• No results found

Een offer

Het is nu zaak op te helderen hoe de mens zijn schuldige bestaan op een eigenlijke manier onder ogen kan komen. Het eigenlijk opvatten van zijn mogelijkheden komt niet tot stand zonder inspanning van de mens. In de alledaagse wereld zal de mens hier niet zomaar toe

74

Ibid., p. 288. 75

Ibid.: ‘Das verstehende Sichvorruflassen auf diesie Möglichkeit schlieβt in sich das Freiwerden des Daseins für den Ruf: die Bereitschaft für das Angerufenwerdenkönnen.’

37 komen. De mens moet op de één of andere manier vrij worden voor zijn eigen wereld en zijn eigen mogelijkheden onder ogen komen.

Door je oereigen zijn te verstaan, het zijn dat niet meer in betrekking staat tot gekozen mogelijkheden, kun je oog in oog komen met de uiterste mogelijkheid die het leven heeft, namelijk de Selbstaufgabe. Verder dan deze oereigen mogelijkheid kun je niet gaan, het is ‘unüberholbar’. Deze oereigen potentie wordt duidelijk in het aangezicht van de dood. De dood wacht als een uiterste mogelijkheid het Dasein op, werpt hem terug op zijn eigen, betrekkingloze bestaan en maakt hem angstig. Door deze dood niet uit de weg te gaan, maar het als mogelijkheid te aanvaarden, maak je jezelf vrij voor de dood.

Das vorlaufende Freiwerden für den eigenen Tod befreit von der Verlorenheit in die zufällig sich andrängenden Möglichkeiten, so zwar, daβ es die faktischen Möglichkeiten, die der unüberholbaren vorgelagert sind, allererst eigentlich verstehen und wählen läβt. Das Vorlaufen erschlieβt der Existenz als äuβerte Möglichkeit die Selbstaufgabe und zerbricht zo jede Versteifung auf die je erreichte Existenz.76

Het Vorlaufen laat het Dasein de oorsprong van zijn persoonlijke bestaan zien en laat hem de keuze maken over zijn eigen mogelijkheden te beslissen. Het toont hem de Selbstaufgabe als uiterste mogelijkheid en doorbreekt zo de fixatie op zijn reeds gekozen mogelijkheden (op de ‘je erreichte Existenz’). Pas door deze fixatie te doorbreken kan je los komen te staan van je gefixeerde wereld, van de keuzes die je altijd al reeds hebt gemaakt.

Het is geen eenvoudige aangelegenheid om de dood op deze manier te verstaan en je op jezelf terug te laten werpen. Het vergt moed de dood als mogelijkheid van de onmogelijkheid onder ogen te komen en in het alledaagse, door het men genormeerde leven zal het Dasein deze moed niet snel opbrengen. In het onder ogen komen van deze potentie van het zijn ligt een nieuwe start verscholen. Vooruitkijkend op dit nieuwe leven zal echter eerst de fixatie op het oude leven moeten worden opgegeven.

De gedachte kan ontstaan dat de verenkeling die de dood als mogelijkheid van het Dasein meebrengt het Dasein individualistisch maakt. Juist in deze passages zien we de relatie tot de ander terugkomen. Vanuit het eigenlijke verstaan die het besef van de potentie en het opgeven van de gefixeerde existentie van het Dasein met zich meebrengen kan het Dasein in een verhouding tot de ander komen waarin de ander vanuit zijn eigen potentie kan worden

38 verstaan. De mens kan op deze manier op een eigenlijke manier begrip krijgen voor de ander. Heidegger zegt hierover:

Als unbezügliche Möglichkeit vereinzelt der Tod aber nur, um als unüberholbaredas Dasein als Mitsein verstehend zu machen für das Seinkönnen der Anderen.77

Het begrip van de ander kan dus pas op een eigenlijke manier ontstaan vanuit het verstaan van je eigen mogelijkheden. Door je persoonlijke, betrekkingloze zijn te verstaan kom je pas in de positie om je tot de ander te richten en hem als persoon waarlijk te herkennen. Door de blik eerst op je eigen bestaan te richten creëer je de mogelijkheid de blik ook op de ander te richten.

