• No results found

Voorlichting slachtoffers; meldpunten

In diverse landen bestaan meldpunten waar slachtoffers van homonegatief geweld kunnen aankloppen voor opvang en hulp. In het buitenland hebben homolesbische belangenorganisaties deze meldpunten zelf opgericht. Daardoor menen ze zowel de kennis over de doelgroep als het vertrouwen van de doelgroep beter geborgd te hebben. In Nederland bestonden dit soort meldpunten in het verleden ook, bijvoorbeeld ‘Op Je Flikker gehad?’, dat in de jaren negentig veel informatie verzamelde over

homonegatief geweld, maar inmiddels de deuren moest sluiten.

In Nederland bestaan op dit moment geen specifieke homoseksuele meldpunten. Slachtoffers kunnen informatie en hulp bij de aangifte krijgen bij de verschillende antidiscriminatievoorzieningen in het land

Al naar gelang de afspraken die in ieder land zijn gemaakt en de nationale verhoudingen in de relatie met de politie, werken de meldpunten (naast hulp en opvang) alleen als actie- en aandachtsgroep, of dienen zij daarnaast ook als verlengde van en doorgeefluik naar de politie.

Een voorbeeld hiervan is het project dat de Zweedse homo-organisatie RFSL uitvoert. In nauwe samenwerking met de politie en met geld van de Zweedse overheid runt zij een centrum voor

slachtoffers van homonegatief geweld. Hoewel het project in Stockholm is gevestigd, verleent het zijn diensten in het hele land.

De politie van Stockhom is in 2007 een pilot begonnen om meer mensen aangifte te laten doen na een hate crime. Het project dat ‘Schuilplaats tegen haat’ wordt genoemd, bestaat uit vier politieagenten die zich fulltime alleen bezighouden met hate crimes. Ze zijn de contactpersonen als er iets gebeurd is, gaan naar de plaats van het misdrijf om rapport op te maken en horen alle betrokken partijen. Ze kunnen beschikken over forensische experts om sporen zeker te stellen op de plaats van het misdrijf. Iedereen heeft een aanvullende training ondergaan om het juiste bewijs te kunnen verzamelen en goed met de slachtoffers te kunnen omgaan. Ook de wijkposten zijn getraind om met hate crimes te kunnen omgaan. De bestrijding van hate crimes richt zich zowel op hate crimes tegen alle doelgroepen als specifiek op homonegatief geweld.

De politie in Zweden heeft een uitgebreide handleiding gemaakt hoe de politie met homonegatief geweld moet omgaan. Deze ‘Handleiding homonegatief geweld’ is zowel in het Zweeds als in het Engels verkrijgbaar. In 2006 heeft de LECD er bij wijze van proef een Nederlandse vertaling van gemaakt om te bezien of deze handleiding ook bij de Nederlandse politie gebruikt kon worden. De Handleiding is tot op heden niet ingevoerd.

In Berlijn bestaat al ruim vijftien jaar een grote homospecifieke organisatie tegen geweld, MANEO. Begonnen als meldpunt heeft MANEO zich ontwikkeld tot een organisatie die ook beleidsadviezen en onderzoek tot haar taken rekent. MANEO houdt zich alleen bezig met geweld tegen homoseksuele mannen. In 2006 hield MANEO een grote survey naar het voorkomen van geweld tegen homoseksuele mannen, waarbij de reikwijdte heel Duitsland was. Het ligt in de bedoeling de survey jaarlijks te

herhalen; het verslag over 2007 is inmiddels gepubliceerd (www.maneo.de).

Nederlands voorbeeld project: Geschopt Gepakt Geslagen.

