• No results found

Beoordeel de ontwikkelde indicatoren met een consensusmethode De (beschrijvingen van de) acht conceptindicatoren uit stap 10 zijn via een ‘Delphi-onderzoek’ F

Kwaliteitsaspecten van de indicator

Stap 11. Beoordeel de ontwikkelde indicatoren met een consensusmethode De (beschrijvingen van de) acht conceptindicatoren uit stap 10 zijn via een ‘Delphi-onderzoek’ F

19

F aan

een panel van deskundigen voorgelegd. Het panel (zie Bijlage 2) bestond uit wetenschappers en deskundigen uit de praktijk op het gebied van binnen(huis)milieu en medische milieukunde. Het Delphi-onderzoek bestond uit twee schriftelijke ronden waarin deskundigen is gevraagd de indicatoren te beoordelen op een zestal eigenschappen te weten: relevantie, validiteit, reproduceerbaarheid, bruikbaarheid voor de zorg, bruikbaarheid voor toezicht en haalbaarheid. Zes van de tien benaderde

18 Zie stap 10 in Deel 1 voor een toelichting op ‘descriptive sheets’. 19 Zie Bijlage 6 voor een beschrijving van de Delphi-methode.

deskundigen hebben deelgenomen aan de eerste ronde. Slechts een deel heeft ook in de tweede ronde geparticipeerd (drie van de tien). De beperkte respons in de tweede ronde is grotendeels toe te schrijven aan de korte termijn waarbinnen gereageerd diende te worden. Aansluitend op het Delphi-onderzoek vond een panelbijeenkomst plaats waar de beoordelingsscores en argumenten plenair bediscussieerd werden. Zes van de tien deelnemers waren hierbij aanwezig.

Tijdens de bijeenkomst bleek dat vier van de acht indicatoren op steun van het panel konden rekenen, zij het met kleine aanpassingen (zie Tabel 20). Deze aanpassingen hebben wij verwerkt. In Bijlage 6 zijn de descriptive sheets van de indicatoren weergegeven die van het panel steun kregen.

Tabel 20 Oordelen van het panel over de indicatoren.

Onderwerp en indicator Oordeel a Opmerking

Vóórkomen van gunstig gebruik van ventilatie

1.1 Prevalentie wonen in een huis met gunstig ventilatiegebruik + contextindicator; definities

aanpassen; verantwoording GGD’en gering

Afhandeling klachten

2.1 Afgehandelde klachten van binnengekomen klachten -- zegt weinig over het

functioneren van een GGD 2.2 Afgehandelde klachten van in behandeling genomen klachten -- zegt weinig over het

functioneren van een GGD 2.3 Afgehandelde of doorverwezen klachten van de binnengekomen

klachten

++ onderscheid maken in

doorverwijzing en afhandeling 2.4 Nazorg bij klachten over CO + weinig frequent

2.5 Tevreden over afhandeling klachten ++ ook mate van tevredenheid

uitvragen

Ventilatieadvies aan basisscholen

3.1 Percentage bezochte scholen ++ b tijdelijke indicator (tot en met

2012) verschaft weinig inzicht in functioneren GGD

Samenwerking met andere partijen op het gebied van CO

4.1 Aanpak van CO-problematiek -- Weinig frequent zegt weinig

over functioneren van GGD

a In afnemende steun: ++, +, 0, -, --

b In de afsluitende discussie kwam alsnog veel kritiek op deze indicator

Van de acht indicatoren vielen er uiteindelijk vier af (indicatoren 2.1, 2.2, 4.1 en 3.1). Indicatoren 2.1 en 2.2 vond het panel vanwege de beperkte gezondheidswinst en het geringe verbeterpotentieel onvoldoende. Ook twijfelde men aan de relatie tussen klachtenafhandeling en gezondheidswinst. Hoewel de onduidelijke relatie ook naar voren kwam bij 2.3, 2.4, en 2.5 vond het panel dat

doorverwijzingen, nazorg en tevredenheid over de klachtenafhandeling wel een indicatie konden geven van de kwaliteit van de zorg.

Algemene opmerking bij de indicatoren over klachtenafhandeling was dat men liever sprak over meldingen dan over klachten omdat burgers niet alleen klachten maar ook vaak informatievragen hebben. Om dit verschil aan te geven wordt voorgesteld om klachten te vervangen door meldingen. Ten slotte blijkt er verschil te zijn tussen GGD’en in het type meldingen dat in behandeling wordt genomen. Sommige GGD’en nemen meldingen over vocht bijvoorbeeld niet in behandeling. Om meer

uniformiteit te creëren, zou eigenlijk vastgesteld moeten worden wat voor meldingen een afdeling MMK in behandeling moet nemen.