Die Entschlossenheit

Om de inspanning die van de mens vereist is beter te begrijpen en de modificatie van de mogelijkheden die hierop volgt zullen we moeten ingaan op wat Heidegger Entschlossenheit noemt. Vrij vertaald staat de Entschlossenheit voor de bereidheid van het Dasein tot het vallen van een besluit.78 De Entschlossenheit manifesteert zich als wijze van de Erschlossenheit (toegankelijkheid) wat wordt getypeerd door drie modi: het verstaan, de bevindelijkheid en de rede.

Allereerst verstaat de mens de roep vanuit het geweten, dit brengt hem terug op zijn oer-eigen zijn en laat hem terugvallen op zichzelf. (‘Das Rufverstehen erschlieβt das eigene Dasein in der Unheimlichkeit seiner Vereinzelung.’)79 De bevindelijkheid is de stemming van de angst die

ontstaat wanneer het Dasein zich niet meer thuis voelt in de wereld zoals die hem is gegeven. De onbestemdheid van zijn zelf en de betekenisloosheid van de wereld maakt het Dasein angstig. Dit is vergelijkbaar met een verdwaald kind dat zijn ouders kwijt is. Geschrokken dat hij er alleen voor staat wordt hij bang en begint hij angstig zoekend rond te lopen. Pas als hij zijn ouders weer heeft gevonden bedaart hij en voelt hij zich weer geborgen. Tenslotte is ook de rede typerend voor de toegankelijkheid. In het men gaat het Dasein op in het alledaagse gepraat. Het geweten roept het Dasein uit deze menigte en noopt tot zwijgzaamheid, dat Heidegger als mogelijkheid van de rede bestempelt.80 Zwijgend geeft het geweten het Dasein zijn oereigen potentie, namelijk te worden wat in zijn mogelijkheden ligt, te verstaan.

77 Ibid. 78

Vertaling ontleend aan Kal, Notities. 79

Heidegger, Sein & Zeit, p. .295. 80 Ibid., p. 296.

39 Doordat het Dasein gehoor geeft aan de roep vanuit het geweten, verstaat het zijn geweten en zijn eigen zijnspotentie. We spreken over een potentie, want er is nog geen besluit genomen. Het Dasein stelt zichzelf open voor de mogelijkheid dat het besluit kan vallen. Voordat dit kan gebeuren zal het Dasein zijn oer-eigen schuldig-zijn onder ogen moeten te komen. Het zwijgende, tot angst bereide onder ogen komen van zijn eigen schuldig-zijn, noemt Heidegger

Entschlossenheit.81

In dit bereid zijn voor het vallen van het besluit ligt nog niet het mogelijke besluit besloten. De Entschlossenheit kenmerkt namelijk een bepaalde inspanning van het Dasein dat is te omschrijven als een ‘geconcentreerd alert-zijn-voor, gespitst-zijn-op, bedacht-zijn-op’.82 Het is een modus van Erschlossenheit (het toegankelijk zijn) en verleent toegang tot het besluit dat kan vallen. Pas wanneer het Dasein zijn leven leert begrijpen, zich toegankelijk opstelt, dan kan er iets nieuws tot stand komen, namelijk een modificatie van de wereld om het Dasein heen en van de toegankelijkheid van het mede-zijn van de anderen om je heen.83 Pas na je open te stellen voor je oereigen kunnen-zijn, kun je je openen voor het kunnen-zijn van de ander en kan de ander daadwerkelijk van betekenis worden voor jou.

Je richten tot de ander

Het is belangrijk te benadrukken dat de mens zich altijd al in relatie tot een ander begeeft.84

Een veelgehoord verwijt tegen de theorie van Heidegger is dat deze te individualistisch is en geen rekenschap geeft van de wezenlijke andere.85 De oorsprong van dit verwijt lijkt te liggen in het feit dat de Entschlossenheit als een uiterst persoonlijke aangelegenheid wordt gezien. Deze kritiek doet echter geen recht aan de theorie van Heidegger. De ander is, in de theorie van Heidegger, van wezenlijk belang voor de mens: de één heeft de ander nodig om te zijn en vice-versa.

