• No results found

Definieer het onderwerp en geef duidelijk de relevantie aan

Ervaringen met het verbeteren van enkele van de huidige indicatoren uit de basisset Op basis van geconstateerde verbeterpunten van de huidige indicatorset, de voornoemde kernelementen

Stap 4. Definieer het onderwerp en geef duidelijk de relevantie aan

In stap 3 van blok I is vastgesteld op welk onderwerp (een deel van) de indicatoren betrekking zullen hebben. In deze stap wordt een geselecteerd onderwerp verder gedefinieerd en wordt de relevantie duidelijk aangegeven. De relevantie kan verhelderd worden aan de hand van de in stap 3 genoemde selectiecriteria. Met name de impact op ziekte en sterfte en knelpunten in de uitvoering van de zorg (variatie in de kwaliteit van de zorg, verbeterpotentieel) zijn hier van belang.

Het verschil tussen stap 3 en 4 is dat de selectie in stap 3 niet altijd gestaafd zal zijn met kwantitatieve informatie of literatuurreferenties, maar veelal gebaseerd is op subjectieve observaties (bijvoorbeeld bevindingen bij inspectieonderzoek). Dat hoeft geen probleem te zijn, maar het is voor het vervolg van de indicatorontwikkeling wel van belang dat de relevantie van het onderwerp nader wordt toegelicht. Dit gebeurt in stap 4.

Voorbeeld bij stap 4 Prenatale screening op infectieziekten en erythrocytenimmunisatie (PSIE)

Voor prenatale screening op PSIE kunnen de selectiecriteria ‘aangetoonde of veronderstelde variatie in de kwaliteit van zorg’, ‘te verwachten verbeterpotentieel’ en ‘impact op ziekte en sterfte’ als volgt worden uitgewerkt:

• In Nederland worden alle zwangere vrouwen gescreend op vijf aspecten: bloedgroep en rhesusfactor, hepatitis B, syfilis, hiv en erythrocytenantistoffen. De screening moet tijdig gebeuren, omdat bij syfilis en hiv snel actie moet worden ondernomen als de screeningsuitslag positief is. Hier ligt echter een knelpunt: 18% van de zwangeren wordt pas in week 15 of later gescreend, terwijl vóór of in week 12 gewenst is. Van de syfilis-positieve vrouwen is maar liefst 37% in week 15 of later gescreend. Bij late behandeling van syfilis tijdens de zwangerschap is de kans op besmetting bij het ongeboren kind groter en kan er een miskraam, doodgeboorte of andere onherstelbare schade optreden. Vanwege dit risico voor de

volksgezondheid en de mogelijkheid om de zorg te verbeteren, heeft TNO Kwaliteit van Leven de indicator die eerder door het RIVM was ontwikkeld, overgenomen in een voorstel voor een set indicatoren voor ketenaansluiting bij bevolkingsonderzoek (Broerse et al., 2007).

Om te komen tot een heldere definitie en nadere beschrijving van de relevantie, is een

literatuuronderzoek vaak noodzakelijk. Hoe uitgebreid deze wordt, hangt af van de beschikbare tijd en de mate waarin al degelijke achtergrondstudies over de onderwerpen zijn uitgevoerd. Een formeel literatuuronderzoek met behulp van literatuurdatabases (bijvoorbeeld Medline) is niet altijd nodig. Het is wel aan te raden om bij experts na te vragen of de belangrijkste literatuur is verzameld. De typen documenten die bestudeerd kunnen worden, zijn:

• richtlijnen en protocollen;

• wetenschappelijke rapporten die het onderwerp in brede zin beschrijven; • knelpuntnotities, bijvoorbeeld van de IGZ;

• (beleids)evaluaties van bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen of beleidsorganen;

• beleidsstukken van bijvoorbeeld ministeries, Interprovinciaal Overleg (IPO), VNG, GGD Nederland, ActiZ;

• standpunten van beroepsgroepen en brancheorganisaties; • wetteksten.

In onderstaand voorbeeld wordt aangegeven hoe er in de praktijk gebruikgemaakt wordt van bronnen bij indicatorontwikkeling. Het project in het voorbeeld is nog niet afgerond, maar de onderwerpen (‘indicatorgebieden’) waarvoor indicatoren ontwikkeld kunnen worden, zijn wel geïdentificeerd.

