• No results found

VAN HET VOLKERAK-ZOOMMEER AFHANKELIJKE REGIONALE WATERVOORZIENING Korte kenschets kenmerken

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 194-197)

Huidige situatie

6 Effecten van de alternatieven

6.3.3 VAN HET VOLKERAK-ZOOMMEER AFHANKELIJKE REGIONALE WATERVOORZIENING Korte kenschets kenmerken

De gebieden Tholen, Philipsland en de Reigerbergsche Polder in Zeeland, Oostflakkee in Zuid-Holland en in West-Brabant de Polders Nieuw Vossemeer, Auvergnepolder en polders langs de Mark-Vlietboezem gebruiken zoet water uit het Volkerak-Zoommeer voor

Figuur 6.4

Inlaatpunten in West-Brabant zonder mitigerende maatregelen (Witteveen + Bos, 2008c)

GRONDWATER OMLIGGENDE POLDERS

landbouwkundige doeleinden. In de huidige situatie vormt de waterkwaliteit (lees blauwalgen) vanaf juni/juli een belemmering voor de aanvoer van dit water. Wanneer het water in het Volkerak-Zoommeer zout is, is dit ongeschikt voor inname.

Effecten

Effecten van het referentiealternatief Binnen het plangebied

Dit aspect is niet van toepassing binnen het plangebied.

Binnen het studiegebied

Op het moment dat blauwalgen zichtbaar in het water aanwezig zijn, wordt de

waterinname voor de regionale zoetwatervoorziening gestaakt. In het referentiealternatief zal de inname van zoetwater vrijwel ieder jaar vanaf juni/juli worden gestaakt. Ondanks een reductie van de voedselrijkdom van het water uit de Brabantse rivieren (tot MTR-norm) heeft het referentiealternatief geen significante effecten voor de regionale

zoetwatervoorziening. Het water in het Volkerak-Zoommeer blijft een voedselrijk systeem waarin blauwalgen een terugkerend probleem blijven vormen voor de regionale

watervoorziening. Buiten het blauwalgenseizoen blijft het water geschikt voor inname.

Effecten van het aangepast alternatief Zout Binnen het plangebied

Dit aspect is niet van toepassing binnen het plangebied.

Binnen het studiegebied

In het aangepaste alternatief Zout verdwijnt de mogelijkheid om zoet water in te nemen (- - -).

6.3.4

PEILBEHEER

Korte kenschets kenmerken

Het peil van het Volkerak-Zoommeer wordt gereguleerd via de Volkeraksluizen, de Bathse Spuisluis en in situaties met extreme wateroverlast de Krammersluizen. De aanwezigheid van een doorlaatmiddel in de Philipsdam vergroot de mogelijkheden van peilregulering.

Over de peilen op de Schelde-Rijnverbinding zijn afspraken gemaakt met België. Het Waterakkoord bevat de afspraken over het dagelijks peilbeheer en dat in bijzondere omstandigheden, conform het interim peilbesluit van 1996.

Effecten

Effecten van het referentiealternatief Binnen het plangebied

In het referentiealternatief is het gewenste peilbeheer volgens het vigerende peilbesluit onder dagelijkse omstandigheden goed handhaafbaar. Wanneer wateroverlast door extreme neerslag optreedt, moeten de Krammersluizen als noodvoorziening worden ingezet.

Volgens de klimaatscenario’s van het KNMI zal deze situatie steeds vaker gaan optreden.

De zoet-zoutscheiding op de Krammersluizen zal bij het uitstellen van onderhoud minder effectief worden. Op dit moment zijn de diepe putten achter de Krammersluizen zouter (900 – 1000 mg Cl/l) dan het water van het Volkerak-Zoommeer. In periode van droogte (lees:

lage rivierafvoer) kan dit bijdragen aan een sterker oplopend chloridegehalte en tot het niet kunnen handhaven van de chloridenorm. In de jaren 2003 en 2011 was er door de lage afvoer van de Rijn onvoldoende water beschikbaar via de Volkerakspuisluizen om het chloridegehalte op het Volkerak-Zoommeer voldoende laag te houden (zie §4.3.2).