81 Ibid, p. 297: ´Diese ausgezeichnete, im Dasein selbst durch sein Gewissen bezeugte eigentliche Erschlossenheit – das verschwiegene, angstbereite Sichentwerfen auf das eigenste Schuldigsein – nennen wir die Entschlossenheit.’

82 Kal, Notities. 83

Het komen tot deze zelfbezinning en daadwerkelijk eerlijk zijn tegenover jezelf is geen eenvoudige opgave. In een brief geschreven aan de priester Engelbert Krebs, die de bruidsceremonie van hem en zijn vrouw Elfride had voorgezeten, schrijft Heidegger dat hij afstand doet van het Katholicisme en stelt hij dat om te komen tot ‘inner truthfulness towards oneself and towards those one is supposed to teach demands sacrifice, renunciation, and struggles (Kämpfe)’, Zie: Heidegger 1993, p. 70.

84 Heidegger, Sein & Zeit, p. 118: ‘Auf dem Grunde dieses mithaften In-der-Welt-seins ist die Welt je schon immer die, die ich mit den Anderen teile.’

85

Zie: Levinas, Entre nous : essais sur le penser-à-l'autre, p. 219-230. De kritiek van Levinas is er op gericht dat de ander in de ontologie van Heidegger op het moment dat het Dasein oog in oog komt met de dood niet van wezenlijk belang is. Juist de dood van de ander zou van betekenis moeten zijn voor de mens, aldus Levinas. Zie ook de Boer, Van Brentano tot Levinas, p. 158: ‘De definitie van de existentie zoals Heidegger die geeft, trekt de grenzen van het menszijn te eng.’ In het verloop van deze scriptie zal duidelijk worden wat voor prominente rol de ander vertolkt in het denken van Heidegger.

40 In Vom Wesen des Grundes zien we de relatie van het individuele Dasein tot de anderen nader uitgelegd. Hierin verduidelijkt Heidegger dat juist vanwege het feit dat het Dasein zich zelf (Ich-selbst) is, hij zich tot een ander (Du-selbst) kan verhouden. En zonder de ander is het

Dasein ook niets, want door de ander kan de één zijn. De ander bevestigt het bestaan van de

mens zelf:

Nur weil Dasein als solches durch Selbstheit bestimmt ist, kann sich ein Ich-selbst zu einem Du-selbst verhalten. Selbstheit ist die Voraussetzung für die Möglichkeit der Ichheit, die immer nur im Du sich erschließt.86

We zien dus dat, hoewel de tocht van het Dasein in de richting van een eigenlijk verstaan van zijn leven, vertrekt vanuit een verstaan van zichzelf, dit allerminst zo is om de focus op dit zelf te houden. De focus op het zelf, op de puur persoonlijke mogelijkheden, leert het Dasein dat hij niet alleen is in de wereld en maakt de ander tot een object van betekenis. Het gegeven dat de Entschlossenheit in eerste instantie een persoonlijke aangelegenheid is betekent niet dat het een persoonlijke aangelegenheid moet blijven.

Vanuit de Entschlossenheit wordt niet alleen de ‘ontdekte wereld’ ontsloten, maar wordt ook de toegankelijkheid van het mede-zijn van de anderen gemodificeerd. Heidegger zegt hierover:

Die zuhandene “Welt” wird nicht “inhaltlich” eine andere, der Kreis der Anderen wird nicht ausgewechselt, und doch ist das verstehende besorgende Sein zum Zuhandenen und das fürsorgende Mitsein mit den Anderen jetzt aus deren eigenstem Selbstseinkönnen heraus bestimmt.87

De ander wordt binnen de Entschlossenheit aldus wel degelijk betrokken. De ‘kring der anderen’ wordt niet inhoudelijk anders, maar het ‘voorzorgende medezijn’ wordt opnieuw bepaald vanuit het oereigen mogelijkerwijs zelf kunnen zijn. Hier kan dus iets gebeuren, iets plaatsvinden dat de ander betrekt in het moment van het besef van het schuldig zijn van de mens. De mens richt zich nu opnieuw ook tot de anderen en kan hen nu in zijn leven betrekken vanuit het eigenlijk zijn. Het is van belang stil te staan bij wat Heidegger noemt

Fürsorge. Want de Fürsorge is, volgens Heidegger, vooruitspringend en bevrijdend en op deze

manier kan de ander reeds betrokken worden voordat het besluit is gevallen. De ander voorgaan

86

Heidegger, Vom Wesen des Grundes, p. 38. 87 Heidegger, Sein & Zeit, p. 297-298.