Voorbeeld bij stap 4 Indicatorgebieden binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg

Voor het ontwikkelen van indicatoren voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) heeft de academische werkplaats GGD Amsterdam/AMC-UvA een conceptueel kader voorgesteld. Daartoe heeft zij een matrix opgesteld waarin de doelgroepen en de functies van de OGGZ zijn opgenomen. Op elk snijvlak binnen de matrix ontstaat zo een indicatorgebied, bijvoorbeeld op het snijvlak van daklozen en signalering van doelgroepen. Een indicator die hieruit kan volgen, is: ‘percentage daklozen dat gesignaleerd wordt door partners in de zorgketen’. In de matrix zijn 36 indicatorgebieden weergegeven (Lauriks et al., 2008). Bij het ontwikkelen van de matrix hebben de onderzoekers gebruikgemaakt van de volgende bronnen: • overzichtsrapporten over de internationale en Nederlandse literatuur op het gebied van prestatie-indicatoren

voor de GGZ en OGZ (proefschrift, scriptie);

• beleidsdocumenten van het ministerie van VWS, de G4-gemeenten, GGZ-organisaties uit de G4- gemeenten, GGD Nederland;

• basisset prestatie-indicatoren GGZ en verslavingszorg; • basisset indicatoren OGZ;

• beleidsdocumenten over OGGZ uit Amsterdam;

• raadpleging van auteurs van de bovengenoemde beleidsdocumenten; • raadpleging van drie experts op het gebied van OGGZ;

kan worden aangegeven wat hun verantwoordelijkheden en taken zijn, en hoe de verschillende actoren zich hierbij van elkaar onderscheiden. Indien zich botsende belangen voordoen, zouden de belangen of doelen die ze nastreven in kaart gebracht kunnen worden. Ook kan het inzichtelijk zijn daarbij globaal de mate van invloed aan te geven.

In onderstaand voorbeeld over de spoedeisende keten zijn de betrokken partijen bij de eerste drie fasen in de zorg voor patiënten met een spoedeisend gezondheidsprobleem weergegeven. Tevens wordt ingegaan op de taken van de betrokken actoren. Uit het voorbeeld wordt duidelijk dat triage ter plaatse een verantwoordelijkheid is van first responders, huisarts en ambulancebemanning.

Voorbeeld bij stap 5 Actoren in de spoedeisende keten

In het project ‘Prestatie-indicatoren Spoedeisende Keten’, is in de beginfase van het project een overzicht gemaakt van de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van de spoedeisende zorg (Gijsen et al., in prep.). Dit is in onderstaand schema uitgewerkt, met onderscheid naar de fasen in de zorg voor patiënten met een spoedeisend gezondheidsprobleem (alleen de eerste drie fasen zijn weergegeven).

Fase Wie Actie Voorzieningen

Patiënt Bellen huisarts of 112 Telefoon Omstanders Bellen huisarts of 112 Telefoon Huisarts, huisarts- assistente, huisartsenpost Triage Bellen MKA Telefoon 1. Melding

Centralist MKA Aanname melding Triage

Uitgifte ritopdracht Instructie aan melder

MKA

2. Verplaat- sen van zorg naar de patiënt Huisarts Ambulancebemanning Traumahelikopter MMT Uitrukken Rijden Aanlopen

Auto huisarts, ambu- lance of trauma- helikopter

Omstanders Eerste hulp EHBO-set, publieke AED

First Responders (politie, brandweer, bedrijfs- hulpverlening)

Eerste hulp Triage

Basic life support,

EHBO-set, AED

Huisarts Triage

Acute zorg/basic life support

Visitetas, AED, huisartsenauto 3. Aan- wezigheid hulpverle- ners ter plaatse Ambulancebemanning MMT Traumahelikopter Triage

Acute zorg/advanced (trauma) life support

Vervoersklaar maken

Ambulance Traumahelikopter

AED = automatische externe defibrillator MKA = meldkamer ambulancezorg MMT = mobiel medisch team

Een beschrijving van het zorgproces op hoofdlijnen kan bij deze stap ook nuttig zijn. Daarbij wordt beschreven met welke zorgverleners burgers of patiënten achtereenvolgens contact hebben, wat bij elk contact gedaan wordt en welke vervolgstappen gezet dienen te worden. Het volgende voorbeeld beschrijft de opsporing van zeldzame ziekten bij pasgeborenen.