• No results found

Homonegatief geweld lijkt met name een delict van jongeren tegen jongeren. Het is daarom nuttig om nader in te gaan op de situatie in het onderwijs. Daar zijn verschillende redenen voor. Allereerst geven homoseksuele jongeren aan dat zij ook op school gepest en bedreigd worden, zo blijkt uit verschillende surveys op scholen in Nederland, maar ook daarbuiten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het rapport ‘Flikker Op!’ (ExpresZo 2008) en uit een Brits onderzoek onder jonge homoseksuelen (Mooij 2007; Hunt and Jensen 2007).

Ook de daders zitten vaak op school. De informatie uit de verschillende onderzoeken combinerend lijkt er sprake te zijn van een mogelijk verontrustende situatie. Zo geven de jeugdmonitoren met name in de grote steden in Nederland aan dat de stemming onder sommige groepen jongeren extreem

homovijandig is. Het gaat dan om jongens in het vmbo, relatief vaak van Turkse of Marokkaanse afkomst (2005;

http://www.jeugdmonitorrotterdam.nl/rotterdam/internet/overig/jmr/pdf/factsh_homointol.pdf). Uit een onderzoek onder homojongeren via het blad ExpresZo uit 2000 bleek dat 8,6% van de lesbische en homojongeren (relatief meer jongens dan meisjes) aangeeft dat ze wel eens, vaker of regelmatig geslagen worden wegens hun homoseksualiteit. Uit de ExpresZo-cijfers blijkt verder dat 3% van de homojongeren zegt dat geweld tegen hen wel vaker of zelfs regelmatig voorkomt (Dankmeijer 2001). Dit sluit aan op de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs, die concludeerde in 1998 weinig meldingen van homodiscriminatie te krijgen, maar dat de wel ontvangen meldingen van ernstige aard waren (Rijksinspectie van het Onderwijs 1999). Bij een hernieuwd onderzoek van de inspectie in 2008 bleek dat een derde van de ondervraagde scholen met incidenten rond homoseksualiteit te maken had, maar de inspectie constateerde tegelijkertijd dat scholen weinig zicht hebben op incidenten rond seksuele diversiteit.

Zowel leerlingen als leraren doelwit op scholen

In Nederland verscheen in 2003 ‘Beter voor de klas, beter voor de school’, naar aanleiding van een onderzoek door AOb, het APS en het COC. Uit dit onderzoek bleek dat niet alleen de homoleerlingen, maar ook de homoseksuele docenten op scholen problemen hadden. Homoseksuele en lesbische docenten hebben vaker last van ongepaste nieuwsgierigheid naar hun privéleven dan hun

maar vooral van leerlingen. Dit begint al op de basisschool en komt het meest voor op vmbo-scholen. Op scholen met duidelijke regels over omgangsvormen en een gericht diversiteitsbeleid wordt

homoseksueel onderwijspersoneel overigens aanmerkelijk minder vaak gediscrimineerd.

Pleidooi voor samenhangende aanpak van discriminatie en geweld

De gegevens over homoseksuele docenten werden onder meer bevestigd door het onderzoek van Mooij. Mooij is hoogleraar aan het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Radboud Universiteit Nijmegen en voerde in opdracht van de Commissie Gelijke Behandeling een secundaire analyse uit op de gegevens die het ITS verzamelde in de ‘Veiligheidsmonitor Voortgezet (Speciaal) Onderwijs 2006’. Dit zijn gegevens over 80.000 leerlingen. De secundaire analyse ging vooral over de discriminatie tussen personen en uitingen daarvan in motieven voor geweld, in het bijzonder seksuele gerichtheid. Seksuele gerichtheid bleek in ieder geval een extra risicofactor voor discriminatie en geweld door leerlingen en mededocenten te zijn bij personeelsleden (docenten en overig personeel), maar gezien in een context waarin ook andere varianten van discriminatie en geweld aantoonbaar voorkomen. Er kan op scholen een situatie zijn waarin leerlingen en leraren om allerlei redenen gediscrimineerd kunnen worden. Leerlingen die om hun homoseksualiteit met geweld te maken krijgen, onderscheiden zich niet van leerlingen die op andere gronden met geweld te maken krijgen. Beide groepen hebben dezelfde kenmerken: ouder zijn, man zijn, zich niet het meest thuis voelen in Nederland, bezoeken van een laag type onderwijs. Godsdienst speelt een relatief geringe rol. In het onderzoeksrapport worden verschillende vormen van verbaal, materieel, fysiek en seksueel geweld onderscheiden, maar in de tabellen worden alleen de correlaties met verschillende

achtergrondvariabelen genoemd en niet de absolute getallen. Niet duidelijk wordt dus hoe vaak iedere vorm van geweld daadwerkelijk voorkomt.