41 Zoals de mens in verhouding staat tot de dingen in de wereld kan het niet in verhouding staan tot de andere mensen om hem heen. De zijnden die het Dasein omringen als mensen zijn namelijk zelf ook Dasein. De verhouding die het Dasein ten opzichte van de anderen typeert is de Fürsorge. Deze verhouding kan zich oneigenlijk manifesteren in de vorm van het alledaagse ‘aan elkaar voorbij gaan’, de ander is hierbij een vanzelfsprekendheid. De Fürsorge heeft echter twee extreme mogelijkheden. Enerzijds kan zij de ander de zorg afnemen en voor hem inspringen, zijn plaats innemen. Anderzijds kan zij voor de ander uit springen en zich tot voorbeeld voor de ander stellen, zo kan de ander daadwerkelijk van betekenis worden voor de mens.

De eerste mogelijkheid kenmerkt de voorzorg waarbij de ander van de één zijn zorg overneemt, hem van zijn plaats dringt. De één kan willekeurig de plek van de ander innemen en neemt zo de zorg van de ander over. De inspringende Fürsorge beheerst de relatie van het

Dasein tot de ander en neemt de verantwoordelijkheid van het Dasein uit handen. Het berooft

de ander van zijn individuele bestaansmogelijkheden en geeft hem niet de kans een volwaardig mens zijn, maar neemt hem als een kind ter hand.88 Deze zich in de plaats stellende Fürsorge is kenmerkend voor de relatie die het Dasein tot de dingen onderhoudt, maar bepaalt ook de relatie van het Dasein tot de ander in grote mate.

De tweede mogelijkheid is die van de vooruitspringende Fürsorge. Deze neemt niet de zorg van de mens uit handen, maar geeft het als het ware aan de mens terug.89 Door het vooruitspringen geeft het Dasein aan de ander de potentiële mogelijkheden te kennen, hij laat de ander vrij worden voor zijn eigen zorg:

Diese Fürsorge, die wesentlich die eigentliche Sorge – das heiβt die Existenz des Anderen betrifft und nicht ein Was, das er besorgt, verhilft dem Anderen dazu, in seiner Sorge sich durchsichtig und für sie frei zu werden.90

De Fürsorge is dus vooruitspringend en bevrijdend tegelijkertijd. De vooruitspringende

Fürsorge herkent de ander als wezenlijk persoon, het neemt niet zijn zorg in beslag, maar

maakt de ander vrij voor zijn eigen potentie. De ander wordt zo volledig erkend als een

88

Zie voor deze vergelijking: Crowe, Heidegger's Romantic Personalism. 89

Heidegger, Sein & Zeit, pag. 122. 90 Ibid.

42 persoon met zijn eigen wereld, keuzes en mogelijkheden. Het Dasein laat de ander zichzelf zijn en dwingt hem niets op. 91

In de Entschlossenheit kan het Dasein zich tot de ander wenden en hem betrekken in zijn schuldig-zijn. De ander wordt, in zijn eigen Seinkönnen, gelaten voor wie hij is, maar de

Entschlossenheit kan ertoe leiden dat hij wordt ‘mede-ontsloten’ (mitzuerschlieβen) door de

