eigenlijk verstaan van zijn leven, vertrekt vanuit een verstaan

van zichzelf, dit allerminst zo is om de focus op dit zelf te houden. De focus op het zelf, op de puur persoonlijke mogelijkheden, leert het Dasein dat hij niet alleen is in de wereld. Zo kan juist de ander een object van betekenis worden. Door zichzelf open te stellen maakt het

Dasein zichzelf toegankelijk voor het vallen van het besluit en voor het mede-zijn van de

anderen om hem heen.

De eigenlijke schuldbekentenis die we aan de hand van het werk van Heidegger hebben geconstrueerd is al gedeeltelijk te vinden in het werk van Heidegger. Echter, de link naar de ander, door aan de ander je schuld te bekennen, wordt door Heidegger niet direct gelegd. We kunnen het terugvinden in eerder werk en in de vooruitspringende bevrijdende Fürsorge. Het is raadzaam om een notie van eigenlijke schuldbekentenis toe te voegen aan het werk van Heidegger, althans, deze eigenlijke schuldbekentenis in te lezen in zijn werk. Want deze schuldbekentenis kan een discours openen waarin de schuld van de persoon ook onderwerp voor de ander kan worden. De ander krijgt zo een belangrijke plek in het werk van Heidegger – zij het gericht vanuit de mens zelf – waardoor de ander van betekenis kan worden voor de

103

Heidegger, Sein&Zeit, p. 264: ‘Die eigenste, unbezügliche Möglichkeit ist unüberholbar. Das Sein zu ihr läβt das Dasein verstehen, daβ ihm als äuβerste Möglichkeit der Existenz bevorsteht, sich selbst aufzugeben.’

57 mens en vice versa. De mens kan met een eigenlijke schuldbekentenis de ander voor gaan en zichzelf als voorbeeld opwerpen.

De mens kan zich vanuit de Entschlossenheit zich in zijn vrijheid aan de ander tonen. Pas nu ziet hij de mogelijkheden die hij reeds heeft gekozen in een ander licht, hij kan de schuld eigenlijk op zich nemen, erkent zijn verantwoordelijkheid en door hier vanuit voorbeeldig te handelen bekent hij zijn schuld. Hij toont dat hij werk maakt van zijn schuld, dat hij een ander mens is.

58

Bibliografie

Augustinus, A. (1985). Belijdenissen. (G. Wijdeveld, Vert.) Amsterdam, Baarn: Polek & Van Gennep Uitgeversmaatschappij BV en Ambo BV.

Austin, J. (156-1957). A Plea for Excuses: The Presidential Adress. Proceedings of the

Aristotelian Society, New Series, Vol. 57, 1-30.

Austin, J. (1979). Performative Utterances. In: Philosophical Papers (pp. 233-252). Oxford: Oxford University Press.

Assad, T. (1987). On Ritual and Discipline in Medieval Christian Monasticism. In: Economics

and Society. 16, nr. 2: 160.

Boer, T. d. (1989). Van Brentano tot Levinas. Studies over de Fenomenologie. Meppel: Boom. Buren, J. v. (1994). The Young Heidegger. Rumor of the Hidden King. Bloomington and

Indianapolis: Indiana University Press.

Butler, J. (2003). Giving an Account of Oneself. Assen: Koninklijke van Gorcum.

Crowe, B. (2005). Heidegger's Romantic Personalism. In: History of Philosophy Quarterly, Vol.

22, Nr. 2, 161-179.

Derrida, J. (2001). On Forgiveness. In: On Cosmopolitanism and Forgiveness. Londen: Routledge.

Foucault, M. (1976). The Will to Knowledge, The History of Sexuality, Vol. 1. Londen: Penguin Group.

Foucault, M. (2005). The Hermeneutics of the Subject. Lectures at the Collège de France, 1981-

1982. New York: Picador.

Foucault, M. (2007). About the Beginning of the Hermeneutics of the Self. Los Angeles: Semiotext(e).

Gilson, E. (1961). The Christian Philosophy of Saint Augustine. Londen: Gollancz.

Heidegger, M. (1976). Gesamtausgabe, vol. 9: Wegmarken. Frankfurt : Vittorio Klostermann. (GA 9)

Heidegger, M. (1993). Gesamtausgabe, vol. 58: Grundprobleme der Phänomenologie (1919/20). Frankfurt: Vittorio Klostermann. (GA 58)

Heidegger, M. (1993). Letter to Engelbert Krebs on his Philosophical Conversion, January 9, 1919. In T. Sheehan, Cambridge Companion to Heidegger (p. 70). New York: Cambridge University Press.

59 Humphries, M. L. (1997). Michel Foucault on Writing and the Self in the Meditations of Marcus

Aurelius and Confessions of St. Augustine in: Arethusa, Vol. 30, nr. 1, pp. 125-138. Johns

Hopkinds University Press.

Kal, V. (2009). Notities bij Martin Heidegger / 'Sein und Zeit' (1927).

Karssing, E., & Paape, L. (21 november 2013). Waarheidscommissie en excuses zijn nodig voor herstel vertrouwen in banken. Me Judice.

Lynch (2009), Confessions of the Self: Foucault and Augustine. Telos, Spring 2009, pp. 124-139. Levinas, E. (1991). Entre nous : essais sur le penser-à-l'autre. Paris: Grasset.

Man, P. d. (1979). Allegories of Reading: figural language in Rousseau, Nietzsche, Rilke and

Proust. London: Yale University Press.

Robbennolt, J., & Lawless, R. (2013). Bankrupt Apologies. Illinois Program in Law, Behavior and

Social Science Paper No. LBSS13-20.

Rousseau, J. J. (1782). Les rèveries du promeneur solitaire (Les Confession, Vol. 3). Londres [i.e. Neuchâtel?].

Rousseau, J.-J. (1846). Confessions. Paris: Barbier. Sluis, J. v. (1998). Leeswijzer bij Zijn en Tijd. Damon.

Tambling (1990), Confession: sexuality, sin, the Subject. Manchester: Manchester University Press.

Taylor, C. (2009). Bronnen van het Zelf. (M. Stoltenkamp, Vert.) Rotterdam: Lemniscaat. Taylor, C. (2009). The Culture of Confession from Augustine to Foucault. A genealogy of the

'Confessing Animal'. New York: Routledge.

Weezel, T. v. (sd). Aedesbaas: 'Wij zijn schuldig aan een reeks ernsige incidenten.'. de

Volkskrant, 1 juni 2013.