• No results found

Kwaliteitsaspecten van de indicator

Stap 11. Beoordeel de ontwikkelde indicatoren met een consensusmethode De (beschrijvingen van de) twaalf conceptindicatoren uit stap 10 zijn via een ‘Delphi-onderzoek’ F

5. Voorkómen van meisjesbesnijdenis

Rationale Meisjesbesnijdenis wordt gezien als een vorm van lichamelijke kindermishandeling. Uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke genitale verminking nauwelijks gemeld wordt bij AMK’s. Het inschatten van het risico op meisjesbesnijdenis wordt door de JGZ als knelpunt ervaren. Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) heeft een stappenplan ‘Voorkómen van meisjesbesnijdenis door samenwerken’ opgesteld (Bijlsma-Schlösser, 2004). Aan de hand hiervan zouden indicatoren kunnen worden ontwikkeld.

Kanttekeningen Meisjesbesnijdenis komt voor in bepaalde bevolkingsgroepen. Doordat deze groepen niet in elke GGD-regio wonen, maar in een beperkt aantal regio’s, is dit

hoogstwaarschijnlijk niet een gezondheidsprobleem waar elke JGZ-instelling mee te maken heeft.

Besluit Omdat de indicator vooral relevant is voor een beperkt aantal GGD-regio’s, is besloten deze indicator vooralsnog niet uit te werken.

Samenvatting stap 6

Uiteindelijk zijn de volgende vier kernactiviteiten voor het onderwerp kindermishandeling geselecteerd om indicatoren voor te ontwikkelen:

1. Vaststellen van de prevalentie van kindermishandeling. 2. Vroegsignalering kindermishandeling.

3. Procedure bij een vermoeden van kindermishandeling. 4. Tijdig en actief volgen van een kind na verwijzing. Het voorkómen van meisjesbesnijdenis is afgevallen.

27B

Stap 7. Voer literatuuronderzoek uit

Omdat er voor een groot aantal aspecten van de OGZ slechts in beperkte mate wetenschappelijk bewijs beschikbaar is, en daarom ook nog geen indicatoren zijn ontwikkeld, richtte het literatuuronderzoek zich vooral op bestaande richtlijnen en de nieuwste onderzoeken op het vlak van kindermishandeling in hoofdzakelijk de Nederlandse literatuur. De kernaanbevelingen uit de richtlijnen zijn zoveel mogelijk meegenomen bij de selectie van de kernactiviteiten bij stap 6. Uit die kernactiviteiten zijn vervolgens indicatoren afgeleid.

Bij het aanvullende literatuuronderzoek is gebruikgemaakt van de zogenaamde sneeuwbalmethode (in de periode mei tot begin september 2008). In die methode is de literatuurlijst van een document het uitgangspunt voor verdere zoekacties. Voor kindermishandeling was de JGZ-conceptrichtlijn Secundaire Preventie Kindermishandeling het belangrijkste kerndocument. Studies en richtlijnen die zich alleen richtten op de tweede lijn zijn buiten beschouwing gelaten omdat het in dit onderzoek draait om de OGZ. Daarnaast is aan deskundigen gevraagd of de belangrijkste studies in de literatuurlijst terug te vinden waren. Indien nodig zijn de door hen genoemde studies toegevoegd aan de lijst van de voor dit rapport bestudeerde documenten. Aanvullend hebben wij gesproken met een medewerker van de IGZ van buiten de werkgroep. De in deze stap geconsulteerde deskundigen zijn niet benaderd voor de latere beoordeling van de kwaliteit van de indicatoren in stap 11.

Stap 8. Geef een overzicht van potentiële indicatoren

In stap 6 hadden wij vier kernactiviteiten geselecteerd waarvoor indicatoren ontwikkeld kunnen worden. Deze geselecteerde kernactiviteiten zijn uitgewerkt tot zeven indicatoren, zie Tabel 8. Twee van deze indicatoren (indicatoren 1.1 en 3.2) zijn reeds opgenomen in de basisset van de IGZ, en zijn hier verder uitgewerkt.

In Tabel 9 zijn enkele kenmerken van de indicatoren weergegeven: de activiteit waar ze betrekking op hebben, de typering en het kwaliteitsdomein dat de indicatoren meten.