vooruitspringend-bevrijdende Fürsorge. Het Dasein kan middels deze Fürsorge tot het ‘geweten’ van anderen worden. De mens kan namelijk vanuit de Fürsorge de ander voorgaan en een voorbeeld zijn voor de ander. De Fürsorge gaat aan het vallen van het besluit vooraf. Een gelijkenis kan worden gevonden in een term die Heidegger in eerder werk gebruikte ‘Vorleben’. Het Vorleben typeert hoe de één zich door zijn eigen leven als voorbeeld kan stellen voor de ander. Je kan de ander namelijk het leven voordoen. Op deze manier vul je niet het leven van de ander in, maar stel je jezelf op als voorbeeld. Dit voorbeeld kan de ander op zijn beurt weer aanzetten om het voorbeeld te volgen en op zijn eigen manier de zaken aan te pakken.92 Door als voorbeeld voor de ander te leven (vorbildlichen Vorlebens) laat je de ander in zijn waarde en neem je hem niet zijn bestaansmogelijkheden uit handen. De ander moet vanuit zijn eigen grond handelen, net als het Dasein zelf moet doen. Pas dan kan er een authentiek en vrij bestaan voor zowel de één als de ander tot stand komen. Je zult namelijk altijd oog voor je eigen bestaan moeten hebben en vanuit jezelf moeten handelen. Dit kunnen doen vereist een concentratie op jezelf. Om ook oog voor de ander te krijgen en door de ander te worden gewezen op je eigen potentie zal je open moeten staan voor het zijn van de mensen om je heen. Door contemplatie alleen zal de mens niet tot ware zelfbezinning komen, aldus Heidegger, hiervoor moet hij ‘gewekt’ worden, zo kan je de ander wijzen op zijn bestaan, hem de reflectie in drijven.93 Zij kunnen namelijk als voorbeeld dienen, net als jij voor hen als voorbeeld kan dienen en hun kan voorgaan.

91

In het alledaagse leven manoeuvreert de mens ergens in het midden tussen beide extremen van het in-springen en het vooruitspringen. Heidegger zelf geeft aan dat de mens in het alledaagse vele mengvormen van de twee extremen aanneemt. Ibid.

92

Zie Heidegger 1987, p. 5: ‘Die Erweckung und Erhöhung des Lebenszusammenhangs des

wissenschaftlichen Bewuβtseins ist nicht Gegenstand theoretischer Darlegung, sondern vorbildlichen Vorlebens – nicht Gegenstand praktischer Regelgebung, sondern Wirkung ursprünglich motivierten persönlich-unpersönlichen Seins.’ Zie ook: van Buren 1995, p. 348 waarin hij ingaat op dit Vorleben en zegt: ‘This Vorleben, which is exemplified not only in the relation of teacher and student, but to one degree or another in all social relations, is precisely a being-for-one-another that does not take away the freedom of the Other (…).’

93

In een passage die Heidegger omstreeks 1920 schreef in een kritiek op Jaspers’ Psychologie der

Weltanschauungen kunnen we zien hoe Heidegger dat voor zich ziet: ´Eine echte Selbstbesinnung kann

43 Het Dasein zal de ander moeten voorgaan, zich als voorbeeld moeten opwerpen. Een passage uit Vom Wesen des Grundes geeft goed weer hoe Heidegger dit zich als voorbeeld voor de ander opwerpen voor zich ziet:

Diese Geschehen des entwerfenden Überwurfs, worin sich das Sein des Daseins zeitigt, ist das In-der-Welt-sein. “Das Dasein transzendiert” heiβt: es ist im Wesen seines Seins weltbildend, und zwar “bildend” in dem mehrfachen Sinne, daβ es Welt geschehen läβt, mit der Welt sich einen ursprünglichen Anblich (Bild) gibt, der nicht eigens erfaβt, gleichwohl gerade als Vor- bild für alles offenbare Seiende fungiert, darunter des jeweilige Dasein selbst gehört.94

Als voor-beeld fungeer je dus voor de ander en de ander voor jou. Hier is een duidelijk betekenisspel gaande met het Duitse ‘bilden’. Enerzijds vormt het Dasein zijn wereld, hierom noemt Heidegger het transcenderen van het Dasein Weltbildend. Het Dasein overstijgt als het ware zichzelf als het de wereld om zich heen vormt en overbrugt zo de ruimte die tussen zijn zijn en de wereld in eerste instantie bestaat. Tegelijkertijd werpt het Dasein zich al wereldvormend op als een voorbeeld voor de mensen om hem heen. De mens kan zich als voorbeeld stellen en de ander de reflectie in drijven. Niet door de dingen voor te doen voor de ander, maar door de wereld te erkennen zoals deze is en vanuit deze oorspronkelijke aanblik te leven als voor-beeld voor de anderen.