Tussen 1989 en 1991 werd het project ‘Geschopt Gepakt Geslagen’ uitgevoerd in Nijmegen. Bij het project, dat is ontstaan op initiatief van het COC in Nijmegen, waren daarnaast de politie Nijmegen en het Bureau Criminaliteitspreventie en Slachtofferhulp betrokken. Het project werd betaald door de gemeente Nijmegen. Doel van het project was slachtoffers van geweld hulp en ondersteuning te bieden en het wilde daarnaast een bewustwordingsproces op gang brengen. In dit project waren de methoden:

• een zichtbaarheidscampagne met behulp van flyers en posters; Deze zichtbaarheidscampagne focust op het zinloze geweld, niet op de seksuele voorkeur van het slachtoffer; geeft het slachtoffer het gevoel niet alleen gelaten te zijn, maar dat er hulp is bij politie en slachtofferhulp.

• een toegespitste deskundigheidsbevordering van de politie met behulp van vrijwilligers, waaraan meer dan de helft van het Nijmeegse korps deelnam.

Het project is onder meer geëvalueerd met een tweeledige enquête. Een deel werd gehouden onder een representatief deel van de Nijmeegse bevolking boven de 18 jaar en een ander deel onder 150 welzijnsinstellingen en groepen.

Van de bevolking had 37% van de campagne gehoord, vooral door stukken erover in de krant te lezen (31%; 11% zag de posters en 4% las de flyers). Van de bevolking besprak 18% het thema, maar veranderde niet van opvatting. Van de algemene welzijnsinstellingen en groepen wist 54% na een jaar nog van het bestaan van de campagne.

Groepen die om flyers vroegen en enkele officiële instellingen hadden de indruk dat als gevolg van de campagne meer slachtoffers om hulp gevraagd hadden.

Peter Niewets, de projectcoördinator, constateerde na afloop het volgende: De scholing van de politie kostte erg veel tijd en inspanning. De resultaten waren moeilijk in te schatten. Het leek dat voor de projectorganisatie of voor de politie het verminderen van het geweld een belangrijker doel was dan hulp voor de slachtoffers. Sommige agenten zeiden dat ze dachten dat er meer slachtoffers van

homonegatief geweld gevonden werden, maar dat kwam mogelijk omdat ze hen beter waarnamen. De trainers dachten wisselend over het effect van de voorlichting. Ten slotte merkte Niewets op dat de sterke kanten van het project waren dat er door de lange voorbereidingstijd vertrouwen ontstond tussen de verschillende partijen binnen het project, die voorheen niet vanzelfsprekend was. De pr-campagne werd door een professioneel bureau ondersteund.

Een zwakke kant van dit project was dat het een planmatige opzet en een rationele structuur miste (Nieuwets 1991: 153-168).

Voorlichting op de baan

In de zomer van 2005 heeft het Baanproject Westerpark in Amsterdam gelopen. Dit was een kleinschalig, low profile-project dat ten doel had om de veiligheid op de HOP in het Westerpark te bevorderen door een pilaar met condooms te plaatsen. Op de condooms stond een verwijzing naar een telefoonnummer en een website waar slachtoffers agressie en geweld anoniem kon melden. De pilot op zich werd als geslaagd gekenschetst, al nam het aantal aangiftes niet toe (interne evaluatie Baanproject Westerpark, Schorer Amsterdam 2006).

12 Tertiaire preventie

Tertiaire preventie is de vorm van preventie die probeert in te grijpen in een situatie (met een groep) die al uit de hand gelopen is.

Tertiaire preventie met daders is er heel weinig. Annemiek Drost deed eind jaren negentig onderzoek in opdracht van Schorer naar voorlichting en hulpverlening aan daders die in de gevangenis zitten en kwam tot de conclusie dat het onderwerp homoseksualiteit in de gesprekken niet werd aangeroerd. Dit kwam deels door schroom van de hulpverleners, die het woord niet durfden uit te spreken en deels doordat de trajecten een zekere mate van vrijblijvendheid hadden en de daders meteen afhaakten als het over persoonlijke onderwerpen ging.

In dit korte hoofdstuk gaat het achtereenvolgens om alternatieve straffen (paragraaf 12.1), de voorkoming van recidive (paragraaf 12.2) en het straatverbod (paragraaf 12.3).