Stap 9. Maak een selectie van indicatoren

De indicatoren uit de ‘groslijst’ (zie stap 8) zijn door de werkgroep IGZ-RIVM (Bijlage 1) aan de hand van een aantal criteria (relevantie, bruikbaarheid, verbeterpotentieel en haalbaarheid) beoordeeld. Na discussie in de werkgroep bleek dat men graag zag dat alle zeven potentiële indicatoren

doorontwikkeld zouden worden. Voor alle indicatoren zijn beschrijvingen gemaakt. Omdat de indicatoren voortvloeien uit de kernactiviteiten die in stap 6 al min of meer getoetst zijn aan bovenstaande criteria, worden zij hier niet meer besproken.

Tabel 8 Overzicht potentiële indicatoren.

Kindermishandeling

1. Vaststellen prevalentie van vermoeden van kindermishandeling

1.1 Het percentage kinderen waarbij een JGZ-medewerker kindermishandeling vermoedde, van alle kinderen in het werkgebied van een GGD of zorgorganisatie voor JGZ

2. Gebruik van een vroegsignaleringsinstrument voor opsporing van kindermishandeling

2.1 Het percentage kinderen dat met een vroegsignaleringsinstrument is opgespoord door de JGZ in het afgelopen jaar, van alle door de JGZ gesignaleerde gevallen van kindermishandeling in het afgelopen jaar

3. Procedure bij vermoeden van kindermishandeling

3.1 Het percentage kinderen waarbij een JGZ-medewerker met de ouder(s), verzorgers en/of het kind een eerste gesprek voerde naar aanleiding van het vermoeden van kindermishandeling, van alle kinderen bij wie een JGZ-medewerker kindermishandeling vermoedde

3.2 Het percentage kinderen waarbij een JGZ-medewerker actie heeft ondernomen vanwege het vermoeden van kindermishandeling, van alle kinderen bij wie een JGZ-medewerker kindermishandeling vermoedde 3.3. Het percentage kinderen waarbij een JGZ-medewerker met de ouder(s), verzorgers en/of het kind een eerste gesprek heeft gehad binnen 14 dagen na het ontstaan van een vermoeden van kindermishandeling, van alle kinderen bij wie een JGZ-medewerker kindermishandeling vermoedde

3.4 Het percentage kinderen waarbij een JGZ-medewerker met de ouder(s), verzorgers en/of het kind een tweede gesprek heeft gehad binnen 14 dagen na het eerste gesprek, van alle kinderen bij wie een JGZ- medewerker met de ouder(s), verzorgers en/of het kind een eerste gesprek voerde naar aanleiding van een vermoeden van kindermishandeling

4. Tijdig en actief volgen van een kind na verwijzing

4.1 Het percentage kinderen waarbij binnen 14 dagen na melding bij AMK of RvdK of verwijzing follow-up door de JGZ heeft plaatsgevonden, van alle kinderen die door een JGZ-medewerker zijn gemeld of zijn verwezen vanwege het vermoeden van kindermishandeling

Tabel 9 Potentiële indicatoren naar activiteit, type en kwaliteitsdomein.

Indicator Activiteit Type indicator Kwaliteitsdomein indicator

1.1 Prevalentie Prevalentie Uitkomst Effectiviteit 2.1 Signaleringsinstrument Vroegsignalering Proces Effectiviteit

3.1 Eerste gesprek Procedure Proces Effectiviteit, veiligheid 3.2 Actie Procedure Proces Effectiviteit, veiligheid

3.3 Eerste gesprek < 14 dagen Procedure Proces Effectiviteit, tijdigheid, veiligheid 3.4 Tweede gesprek < 14 dagen Procedure Proces Effectiviteit, tijdigheid, veiligheid 4.1 Follow-up Volgen kind Proces Effectiviteit, tijdigheid, veiligheid

Stap 10. Ontwikkel descriptive sheets

Op basis van de gevonden informatie en de gemaakte keuzen in de eerdere stappen zijn voor de zeven geselecteerde indicatoren beschrijvingen gemaakt, zogenaamde ‘descriptive sheetsF11F’. De

beschrijvingen zijn niet allemaal opgenomen in dit rapport. De descriptive sheets van de indicatoren die zijn voorgesteld na afloop van het Delphi-onderzoek en de panelbijeenkomst zijn wel als bijlage terug te vinden (Bijlage 6).

Stap 11. Beoordeel de ontwikkelde indicatoren met een consensusmethode