• No results found

REGIONALE WATERVOORZIENING

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 95-100)

4 Huidige situatie en autonome ontwikkeling

4.3.3 REGIONALE WATERVOORZIENING

Het Volkerak-Zoommeer heeft na de afsluiting in 1987 een functie voor regionale watervoorziening gekregen. Het Volkerak-Zoommeer levert zoet water in Oostflakkee, de West-Brabantse poldergebieden Nieuw-Vossemeer, Hendrikpolder en de Auvergnepolder en de Zeeuwse gebieden Tholen, St. Philipsland en Reigersbergsche polder. Daarnaast wordt water ingelaten in het Mark-Vlietsysteem als de waterkwaliteit dit toelaat.

Oostflakkee laat voornamelijk water in vanuit het Haringvliet. Het deel van Oostflakkee dat op het Volkerak-Zoommeer is aangewezen is relatief klein.

De inlaat naar regionale wateren en polders vindt plaats voor peilbeheer, compensatie van verdamping en beregening. Daarnaast speelt in de Zeeuwse gebieden doorspoeling een rol voor het verlagen van de zoutconcentratie. Omdat de landbouw gebruik maakt van het water wordt een maximum chlorideconcentratie van 450 mg Cl/l bij het Bathse Spuikanaal aangehouden. Vanuit het Hollandsch Diep wordt doorgespoeld om de chlorideconcentratie onder het maximum te houden.

De waterschappen willen voorkomen dat blauwalgen zich verspreiden in het regionale watersysteem vooral vanwege de kwaliteit van het waterecosysteem. Daarnaast is voor beregening of gietwater van hoogwaardige gewassen, zoals tuinbouwgewassen, fruit en bloembollen, water van goede kwaliteit gewenst. De waterschappen zetten daarom de inlaat van water stop als bij de inlaatpunten blauwalgen worden waargenomen. Vanaf 2003 is de inlaat bij meerdere innamepunten (bijna) elk jaar gestaakt vanwege blauwalgen. In figuur 4.27 staan de inlaatlocaties weergegeven.

Binnen een beperkt deel op Oostflakkee is het de laatste jaren mogelijk om bij blauwalgen op het Volkerak-Zoommeer (extra) water in te laten vanuit het Haringvliet bij Den Bommel.

Figuur 4.27

Inlaatlocaties zoetwater

Via het bestaande systeem wordt het water dan richting het zuiden getransporteerd. Deze aanvoerroute heeft veel inliggende knelpunten en heeft een beperkte capaciteit.

In tabel 4.5 worden de oppervlakten, inlaatdoeleinden, inlaatpunten en de maatgevende zoetwaterbehoeften (in het groeiseizoen) vermeld van de gebieden die water inlaten vanuit het Volkerak-Zoommeer. Het gaat hier om de maatgevende vraag in droge perioden gedurende het groeiseizoen, omgerekend in totaal ruim 6,5 m³/s (Witteveen+Bos, 2005). De maximale hoeveelheid water die in de huidige situatie in de praktijk wordt ingelaten vanuit het VZM (de gerealiseerde piekvraag) wordt geschat op 4,3 m3/s. De onttrekkingen aan het Volkerak-Zoommeer zijn relatief klein ten opzichte van de totale waterbalans.

Een van de oorzaken waardoor de gerealiseerde piekvraag kleiner is dan de maatgevende vraag is het staken van de waterinlaat wegens blauwalgoverlast op het VZM. Tabel 4.6 geeft een overzicht van het stopzetten van de waterinlaat vanuit het VZM naar de omringende polders volgens gegevens van de waterschappen (De Vries et al., 2012).