Leerlingen krijgen het meeste te maken met geweld als getuige, vervolgens als slachtoffer en ten slotte zelf als dader. Veelal spelen er vele motieven bij elke vorm van geweld. Mooij beveelt daarom aan om de diverse varianten van discriminatie en geweld op de scholen aan te pakken in een samenhangend kader en vanuit hetzelfde perspectief (Mooij 2007). Mooij is niet de enige die aanbeveelt om op de scholen zelf een samenhangend pakket tegen discriminatie en geweld aan te bieden (zie ook paragraaf 10.1). De gegevens over motieven van daders die uit dit onderzoek blijken, zijn niet in overeenstemming met de gegevens uit het onderzoek van Buijs, die aangeeft dat stereotype ideeën over mannelijkheid en seksualiteit een grote rol spelen in de antihomoseksuele motivatie van de daders (zie ook paragraaf 8.2).

Enquête onder jongeren

TOP-X, een jongerenwebsite, hield met medewerking van het homojongerenblad Expreszo in 2007 een enquête onder 1600 jongeren over ‘geweld tegen roze’. Van de respondenten was 84%

heteroseksueel, 7% biseksueel en 8% homo. Het percentage respondenten dat geen homo’s kent of niet met ze om wil gaan, is gering, maar de gegevens uit de enquête tonen ook aan dat geweld tegen jonge homoseksuelen geen ongewoon verschijnsel is. 6% kent mensen in hun omgeving die geweld tegen homo’s plegen; 1% geeft toe het zelf ook te doen; 37% heeft iets gemerkt van homohaat sinds de vorige zomer (en van hen was een kwart slachtoffer). In 60% van de gevallen ging het om uitschelden, in 26% om dreigen met fysiek geweld (2% daadwerkelijk fysiek geweld), in 8% om roddelen of pesten en in 5% om negeren of buitensluiten. Slechts 2% deed aangifte, om de redenen: 14%: omdat het geen zin heeft; 23%: omdat de politie dit soort aangiftes niet serieus neemt; 8%: omdat duidelijk zou worden dat ik zelf homoseksuele contacten heb, 55%: omdat ik het niet belangrijk genoeg vond. Vrijwel alle respondenten hadden in het laatste jaar meer gevallen meegemaakt van geweld tegen roze , 13% zelfs meer dan tien incidenten.

Schoolleidingen

Er zijn indicaties dat schoolleidingen bestrijding van (homo)discriminatie nauwelijks serieus lijken te nemen. 60% van de bezoekers van de website van het homojongerenblad Expreszo meldt dat de schoolleiding zelden of nooit optreedt tegen homovijandig geweld (Dankmeijer 2001). Onder alle scholieren is dit percentage 33%, waarbij overigens niet gespecificeerd wordt naar welke vorm van discriminatie wordt opgetreden (Mooij 2007).

Opvattingen over homoseksualiteit

In 2008 onderzocht de Inspectie van het Onderwijs binnen verschillende schooltypen op hoeveel scholen incidenten rond seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid voorkomen (zowel voor leerlingen als personeelsleden) en in hoeverre scholen in hun onderwijsaanbod en in hun beleid rond sociale veiligheid en burgerschap aandacht geven aan seksuele veiligheid en seksuele weerbaarheid. In het kader van dit onderzoek hebben 795 directies van scholen (B.O. en V.O) aan een survey meegewerkt; vulden 851 personeelsleden en 2813 leerlingen (V.O. en MBO) een vragenlijst in; werden op 35 scholen (V.O. en MBO) case-studies uitrgezet en vulden 18 personen via internet een vragenlijst in. Uit het vragenlijstonderzoek kwam naar voren dat 10% van de leerlingen in het V.O. en 7% in het MBO wel eens een homoseksuele medeleerling heeft gepest. Op ruim een derde van de bezochte scholen kwamen incidenten voor waar homoseksualiteit een rol speelt; maar 25 scholen van de 35 hadden onvoldoende inzicht in de incidenten die zich met betrekking tot homoseksualiteit voordoen. De grote meerderheid van de leerlingen en het onderwijspersoneel geeft aan