Belangrijk nadeel van indicator 4.1 is dat CO-problematiek maar weinig voorkomt en daardoor ook maar een beperkt deel van het werkveld van een afdeling MMK vormt. Het panel stelde voor in plaats van 4.1 een indicator te ontwikkelen voor vocht in woningen. Omdat vocht in woningen vaak

voorkomt, heeft elke GGD ermee te maken. De kans is dan ook groter dat de bestrijding ervan onderdeel uitmaakt van lokaal beleid. Deze indicator is vanuit tijdoverweging niet verder uitgewerkt. In de kolom ‘opmerkingen panel’ van Tabel 20 zijn nog enkele voorstellen voor detailaanpassingen weergegeven. Bij indicator 1.1 vond men het belangrijk dat benadrukt wordt dat de

verantwoordelijkheid van een GGD voor de uitkomst van deze indicator gering is. Voor indicator 2.4 stelde het panel voor om in de beschrijving van de indicator te benoemen dat er zelden klachten over CO binnenkomen en dat daardoor ook nazorg bij klachten over CO weinig voorkomt. Lage percentages moeten dan ook in dit licht bezien worden. Dit hoeft geen indicatie te zijn van slechte zorg.

Bij de indicatoren 2.3 en 2.5 werd gepleit om een verder onderscheid in de indicatoren aan te brengen. De gedachte voor de uitsplitsing bij 2.3 is dat doorverwijzingen gezien kunnen worden als een teken van goede zorg, maar dat een erg hoog percentage doorverwijzingen toch wel vraagtekens kan oproepen. De beide onderdelen van indicator 2.3 dienen volgens het panel in samenhang te worden beschouwd. Het onderdeel ‘afgehandelde klachten’ is overigens identiek aan indicator 2.1, maar indicator 2.1 kreeg als eigenstandige indicator minder steun. Bij indicator 2.5 werd gepleit voor het uitvragen van de mate van tevredenheid.

De vier ontwikkelde indicatoren die op steun van het panel konden rekenen, staan in Tabel 21. Indicatoren 2.1 en 2.2 in Tabel 21 zijn de uitgewerkte onderdelen van indicator 2.3 uit Tabel 20. Zie voor de uitgewerkte indicatoren de descriptive sheets in Bijlage 6.

Tabel 21 Overzicht uiteindelijk voorgestelde indicatoren.

Binnenmilieu

1. Vóórkomen van gunstig gebruik van ventilatie

1.1 Het percentage personen van 19-65 jaar dat woont in een huis met gunstig gebruik van ventilatie, van alle personen van 19-65 jaar die de vragen over binnenmilieu uit de Lokale en Nationale Monitor hebben ingevuld.

2. Afhandeling meldingen binnenmilieu

2.1 Het percentage meldingen dat is afgehandeld, van alle binnengekomen meldingen. 2.2 Het percentage meldingen dat is doorverwezen, van alle binnengekomen meldingen

2.3 Het percentage indieners van meldingen, die kunnen wijzen op CO-problematiek, waarbij aan nazorg is gedaan, van alle indieners van meldingen die kunnen wijzen op CO-problematiek.

2.4 Het percentage indieners van meldingen dat tevreden is over de afhandeling, van alle indieners van meldingen bij wie navraag is gedaan.

12B

8. Bevindingen uit deskundigenraadpleging

In stap 11 in de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten van het Delphi-onderzoek per onderwerp beschreven. Voor de overzichtelijkheid zal in deze paragraaf een totaaloverzicht van de uitkomsten en de algemene bevindingen uit het Delphi-onderzoek en de panelbijeenkomst worden weergegeven. Het doel van de toepassing van de methodiek was om te komen tot verbeterde indicatoren waarmee de IGZ toezicht kan houden op de OGZ. Voor de taakvelden Jeugdgezondheidszorg en Medische

Milieukunde zijn voor vier onderwerpen indicatoren herzien, te weten: psychosociale problemen, kindermishandeling, amblyopie en binnenhuismilieu. Er zijn voor de drie JGZ-onderwerpen in totaal 23 conceptindicatoren ontwikkeld en voor het MMK-onderwerp acht. Twee panels van deskundigen hebben de kwaliteit van de in totaal 31 indicatoren beoordeeld. In Bijlage 7 wordt verder ingegaan op de gehanteerde methode en worden de tussentijdse resultaten gepresenteerd.

34B

8.1 Overzicht resultaten deskundigenraadpleging