Een uitzonderlijke situatie wordt geschapen door de waterberging op het Volkerak-Zoommeer. Dit is een incidentele gebeurtenis (van 1/1400 jaar) die tijdelijk gedurende 2 tot 8 dagen tot een hoger peil op het Volkerak-Zoommeer leidt. In een dergelijke situatie kan een waterstand voorkomen van meer dan twee meter boven NAP. De bestaande kunstwerken moeten worden aangepast om deze tijdelijke peilverhoging op te vangen.

Binnen het studiegebied

Door de aanwezigheid van blauwalgen in de zomer kunnen knelpunten ontstaan in de voor peilbeheer van het Volkerak-Zoommeer afhankelijke polders, zoals op Oostflakkee, Tholen, Philipsland en in de Reigerbergse Polder, en in West-Brabant de polders Nieuw Vossemeer, Auvergnepolder en polders langs de Mark-Vlietboezem.

Toename van de wateroverlast door extreme regenval kan leiden tot de noodzaak van een grotere afvoercapaciteit via het Volkerak-Zoommeer. Deze capaciteit komt in het

referentiealternatief niet beschikbaar.

Wanneer vanuit het Hollandsch Diep water wordt ingelaten ten behoeve van berging (verwachte frequentie statistisch eens per 1400 jaar) zal dit leiden tot hogere peilen en wateroverlast in West-Brabant omdat hier tijdelijk geen afvoer mogelijk is via de Brabantse rivieren.

Effecten van het aangepaste alternatief Zout Binnen het plangebied

Bij het aangepaste alternatief Zout is een doorlaatmiddel in de Philipsdam beschikbaar.

Hierdoor wordt het peilbeheer flexibeler en kan eerder ingespeeld/geanticipeerd worden op extreme situaties. (+)

In variant P300 zal het peil fluctueren tussen NAP-0,25 m en NAP+0,05 m. Deze peilfluctuatie past binnen de huidige peilafspraken in het Schelde-Rijn verdrag en wijkt slechts in geringe mate af van de afspraken in het waterakkoord.

Bij variant P700 zal het peil fluctueren tussen NAP -0.28 m en NAP+0.28 m. Deze

peilfluctuatie past nog steeds binnen de huidige peilafspraken in het Schelde-Rijn verdrag, maar wijkt in iets grotere mate af van de peilen in het interim Peilbesluit.

Veiligheid waterkeringen

Bij beide varianten van het aangepaste alternatief Zout treden dusdanige waterstanden op, dat op geen enkel moment sprake kan zijn van een onveilige situatie voor de waterkeringen.

Omdat het Volkerak-Zoomeer door de Philipsdam, de Oesterdam en de Volkerakdam is afgesloten van de directe invloed van de zee, zijn de waterkeringen langs het meer primaire waterkeringen, categorie c. Volgens het rapport Hydraulische randvoorwaarden voor

categorie c-keringen; Achtergrondrapport keringen langs het Volkerak-Zoommeer (dijkring 25, 27, 31, 33, 34) (Slootjes en van Veen, HKV lijn in water, PR1322, november 2008) varieert het toetspeil voor de waterkeringen bij een normfrequentie van 1/4000 tussen NAP+0,80 en NAP+1,2 meter. Deze waterstanden worden bij het aangepaste alternatief Zout niet bereikt, ook niet wanneer er sprake is van opzet van het peil als gevolg van storm.

Het waterpeil kan wel flink oplopen wanneer water afkomstig van de grote rivieren wordt geborgen op het Volkerak-Zoommeer. In het kader van de planstudie Waterberging

Volkerak-Zoommeer is onderzocht welke gevolgen deze peilopzet kan hebben voor de waterkeringen langs het meer.

Binnen het studiegebied

Door de aanleg van het nieuwe doorlaatmiddel kan, in situaties van (dreigende)

wateroverlast rond de Brabantse rivieren, effectiever en flexibeler ingegrepen worden ten opzichte van de situatie in het referentiealternatief (+).

6.3.5

AFWATERING AANLIGGENDE WATERSYSTEMEN

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 194-197)