Deelgebied Oppervlak Doel Inlaatpunten

Maatgevende

Drie Grote Polders en Oud-Kijkuit

Inlaatgemaal Rilland 3,3 0,38 0,35

Oostflakkee 3.000 ƒ beregening

geen gegevens aanwezig geen gegevens ontvangen inlaat is open, geen inlaatstop inlaat via vrij verval inlaat via pompgemaal

n x z

geen waterinlaat wegens voldoende neerslag inlaat gestopt wegens blauwalgen

inlaat gestopt wegens te hoog chloridegehalte Tabel 4.5

Inlaat ten behoeve van regionale zoetwatervoorziening vanuit Volkerak-Zoommeer

(Witteveen+Bos, 2005; De Vries et al., 2012)

Tabel 4.6

Innamestops van water uit het Volkerak-Zoommeer in de zomers van 2003 - 2011

Vanuit de Mark-Vlietboezem wordt een groot aantal polders voorzien van water. Het totale areaal dat vanuit de boezem wordt voorzien is ongeveer 30.000 ha. De aanvulling van de Mark-Vliet boezem kan op een paar verschillende manieren plaatsvinden. Ten eerste wordt de boezem gevoed door een aantal beken en riviertjes zolang deze afvoer hebben. Als de afvoer minder wordt dan de hoeveelheid die door de polders wordt onttrokken, of de afvoer terugloopt tot nul dan moet er vanuit het hoofdsysteem water worden ingelaten. De maximale huidige waterbehoefte vanuit de Mark-Vlietboezem wordt geschat op 5,6 m3/s in een droge periode, waarbij de aanvoer vanuit de beken op nul gesteld wordt (Witteveen en Bos, 2010).

Het inlaten van water kan op twee manieren gebeuren, namelijk door waterinlaat vanuit het Wilhelminakanaal bij Oosterhout of waterinlaat vanuit het Volkerak-Zoommeer bij

Dintelsas en Benedensas. In principe gebeurde in het recente verleden de inlaat vanuit het Volkerak-Zoommeer. Deze inlaat is passief, het ‘terugstromen’ van water vanuit het Volkerak-Zoommeer naar de Mark-Vlietboezem kan alleen plaatsvinden bij een laag waterpeil op de boezem (negatief verhang ten opzichte van het Volkerak-Zoommeer-peil).

Deze passieve inlaat of terugstroming van water vanuit het Volkerak-Zoommeer wordt voor de periode 1988-2007 geschat op een zomergemiddeld continu debiet van 0,5 m3/s, en het maximum op 1,4 m3/s. Het Volkerak-Zoommeer voorzag daarmee vóór 2005 (zonder inlaat Oosterhout) in maximaal 25% van de zoetwatervraag van het peilbeheerste gebied van de Mark-Vlietboezem (De Vries et al., 2012).

In periodes met hoge concentraties blauwalgen, wordt de inlaat vanuit het Volkerak-Zoommeer gestaakt. Het waterschap sluit in dit geval de sluizen Benedensas bij De Heen en de Mandersas bij Dintelsas om zoveel mogelijk water vast te houden en indringing van water vanuit het Volkerak-Zoommeer tegen te gaan. De sluizen worden dan alleen nog geopend om te schutten. In tabel 4.7 is een overzicht opgenomen van de perioden waarin de sluizen gesloten zijn geweest voor de periode 1995 tot 2005. Vanaf 1995 zijn de sluizen ieder jaar vanaf half juni tot eind oktober gesloten.

Jaar Periode Aantal dagen

1995 14 september 1

1996 17 juni t/m 30 september 104

1997 31 juli t/m 30 september 62

1998 25 juni t/m 11 september 78

1999 23 juni t/m 1 oktober 70

2000 2 juli t/m 16 september 46

2001 18 juni t/m 15 september 89

2002 17 juli t/m 14 oktober 90

2003 18 juni t/m 8 oktober 82

2004 11 juni t/m 14 oktober 126

2005 12 juli t/m 25 oktober 106

Op de momenten dat er sprake is van blauwalgoverlast op het Volkerak-Zoommeer, wordt water ingenomen bij Oosterhout. Omdat in de huidige situatie de bruinrotbacterie in het water van het Wilhelminakanaal voorkomt, wil het waterschap de inlaat van water bij Oosterhout in principe minimaliseren.