homoseksualiteit te respecteren, toch voelt bijna de helft van de leerlingen op scholen zich niet veilig genoeg om voor hun mogelijke homoseksualiteit uit te komen; dat geldt op een aantal scholen ook voor de leraren. Verder bleek er een discrepantie te zitten in de meningen van de schooldirecties over de effectiviteit en bekendheid van door hen genomen maatregelen op het gebied van sociale veiligheid van homoseksuelen en de perceptie door de leerlingen van de effectiviteit van deze maatregelen. (Weerbaar en divers 2009)

De inspectie sprak in 2008 ook in opdracht van het Ministerie van OCW in een aantal

rondetafelgesprekken met jongeren en experts over homovijandig gedrag bij de jeugd. De resultaten van deze gesprekken zijn neergelegd in de brochure “Anders zijn is van iedereen” die als handreiking aan de scholen is verstuurd. In de brochure wordt geconcludeerd dat homoseksualiteit wel wordt getolereerd, maar niet geaccepteerd. Jongeren accepteren het feit dat iedereen anders is en dat je op die basis kunt samenleven op basis van respect. Als jongeren anderen uitsluiten en/of stelselmatig negatief benaderen, doen ze dat niet zozeer omdat je homo-of lesbo bent, maar omdat jongeren onzeker zijn over hun identiteit. (Anders is van iedereen 2009, 2) In de tekst van de interviews wordt deze vrij positieve conclusie nogal wat genuanceerd. Er is een verschil hoe jongens – en

meidengroepen met elkaar en met verschillen omgaan. Voor jongens wordt de onderlinge

verbondenheid vooral bepaald door een gedeelde interesse in het andere geslacht. Een homoseksuele jongen valt hier onmiddellijk buiten. Sommige jongens hebben een fysieke afkeer van

homoseksualiteit, die ze ook seksueel inkleuren. Dit gegeven was ook al door de onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam geconstateerd. Voor lesbo’s ligt de situatie binnen de meidencultuur makkelijker. Zichtbare homoseksualiteit ligt bij de jongeren weer moeilijker. “Als je gewoon normaal doet en niemand its aan je kan zien, kun je er makkelijker voor uitkomen”zegt een van de jongeren. Hier lijkt sprake te zijn van een tegenstelling: alleen mensen die open zijn over hun homoseksualiteit, verdienen respect en worden niet gepest, maar de jongens die té duidelijk over hun homoseksualiteit zijn worden als niet gender-conform gezien en krijgen het zeer moeilijk.

In het Verenigd Koninkrijk is onderzoek gedaan naar de positie van homojongeren op scholen. De Engelse homobelangenorganisatie Stonewall liet in 2007 een onderzoek uitvoeren onder meer dan 1100 jongeren van schoolgaande leeftijd, om uit te vinden hoe de situatie op school voor hen is. Stonewall noemde de uitkomsten ‘alarmerend’. Bijna twee derde van de LGBT-jongeren op scholen (naar schatting 150.000) heeft te maken gehad met pesten en intimidatie (‘bullying’) omdat ze homoseksueel zijn. Op scholen op religieuze grondslag gaat het zelfs om 75% van de jongeren. Homonegatief schelden is aan de orde van de dag en leraren doen vaak alsof er niets aan de hand is. Van de leerlingen zegt 70% dat het hun prestaties op school negatief beïnvloedt. De helft spijbelt wel eens om aan het pesten te ontkomen.

Soort van geweld %

Uitschelden Kwaadspreken Intimiderende blikken Isoleren en negeren Internet pesten Fysiek geweld Vandalisme en diefstal Doodsbedreigingen Met wapen bedreigd Aanranding, verkrachting