Vanaf 2005 is het zogenaamde ‘doorspoelregime’ van de Mark-Vliet boezem van kracht. Het waterschap Brabantse Delta (WSBD) hanteert dit regime sinds 2005: bij Oosterhout wordt in dat deel van de zomerperiode waarbinnen er geen aanvoer vanuit het VZM mogelijk is Tabel 4.7

Overzicht van de perioden dat de sluizen bij Dintelsas en Benedensas gesloten zijn geweest in verband met blauwalgen

vanwege drijflagen van blauwalgen, in toenemende mate (Maas)water ingelaten vanuit het Wilhelminakanaal ten behoeve van de waterkwaliteit, blauwalgbestrijding en

peilhandhaving in het beheergebied van het waterschap. Hierbij geldt een protocol waarbij er geen water via Oosterhout wordt ingelaten als het risico op bruinrot te groot wordt (zie ook paragraaf 4.1.1 en figuur 4.5).

Autonome ontwikkelingen

Een verbetering van de leveringszekerheid ten gevolge van vermindering van het blauwalgenprobleem is nog ongewis (paragraaf 4.2). Daarnaast is er een trend van omschakeling van traditionele akkerbouwgewassen naar specifieke teelten, zoals tuinbouwgewassen, fruit en bloembollen.

Hierdoor neemt in het voorjaar de behoefte aan zoet water van goede kwaliteit toe (Ministerie van LNV, 2006). Ook stellen deze specifieke teelten hogere eisen aan het chloridegehalte. De vraag naar water van goede kwaliteit voor de regionale

zoetwatervoorziening zal in de komende jaren toenemen. Door het hogere chloridegehalte is water uit het Volkerak-Zoommeer minder aantrekkelijk dan water uit het Hollandsch Diep – Haringvliet.

4.3.4

PEILBEHEER

Huidige situatie

Het peilbeheer van het Volkerak-Zoommeer is geregeld in het Peilbesluit dat in 1996 door het Ministerie van V&W is vastgesteld. Het Peilbesluit gaat uit van een meerpeil, dat onder invloed van natuurlijke omstandigheden fluctueert (regenmodel), waarbij ernaar wordt gestreefd de fluctuaties te beperken tussen NAP -0,10 m en NAP +0,15 m. Doel van dit fluctuerend peilbeheer is het voorkomen van een omslag naar een troebel, door witvis en algen gedomineerd, zoet watersysteem (RWS Zeeland, 2005) en het stimuleren van de oevervegetatieontwikkeling.

Het Peilbesluit heeft een tijdelijk karakter. In het Permanent Overlegorgaan voor Waterbeheer en Noordzee-aangelegenheden (POWN) is opgemerkt dat op termijn een beheer met een ruimer peilverschil nodig kan zijn, maar dat daarvan niet op voorhand mag worden uitgegaan. De Raad voor de Waterstaat heeft een minimum peil voor het Volkerak-Zoommeer van NAP -0,25 m gedefinieerd met het oog op scheepvaart en landbouw. Dit heeft echter geen bindende betekenis. Daarnaast is er een tractaat (zie kader) tussen Nederland en België opgesteld, waarin een maximum peil van NAP +0,50 m en een ondergrens NAP -1,00 m zijn vastgelegd voor het Volkerak-Zoommeer.

VERDRAG BETREFFENDE DE VERBINDING TUSSEN DE SCHELDE EN DE RIJN Koninkrijk der Nederlanden, Koninkrijk België, ’s Gravenhage, mei 1963.

(In dit traktaat zijn de wederzijdse verplichtingen vastgelegd voor de realisering en het beheer en onderhoud van de Rijn-Scheldeverbinding. Ook is een geschillenregeling opgenomen).

Artikel 15

De partijen treffen op haar gebied de nodige maatregelen opdat het peil van de Kreekrak zoveel mogelijk gehandhaafd blijft op NAP +1,60 m. (..) Zodra het kanaal een waterstand van NAP +1,95 m heeft bereikt, doet de Belgische dienst op het eerste verzoek van de Nederlandse dienst de waterafvoer naar het kanaal tot nader bericht volledig openhouden

Nederland draagt zorg, dat de waterstand op het Volkerak/Zoommeer na de afsluiting van de Oosterschelde, bijzondere omstandigheden van wind voorbehouden, niet daalt beneden NAP -1,00 m en niet stijgt boven NAP +0,50 m

In figuur 4.28 is het peilverloop over de jaren 2002 en 2003 weergegeven op drie locaties:

Volkerak, Vossemeer en Mond Spuikanaal. Hierin is de seizoensfluctuatie van het peil duidelijk zichtbaar.

p e il V Z M ja re n 2 0 0 2 -2 0 0 3

-2 0 -1 0 0 1 0 2 0 3 0 4 0

J F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D

d a tu m

peil in cm tov NAP

V K V O S M S P U I m e e r p e il -1 0 + 1 5

Omdat het Volkerak-Zoommeer via schut- en spuisluizen in verbinding staat met de omringende oppervlaktewateren, heeft het peil op het meer geen invloed op dat van de Ooster- en Westerschelde, het Hollandsch Diep en het Antwerps Kanaalpand.

Autonome ontwikkelingen

Het peilbesluit heeft een tijdelijk karakter (de einddatum is onbekend). Het POWN heeft aangegeven dat op termijn wellicht een groter peilverschil nodig is. De mogelijkheid voor het invoeren van een groter peilverschil moet, op termijn van maximaal vier jaar, blijken uit een studie en uit de evaluatie van het nu vastgestelde peilbeheer. De uitkomst van deze planstudie kan aanleiding zijn om het peilbesluit en –beheer aan te passen.

Een incidentele, forse aanpassing van het peil wordt mogelijk in de toekomst veroorzaakt door de berging van grote hoeveelheden rivierwater. Deze maatregel is onderdeel van de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Een projectbesluit (SNIP3) is begin 2012 voorzien met aansluitend de terinzagelegging van de projectdocumenten. In de planstudie Waterberging Volkerak-Zoommeer is onderzocht wanneer en hoe vaak peilopzet in de toekomst kan optreden. De waterberging wordt ingezet wanneer aan de noordkant van de Volkeraksluizen (Rak Noord) een waterstand van NAP + 2,60 m of hoger wordt voorspeld én de stormvloedkeringen (Maeslantkering en Hartelkering) worden gesloten. Het inlaten van water gebeurt door openzetten en openhouden van de Volkerakspuisluizen gedurende de waterbergingsperiode. Het waterpeil op het Volkerak-Zoommeer zal daardoor stijgen.

De verwachte maatgevende hoogwaterstand op het VZM zal in 2015 NAP +2,30 m bedragen. (De maximale waterstand die in een specifieke waterbergingssituatie optreedt, hangt af van de optredende combinatie van rivierafvoer en stormopzet op zee). Direct voorafgaand aan de waterberging wordt het waterpeil van het Volkerak-Zoommeer verlaagd door middel van voorspuien. Dit is bedoeld om de bergingscapaciteit van het Volkerak-Zoommeer zo groot mogelijk te maken. Er wordt voorgespuid naar de Oosterschelde en de Westerschelde.

Figuur 4.28

Peilverloop over de jaren 2002 en 2003 op de locaties Volkerak (VK), Vossemeer (VOSM) en Mond Spuikanaal (SPUI) (RWS Zeeland, 2005)

In bijlage 3 wordt meer informatie gegeven over de waterberging op het Volkerak-Zoommeer in het kader van Ruimte voor de Rivier.

4.3.5

AFWATERING AANLIGGENDE WATERSYSTEMEN

In document planstudie Waterkwaliteit (pagina 95-100)